Openbaar vervoer, Bus, Tram, Metro, het waarom

Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer (OV) is personenvervoer waar iedereen die dat wil gebruik van kan maken.

Collectief OV is OV waar onderweg meer mensen kunnen in- en uitstappen, o.a. Bus, Tram en Metro.

Als er een vaste route gereden wordt, dan heet het een lijndienst, lijndiensten rijden ook volgens een vast tijdschema, een zgn dienstregeling.


Bronnen

Dit artikel bevat informatie die o.a. ontleend is aan

de Scriptie Sociale Geografie, donderdag 26 augustus 1994

Woorden & Daden veranderende visies op het openbaar vervoer in Amsterdam. 2. achtergrondinformatie. (opent in een nieuw venster)

door Matthijs Breebaart.


Waarom rijdt er een bus, waarom een tram of een metro?

  • Tram en Metro zijn beiden railvervoer, onder deze verzamelnaam worden ze vergeleken met busvervoer.

  • Het aantal (te verwachten) te vervoeren reizigers is een belangrijke overweging bij de keuze tussen bus of railvervoer.

  • Op het moment dat voor railvervoer wordt gekozen, bestaat er een grijs gebied waarbinnen passagiersaantallen niet direct een keuze voor tram- of metro-oplossingen legitimeren.

  • Voor- en tegenstanders kunnen dan nadruk leggen op aspecten als betrouwbaarheid, fijnmazigheid, beschikbaarheid van financiële middelen, prestige of toekomstige vervoersvraag.

  • Het hangt van de invloed van de de betrokken personen, organisaties en instanties bij de uitvoering van het onderzoek of planstudie af welke argumenten gehoord worden en welke niet.

De vergelijking

Busvervoer

Railvervoer

  • Flexibel

  • Star

  • Rijdt gewoon over de weg, heeft geen eigen baan nodig.

  • Heeft een eigen spoorbaan nodig.

  • Kan gebruik maken van vrije banen voor bussen en trams/bussen.

  • De baan kan gecombineerd worden met een gewone weg en/of vrije busbaan

  • Routewijziging eenvoudig mogelijk

  • Routewijziging kostbaar zodra daar nieuwe rails voor nodig zijn

  • Goedkoop exploiteren

  • Kostbare exploitatie

    • aanleg, kostbaarder naarmate uitgebreider, straattram, ongelijkvloerse kruisingen, volledig vrij tracé, ondergronds.

    • voertuigen duurder dan bussen, op grote schaal is exploitatie economisch verantwoord.

  • Aantal reizigers (indicatie zit/totaal):

    • gewone bus 40/70

    • gelede bus 59/140

    • dubbel gelede bus 60/210

  • Aantal reizigers (indicatie zit/totaal)

    • gewone stadstram (Combino) 59/194

    • Sneltram (lijn 51 S1,S2) 64/233*

    • Sneltram (lijn 51 M4) 66/250*

    • Regiotram (Randstadrail) 72/216*

    • Metro (Zilvermeeuw) 98/300*

    • Metro (Metropolis) 198/960

  • * = gekoppeld rijden mogelijk

Busexploitatie economisch tot 20.000 reizigers per dag.

Exploitatie economisch mogelijk vanaf 20.000 reizigers per dag

  • Milieu:

    • Schoonste dieselmotor, euro6

    • Electrisch, emissievrij. Verplicht in 2025, wordt reeds geëist in aanbestedingen (Haarlem-IJmond)

  • Milieu

    • electrisch, emissievrij.

  • Geluidhinder

    • Diesel: dieselronk, beperkt dankzij moderne en ingekapselde motoren

  • Geluidhinder

    • Piepen/knarsen van de wielen op de rails

  • Volksgezondheid, invloed van

    • elektromagnetische velden (bij electrische aandrijving)

    • fijnstof in uitlaatemissie (bij dieselaandrijving)

  • Volksgezondheid, invloed van

    • electromagnetische velden

    • fijnstof van stroomafnemers

  • Halteafstand.

    • De bus kan zowel ontsluiten als verbinden.

    • De bus kan zichzelf feederen (ophaal-thuisbrengrondje) in het eerste/laatste stukje van zijn traject, de reiziger heeft daardoor geen ander OV nodig om bij het instappunt te komen

    • De bus rijdt gewoon door de straat over wijkontsluitende wegen, komt daardoor dicht bij de reiziger

    • loopafstand 400 meter voor een gewone bus,

    • loopafstand 800 meter voor bussen op grotere schaal, bv R-net.

  • Halteafstand

    • De tram heeft een minder direct ontsluitende, meer verbindende functie.

    • Een tram kan zich zelf niet of zeer beperkt feederen (ophaal-thuisbrengrondje). De reiziger buiten loopafstand heeft ander OV of ander vervoer nodig om bij het instappunt te komen

    • Een stadstram rijdt in de stad door de straat, over wijkontsluitende wegen, maar komt niet in de wijk.

    • Een regio- of sneltram rijdt alleen over een gestrekt tracé.

    • loopafstand 800 meter.

  • Confort.

    • Afhankelijk van de gekozen fabrikant en het model, goed veercomfort, confortabele stoelen, airco, schokvrij rijden en remmen

    • Mede afhankelijk van de kwaliteit van de weg

    • Ook de bestuurder heeft een rol.

  • Comfort

    • Afhankelijk van de gekozen fabrikant en het model, het veercomfort, comfortabele zitplaatsen, airco, schokvrij rijden en remmen

    • Mede afhankelijk van de kwaliteit van de rails en wissels, schokken en bonken over wissels, kruisingen, puntstukken, etc. zijn niet te voorkomen

    • Ook de bestuurder heeft een rol.

  • Sociale aspecten

    • Kleinschaligheid weert a-sociaal gedrag, sociale cotrole werkt beter.

    • de chauffeur zit in dezelfde ruimte en heeft contact met de reizigers

  • Sociale aspecten

    • De grotere schaal kan a-sociaal gedrag met zich meebrengen. Aanvullende maatregelen daarop zullen meer geld kosten.

    • De bestuurder heeft niet of nauwelijks contact met de reizigers

  • Stiptheid

    • Goed mogelijk, Voorrang in Verkeersregelinstallaties, vrije voorsorteervakkken en busbanen spelen een rol

  • Stiptheid

    • Zeer goed mogelijk op vrij tracé. Voorrang in verkeersregelinstallaties speelt een rol.

  • Uitval

    • Een bus is een voertuig dat zelfstandig kan rijden en bestuurd word. Bij een stremming kan er eenvoidig omgereden worden, ervaren bestuurders kunnen veel doen om te blijven rijden

    • Stroomstoring, geen directe hinder van, tenzij stilgevallen trams de doorgang volledig blokkeren

    • Storm. Voorzover mogelijk kunnen omgevallen bomen, of andere door de storm ontstane incidenten ontweken worden.

    • Gladheid. Tot op zekere hoogte kan een bus zelfstandig kleine problemen ontwijken/oplossen. Extreme omstandigheden leiden tot onderbreking van de rit.

    • Overbelasting. Een bus die overbelast wordt door groot vervoeraanbod kan gepasseerd worden door volgende bussen, ad hoc inkorten van de route is mogelijk.

    • Soring / Pech. Een stilgevallen bus kan ontweken worden door de volgende bussen.

  • Uitval

    • Een railvoertuig kan niet zelfstandig rijden en niet zelfstandig sturen, omrijden is alleen mogelijk als daarvoor de sporen en wissels aanwezig zijn.

    • Stroomstoring is fataal

    • Storm, beschadigde stroomvoorziening of blokkade van de rails leiden tot uitval.

    • Gladheid. IJs op de stroomvoorziening kan fataal zijn. Herfstbladeren kunnen fataal zijn.

    • Overbelasting door oplopend en ophopend vervoeraanbod is niet oplosbaar, het voorste voertuig krijgt alles voor zijn kiezen

    • Storing / Pech. Een stilgevallen tram blokkeert de doorgang voor alle volgende trams

  • Verkeersveiligheid

    • Een bus heeft een zeer korte remafstand.

    • De bestuurders zijn getraind en gewend om te anticiperen op het (onverwachte) gedrag van andere weggebruikers.

    • Met een bus kan er zijdelings ontweken worden

  • Verkeersveiligheid

    • Een tram heeft een langere remweg dan een bus. Er zijn hulpmiddelen zoals magneetremmen en zandstrooiers.

    • De bestuurders van straattrams zijn getraind en gewend om te anticiperen op het (onverwachte) gedrag van andere weggebruikers.

    • De mogelijkheden zijn beperkt, zijdelings uitwijken is onmogelijk en de remweg is lang

    • Bestuurders van voertuigen die alleen op een vrij tracé rijden hebben zijn minder gewend om te anticiperen, zij moeten meer op seinen rijden