Brede Doel Uitkering (BDU)

De brede doeluitkering is het geld voor OV dan vanuit "Den Haag" naar de lagere overheden gaat om daar het OV met te financieren.

Dat is niet alleen de bus en de chauffeur betalen, maar alles wat er mee te maken heeft, ook vrije banen, trams en metrosporen, etc.

Die lagere overheden zijn provincies, grote steden en vervoerregio's.

De brede doeluitkering was bij zijn invoering een middel om de overheden op lager niveau direct te laten bepalen op welke manier zij het OV, hun OV, het beste kunnen regelen.

Het was geen bezuiniging, maar toch werd de uitkering bevroren, waardoor hij niet mee stijgt met de inflatie. De brede doel uitkering wordt dus steeds minder. De lagere overheden hebben er dus een uitdaging bij om maar te zien hoe ze rond komen van dat geld.

In de brief van 19 december 2013 heeft staatssecretaris Mansveld laten weten dat zij besloten heeft geen forfaitaire index meer toe te kennen op de beschikking BDU. Dit betekent feitelijk dat de BDU-index wordt verhoogd met de indexering die het ministerie van Financiën op uw begroting toepast. Zoals het Interprovinciaal Overleg (IPO) in haar brief van oktober heeft aangegeven, lopen de kosten (Landelijke Bijdrage Index, gebaseerd op de reële kostenstijging in het OV) van het regionaal openbaar vervoer niet gelijk op met de inkomsten uit de BDU. De afschaffing van de forfaitaire index heeft als gevolg dat er structureel én cumulatief een begrotingstekort ontstaat in het regionaal OV, omdat de LBI structureel hoger is dan de BDU-index. Dit betekent dus dat er jaarlijks extra bezuinigd moet worden op het regionaal OV

Merkwaardig is het dat ook door de kamer is bepaald dat er niet op regionaal OV bezuinigd mag worden, dit terwijl deze zelfde kamer wel accoord ging met de bevriezing van de indexering van de BDU, hetgeen bezuinigingen op het regionaal OV noodzaakt.

OV is geen nutsvoorziening meer. De overheid is niet verplicht om overal Openbaar Vervoer te laten zijn.

Als er langs democratische weg invloed op die overheid is, bv een provincie waarvan de statenleden bij verkiezingen worden gekozen, dan heeft een burger invloed via partij-programma's en verkiezingen.

Er zijn ook overheden die niet direct door burgers worden gekozen, dat zijn vervoerregio's. Een vervoerregio is een samenwerkingsverband van een aantal gemeenten, soms ook een provicie, die het Openbaar Vervoer in een regio beheert en als opdrachtgever voor vervoersbedrijven optreedt.

Vervoerregio's krijgen het geld uit "den Haag" niet via de BDU maar direct.

Provincies krijgen hun geld voor Openbaar Vervoer via het provinciefonds.

Oormerk of niet (meer)?

  1. Brede doeluitkering verkeer en vervoer, de rekenkamer legt uit wat het oormerk is

    • De brede doeluitkering verkeer en vervoer (BDU) is een specifieke uitkering aan provincies en de drie grote steden, waarmee zij de exploitatie van het regionale openbaar vervoer en regionale projecten op het gebied van infrastructuur, veiligheid en mobiliteitsmanagement kunnen financieren.

    • Zoals voor alle specifieke uitkeringen geldt ook voor de BDU verkeer en vervoer dat het gaat om geoormerkte budgetten: medeoverheden moeten verantwoording afleggen aan het Rijk over de besteding van de middelen. In dit opzicht verschillen specifieke uitkeringen van algemene uitkeringen.

  2. Het provinciefonds is geen specifieke uitkering, en heeft dus geen oormerk, "Provincies mogen zelf bepalen waar ze dit geld aan besteden", uitgelegd door


Provincies zijn dus niet verplicht om hun BDU inkomsten in te zetten voor het doel waarvoor ze die gekregen hebben. Er zijn provincies die dat niet(!) of nauwelijks doen, maar het geld anders gebruiken of reserveren voor "slechtere tijden", zichzelf niet realiserend dat deze slechtere tijden reeds aangebroken zijn..... Kind van de rekening is de bevolking van "de provincie", kleinere steden en dorpen in het buitengebied.

Een direct gekozen bestuur, zoals van een provincie of een grote stad, kan bij verkiezingen gecorrigeerd worden door de burger. Bij een vervoerregio is dat niet direct mogelijk.

Sowieso is het heel moeilijk voor een gewoon burger om ontwikkelingen te volgen en er invloed op te hebben.

Die invloed komt meestal achteraf, als besluiten al bijna definitief genomen zijn, het komt dan neer op mede burgers bewust maken van de kansen en bedreigingen die veraderingen kunnen inhouden.