De stad Jeruzalem is vol pelgrims die het paasfeest komen vieren. We sluiten ons daarbij aan en zijn er getuige van hoe Gods liefde gestalte krijgt in alledaagse handelingen.
Dat ik mij opgenomen mag weten bij zijn leerlingen, die Hij liefheeft; dat ik mag onderscheiden wat verraderlijk is in ons midden. Dat ik toegankelijk ben voor Jezus’ liefde.
Ubi caritas et amor, Deus ibi est.
Congregavit nos in unum Christi amor.
Exultemus, et in ipso jucundemur.
Timeamus et amemus Deum vivum.
Et ex corde diligamus nos cincero.
Ubi caritas et amor, Deus ibi est.
Congregavit nos in unum Christi amor.
Amen.
Vertaling: Waar liefdadigheid en liefde zijn, God is daar.
Samengebracht heeft ons – in één – Christus’ liefde.
Laat ons jubelen en in Hem ons verheugen.
Laat ons vrezen en liefhebben de levende God.
En van harte elkaar liefhebben, oprecht.
Waar liefdadigheid en liefde zijn, God is daar.
Samengebracht heeft ons – in één – Christus’ liefde.
Amen.
https://www.youtube.com/watch?v=LYmBszek8hk
Het was vlak voor het Joodse paasfeest. Jezus wist dat nu voor Hem het beslissende moment gekomen was: Hij zou vanuit de wereld teruggaan naar Zijn Vader. Jezus hield veel van de mensen die in deze wereld bij Hem hoorden. En Hij bleef van hen houden tot het allerlaatste moment.
’s Avonds waren Jezus en de leerlingen met elkaar aan het eten. Toen al was Judas, de zoon van Simon Iskariot, van plan om Jezus aan Zijn vijanden uit te leveren. Daar had de duivel voor gezorgd.
Jezus wist dat Hij van Zijn Vader alle macht gekregen had. Hij wist dat Hij bij God vandaan gekomen was en dat Hij weer naar God zou teruggaan.
In deze eerste drie verzen schets Johannes de situatie waarin Jezus en zijn leerlingen zich bevinden. Ik voeg mij bij hen, zoek een plek in de ruimte waar de groep zich bevindt. Ik kijk de kring rond. Bij wie blijft mijn blik hangen? Wat voel ik daarbij?
Tijdens het eten stond Jezus op. Hij trok zijn kleren uit en deed een doek om Zijn middel, alsof Hij een slaaf was. Hij deed water in een bak, en begon de voeten van Zijn leerlingen te wassen. Hij droogde hun voeten af met de doek die Hij omgedaan had.
Ik kijk naar Jezus, naar Zijn bewegingen, Zijn gezicht. Hij komt naar mij toe, kijkt me aan wil mijn voeten wassen. Hoe reageer ik?
Toen Jezus bij Simon Petrus kwam, riep die: ”Heer, U gaat toch niet mijn voeten wassen?”
Jezus zei tegen hem: “Nu begrijp je niet wat ik doe, maar later zul je het begrijpen.” Petrus zei: “U mag mijn voeten beslist niet wassen! Nooit!” Jezus zei: “Als ik jouw voeten niet mag wassen, kun je niet bij mij horen.” Toen zei Petrus: “Heer, was dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.” Jezus zei: “Iemand die zich al gewassen heeft, is rein. Hij hoeft niet opnieuw gewassen te worden, behalve zijn voeten. Ook jullie zijn rein. Maar niet allemaal. Want Jezus wist dat Judas Hem wilde uitleveren. Daarom zei Hij: jullie zijn rein, maar niet allemaal.
Petrus’ reactie naar Jezus toe is impulsief, recht uit zijn hart. Bij wie kan ik dat zijn? Helemaal mezelf, in de wetenschap dat dat geaccepteerd wordt; dat ik me gekend weet en geliefd.
Toen Jezus de voeten van alle leerlingen gewassen had, deed Hij Zijn kleren weer aan. Hij ging bij de leerlingen zitten en zei: “Begrijpen jullie wat ik gedaan heb? Jullie noemen Mij ‘Meester’ en ‘Heer’. En dat is goed, want dat ben Ik. Ik ben jullie Heer en jullie Meester, en toch heb Ik jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen. Ik heb jullie het goede voorbeeld gegeven. Wat Ik voor jullie gedaan heb, dat moeten jullie ook voor elkaar doen.
Jezus geeft ons het goede voorbeeld. Hoe zou ik dat voorbeeld vorm kunnen geven in deze tijd?