Thema: In gebreke gebleven
1] Voorbereiding
Ik plaats mij tegenwoordigheid van onze God
Die met vriendelijkheid naar mij kijkt... / ik vraag wat ik verlang...
2] Lied: Psalm 51 (Sweelinck)
Miséricorde au povre vicieux
Dieu toutpuissant selon ta grand’ clemence
Use à ce coup de ta bonté immense,
Pour effacer mon faict pernicieux.
Lave moy, Sire, et relave bien fort
De ma commise iniquité mauvaise:
Et du peché qui m’a rendu si ord,
Me nettoyer d’eau de grace te plaise.
Ontferm u over my aermen sondaer
Heer nae uwe goedtheit niet om volprysen
Wilt my dit mael u’ ghenaede bewysen,
End vergheeft my myn sonden groot end swaer.
Wascht my, o Godt, maeckt my suyver end klaer
Van myn leelicke stinckende misdaden,
Die my voor u onreyn maeken voorwaer,
Reynigt my door ’t water uwer ghenaden.
3] Bijbeltekst (vert. Dries van den Akker s.j.)
Psalm 51
03 Genade, God
Ik doe een beroep
Op uw goedheid.
Wees barmhartig,
Wis mijn missers
Uit
04 Was mijn vuiligheid af.
Werk mijn zonden
Weg.
05 Want ze branden
Mij in de ziel;
Zijn geen ogenblik
Uit mijn gedachten.
06 Tegen U
Ging ik in.
Wat U pijnlijk
Treft, moest ik
Zo nodig doen.
Uw Woord is waar:
Ik heb geen been
Om op te staan.
07 Ja,
Mijn hele bestaan -
In paardrift begonnen:
Getekend door zonde.
08 En ja,
Daaraan bent U dan -
Met liefde -
Door en door trouw;
Deelt in vertrouwen
Uw wijsheid met míj!
09 Ontsmet mij van zonde;
Was mij witter
Dan sneeuw.
10 Laat blijdschap
Te horen zijn;
Opspringen
Dorre botten.
11 Sluit uw ogen
Voor mijn zonden;
Al mijn vuiligheid
Wis ze uit.
*
12 Maak mij
Een zuivere ziel,
Een nieuwe geest
Koersvast.
13 Ik kan niet zonder
Uw heilzame geest,
14 Bevrijdende vreugde,
Uw vurige geest.
15 Dan wijs ik de weg
van omkeer aan zondaars
16 Geen bloed aan mijn handen:
17 De mond vol van U;
Waardering; hulde
aan U.
18 Wat moet U met offers?
19 Het mooiste geschenk:
een nederig hart.
Een arme ziel, God,
zult U niet versmaden.
4] Gedachten die de meditatie kunnen helpen
(Zolang ik ergens smaak in vind blijf ik daarbij staan
En laat de rest voor wat het is)
4.1] De psalm begint met het woord ‘genade’.
Juist zoals wanneer twee jongetjes met elkaar vechten
En het jongetje dat onderligt om ‘genade’ smeekt.
Ik bedenk in welke situaties deze uitgroep van toepassing was.
4.2] Wis mijn missers uit.
Ik laat de missers in de geest aan mij voorbijgaan.
En vraag of ze uitgewist mogen worden.
4.3] De psalmdichter verbaast zich erover
Dat God met zo iemand als mij
Onderweg gaat, vertrouwen geeft
En zijn intiemste gedachten (wijsheid) deelt.
Kan ik met de psalmdichter meevoelen?
4.4] Dat God zo met mij omgaat stemt dankbaar,
geeft vreugde, nieuwe energie, vurige geest.
4.5] Een nederig hart is het mooiste geschenk.
Ik probeer dat op mijzelf toe te passen.
4.6] Ik besluit met een persoonlijk gebed.