Het nachtelijk uur der waarheid breekt aan voor Jezus. Alles wat Hij heeft valt weg. Hij wordt tot het uiterste op de proef gesteld. Hij bidt dat de kelk voorbij mag gaan. Maar hij blijft zijn Vader trouw: niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Is het mij gegeven om te waken met Jezus, om bij Hem te blijven ook als het echt donker wordt?
Bleibet hier und wachtet mit mir, Blijf hier en waak met mij
wachet und betet, wachet und betet Waak en bid, waak en bid
Meine Seele ist zu Tode betrübt, bleibt hier und wacht mit mir.
Setzt euch und wartet hier, während ich dort bete.
[Mijn ziel is dodelijk bedroefd. Blijf hier, en waak met Mij.
Ga hier zitten en wacht hier, terwijl Ik daar ga bidden.]
Father, if it is possible, let this cup pass me by.
Father, if this cannot pass me by without my drinking it, your will be done.
[Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan.
Mijn Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker voorbijgaat zonder dat Ik hem drink, laat uw wil dan geschieden.]
Na het laatste avondmaal kwamen ze bij een plek die Getsemane heet, en Hij zei tegen zijn leerlingen: “Ga hier zitten, terwijl ik ga bidden.” En Hij nam Petrus, Jacobus en Johannes met zich mee en begon angstig en onrustig te worden, en zei tegen hen: “Ik ben dodelijk bedroefd, blijf hier, en blijf wakker.” En Hij ging een eindje verder en wierp zich op de grond. Hij bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem voorbij zou gaan. “Abba, Vader,” bad Hij, “U kunt alles. Neem deze beker van Mij weg. Maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt.”
Ik stel me voor dat ik met Jezus en de leerlingen aanwezig ben in Getsemane, een olijventuin. Hoe ruikt het hier? Wat zie ik om me heen? Wat hoor ik in de stilte van de nacht. Kan ik Jezus en de leerlingen zien? Wat lees ik af van hun gezichten? Ik probeer Jezus’ stem te horen, zijn intonatie, als Hij, angstig en onrustig, bidt tot Zijn Vader. Ik laat deze situatie op mij inwerken en probeer te onderscheiden wat me raakt.
Hij ging terug en vond hen in slaap, en Hij zei tegen Petrus: “Simon, slaap je? Kon je niet één uur wakker blijven? Blijf wakker en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken. De geest is wel van goede wil, maar het vlees is zwak.” Hij ging weer bidden met dezelfde woorden. Toen Hij weer terugkwam, vond Hij hen wederom in slaap, want hun ogen waren zwaar, en ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden.
Jezus vraagt de leerlingen niet om hulp, om troost, om advies, maar hij vraagt ze om op een afstandje er te zijn. De leerlingen vallen in slaap. En ik? Hoe ga ik ermee om als er niets anders meer te doen is dan er te zijn?
Hij kwam voor de derde keer en zei tegen hen: “Slaap nu maar rustig verder. Het is voorbij. Het uur is gekomen; nu wordt de Mensenzoon overgeleverd in de handen van de zondaars.”
Ik kijk naar deze Jezus, die voor de derde keer terugkomt. Het is voorbij, zegt Hij. Jezus weet, heeft misschien aanvaard, dat Hij wordt overgeleverd aan de zondaars. Ik kan overwegen hoe Jezus’ houding steeds verandert in dit verhaal. Wat zie ik aan zijn lichaamshouding, zijn gezichtsuitdrukking, wat hoor ik aan zijn stem? Wat beweegt er in mij als ik zo naar Jezus kijk?