Vandaag staan we opnieuw stil bij het Paasfeest.
God kan niet gedood worden, Hij verrijst.
De mensen rond Jezus zijn nog geschokt door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Maar ze komen weer bij zinnen, de vrouwen het eerst. Het is niet eenvoudig om de nieuwe werkelijkheid echt binnen te laten.
Dat ik tot me laat doordringen wat hier gebeurt
Dat ik het geloof mag krijgen in God die verrezen is uit de dood.
Waar vriendschap is en liefde, daar is God.
Laat ons, verheugd en vol ontzag, voor Hem
Zingen dit lied, voor Hem die leeft. En dat wij
oprechte liefde hebben voor elkaar:
waar vriendschap is en liefde, daar is God.
Op deze plaats bijeengekomen, laat ons
nu één van geest zijn, onverdeeld van hart.
Weg alle harde woorden, wrok en tweespalt.
Dat in ons midden liefde woont, God zelf.
Waar vriendschap is en liefde, daar is God.
Mogen wij zien, met allen die dáár zijn,
verheerlijkt in het licht, uw aangezicht
onmetelijke vreugde, zekerheid
waaraan in eeuwigheid geen eind zal komen.
Waar vriendschap is en liefde, daar is God.
Op zondagmorgen gingen de vrouwen heel vroeg naar het graf. Ze hadden de olie bij zich, die ze klaargemaakt hadden. Maar toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen voor het graf weggerold was.
Ze gingen naar binnen. Maar het lichaam van Jezus lag er niet. de vrouwen schrokken vreselijk.
Ik zie ze lopen, dat groepje vrouwen. Met hun olie, maar ook hun verdriet en angst, teleurstelling, woede. Ik mag met ze meelopen en luisteren wat ze elkaar vertellen. Maar ik mag ook vertellen hoe ik me voel, hier en nu.
Plotseling stonden er twee engelen bij hen, in stralende kleren. De vrouwen waren zo bang, dat ze niet naar hen durfden te kijken.
De engelen zeiden: ‘Waarom zoeken jullie een levende man in een graf? Jezus is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood.
De engelen in stralende kleding vertellen de vrouwen over Jezus. Zijn er in mijn leven mensen, engelen die mij met andere ogen naar de werkelijkheid leren kijken?
Weten jullie nog wat Hij in Galilea gezegd heeft? Hij zei: ‘Ik, de Mensenzoon zal door slechte mensen gevangen genomen worden. Zij zullen mij aan het kruis laten sterven. Maar drie dagen later zal ik opstaan uit de dood’.
Toen herinnerden de vrouwen zich de woorden van Jezus.
De vrouwen gingen terug naar de stad. Het waren Maria uit Magdala, Johanna en Maria, de moeder van Jacobus, en nog en paar andere vrouwen. Ze gingen alles vertellen aan de elf leerlingen en aan de andere leerlingen die bij hen waren. Maar de leerlingen vonden het verhaal van de vrouwen maar onzin. Ze geloofden het niet.
Ik stel me voor dat ik een van de leerlingen ben. Hoe reageer ik bij het horen van iets dat mijn verstand te boven gaat?
Ik word uitgenodigd om deze Blijde Boodschap door te laten dringen. Wil/durf ik daarvan getuigen?
Wat zeg ik aan het einde van deze meditatie tegen God? En hoe voel ik me nu?
Nogmaals het lied