Hemolytische anemie

Kliniek

Anamnese: Infecties? B-symptomen? Hematurie(hemoglobunurie)/donker urine? Auto-immuunziekten? Medicatie? Flankpijn? Acrocyanose? 

Lichamelijk onderzoek: Icterus? Lymfeklierzwelling? Lever- en miltgrootte?

Laboratoriumonderzoek: hemolyse parameters, reticulocytenrespons (komt na een paar dagen op gang), coombs

Indeling

Immuun-gemediëerde hemolyse

DAT = Coombs

Erytrocyten van patiënt wassen en incuberen met Coombs-reagens:

DAT positief = indicatief voor in vivo gebonden antistoffen/complementdepositie aan erytrocyt

DAT positief --> uittypering --> indirecte DAT

Indirecte Coombs = eluaat

Elueren = het losmaken van een geadsorbeerde stof van het adsorbens. Elueren zorgt voor concentratie van de antistoffen, betere meting


Kruisbloed: Screening bij ‘kruisbloed’ op irregulaire anti-erytrocytenantistoffen voor bloedtransfusie

Hamer et al. NTvG 2018

Warmte antistoffen

Bindingstemperatuur >30gr

Specificiteit: vaak voor het Rhesus-antigeen.

Antistoffen: meestal IgG, oligoclonaal. Zelden IgA

Etiologie

Koude antistoffen

Bindingstemperatuur < 30gr*

Specificiteit: vaak voor het I/i-antigeen.

Antistoffen: meestal IgM (+complement)

Etiologie

* labafname WARM doen

~15% vd AIHA heeft koude antistoffen

Bifasisch*

Bifasische binding bij 

(Donath-Landsteiner)

Specificiteit: vaak voor het P-antigeen.

Etiologie:

*paroxysmale koude hemoglobinurie (PCH)

Algemene behandeling AIHA

Algemeen

Onderliggend lijden behandelen

AIHA is niet geregelateerd aan tumorload, maar ziekteactiviteit

Warmte antistoffen

Prednison (1 mg/kg):

Steroïd-refractair:

Koude antistoffen

Normothermie/warmte geven

Beloop vaak mild, echter indien persisterend: overweeg rituximab evt icm purineanaloga

Acute situaties: plasmaferese

Koude-gevoelige antistoffen

Drie categoriën koude-gevoelige antistoffen


Koude agglutinatie ziekte is een vorm van AIHA. Naamgeving op basis van kliniek (klachten geluxeerd door koude) alsmede labfenomeen (agglutinatie in vitro bij 4°C).

In de lichaamskern binden de IgM-agglutinines niet aan de RBC, maar in de periferie koelt het bloed af en kan IgM binden aan de RBC. Deze IgM-RBC binding activeert de complement-cascade (C3b). Een C3b gecoated RBC stroomt terug naar de kern waarbij in warmte het IgM weer dissocieert. C3b-gecoated cellen worden vervolgens opgeruimd in de lever, resulterend in extravasculaire hemolyse (soms ook intravasculair). De ernst van hemolyse is afhankelijk van de "thermal amplitude" en in mindere mate van de IgM serum concentratie. 

Eigenschappen koude agglutines

CAD in 90% of patients is an IgM–mediated process, with rare findings of monoclonal IgG, IgA, or λ light chain restriction, whereas warm AIHA is predominantly an IgG-driven disease. 

There are a variety of antigenic epitopes on the surface of RBCs, many of which have been serologically defined as blood group antigens. Cold agglutinins react with RBC antigens that contain polysaccharide (carbohydrate or sugar) epitopes on glycoproteins or glycolipids such as ceramide or glycophorins. The vast majority of cold agglutinins are directed against "I" or "i" antigens of the I blood group (referred to as "big I" or "little i" respectively). The big I and little i antigens are ubiquitous (present on all cell membranes) and structurally related. Little i is the predominant structure on fetal RBCs. It consists of a straight-chain polymer of at least two lactosamines. After birth, an enzyme becomes activated that can add additional lactosamine disaccharides to galactose, resulting in a branched chain structure that constitutes the big I antigen. Thus, little i is progressively converted to big I during infancy, and most children become big I positive by the age of two years. The function of the big I and little i antigens is unknown. 

Kliniek

Koude agglutinatie ziekte treedt meestal op rond 70 jaar, gemiddeld iets vaker vrouwen. 

Anamnese/LO: livedo reticularis, Raynaud, acrocyanose en zeldzamer cutane necrose. Minder vaak splenomegalie en hemoglobinurie.

Lab: hemolyse, positieve Coombs (anti-C3 POS)

Geassocieerde ziektebeelden: in 70% geassocieerd met lymfoproliferatieve ziekte (NHL), maligniteit (sarcoom, carcinoom, melanoom), infectie of autoimmuun ziekte (lupus, RA). 

Differentiaal diagnose CAD: IgM monoclonal gammopathy of undetermined significance (MGUS), Waldenström macroglobulinemia. 

Behandeling

AIHA door medicatie

Medicatie kan in een positieve DAT resulteren, met soms hemolyse tot gevolg. 

Allo-immuungemediëerd


Non-immuun hemolyse

Hereditair versus verworven

Hereditair

Pathologie: erfelijke G6PD deficiëntie op X-chromosoom (of glutathion deficiëntie)  maakt de erytrocyten verhoogd gevoelig voor oxidatieve beschadiging
Kliniek: mild, behoudens ernstige hemolyse 1-4dg na gebruik van oxiderende geneesmiddelen of tuinbonen (Vicia fava).
Inductoren: antimalariapreparaten (primaquine, chloroquine), nalidixinezuur, sulfonamiden, nitrofurantoïne, vitamine K-preparaten, naftaleen (mottenballen), tuinbonen en infecties (bacterieel/viraal))

Verworven