Vanmorgen, een week voor Kerstmis, ontsteken we ook de laatste kaars. Het is de vierde week van de Advent. Samen op weg naar het Licht.
Ik zou kunnen vragen dat het besef in mij groeit van wat hier gebeurt. Dat ik de koning kan erkennen en zijn kracht in mij kan toelaten. Dat ik Hem geboren kan zien worden.
Geschreven staat dat uw Messias komt
op zonnevlagen, vleugels van genezing
en dat Gij komt in hem – wees hier aanwezig
opdat wij in ons vlees uw Naam aanschouwen.
Verschijn. De nacht is diep, de dagen leeg.
De mensen sterven en zijn niet gelukkig.
Zoals uw woord in den beginne sprak
zoals uw licht in den beginne lichtte
zo kome uw messias, uw knecht- koning
een mens, waarin Gij u te kennen geeft.
In diepe nacht is hij de weg gegaan
die in de afgrond voert der sprakelozen.
Wees hier aanwezig, nu – als toen in hem.
Wij waren ver weg, Gij een vreemde god,
een onbekende naam, één van de velen.
Maar hij heeft ons uw Naam bemind gemaakt –
Een zoon van uw Tora, in u geworteld
die ons geworden is tot heer en meester.
“Geschreven staat dat uw Messias komt, op zonnevlagen, vleugels van genezing”
Stellen wij ons erop in dat in deze Kersttijd, ook mijn Messias vanmorgen voor mij hier wil komen. En ik in vreugde,
bij een liefdevolle God, aanwezig mag zijn.
Kan ik mij dan ook gedragen weten door die vleugels van genezing?
Er waren daar in de buurt herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen. Zij schrokken hevig.
Zonder dat ik er iets voor hoef te doen, kan het licht van de Heer mij omstralen, mij raken. Gratis en voor niets schenkt God ons zijn Zoon als teken van Liefde voor ons.
Hoe is dit voor mij? Schrik ik hier ook van of ervaar ik iets anders?
Maar de engel zei: “Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw Redder geboren; Hij is de Messias, uw Heer. Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.” Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel; ze loofden God met de woorden:” Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.”
Mensen in wie God een welgevallen heeft.
Die zullen het Kind vinden.
Ben ik zo’n mens aan wie God vreugde beleeft?
Is het dan mij gegeven om het Kind te vinden?