Het bewustzijn en de ervaring dat Hij het hart is van mijn bestaan: voor ik Hem zocht, was Hij al naar mij op zoek.
Dat ik mijn leven meer mag leren zien door de ogen van het geloof en ontdekken hoe God in mij werkt.
Gij die mijn wezen en mijn hart doorgrondt, de woorden die nog schuilgaan in mijn mond,
mijn wegen kent en meegaat aan mijn zij: hoe wonderlijk is uw geheim voor mij.
Gij die mij ziet vanaf de moederschoot, mij aan het licht roept in het morgenrood,
mij hebt gekend, bemind van meet af aan: hoe ontzagwekkend is voor mij uw naam.
Waar ik ook ga, ik ben niet ver van U, Gij meldt U in mijn hartslag hier en nu,
als adem die mij sterkt en voort doet gaan: wie ben ik als Gij mij niet roept bij naam?
Geef dan mijn woorden en mijn daden kracht, herschep mij in het duister van de nacht:
dat ik als mens mag leven in uw licht en eenmaal schouwen zal uw aangezicht.
Heer, U kent mij, U doorgrondt mij, U weet het als ik zit of sta, U doorziet van verre mijn gedachten, ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op, met al mijn wegen bent U vertrouwd.
Vanochtend ben ik op weg gegaan naar deze kapel. Welk verlangen ligt daaraan ten grondslag? Wat was het dat mij op weg deed gaan?
Geen woord ligt op mijn tong, of U, Heer, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren, U legt uw hand op mij. Wonderlijk zoals U mij kent, het gaat mijn begrip te boven.
Wat is de naam, het woord voor degene, die mij ten volle kent, die beschermend de hand op mij legt?
Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel - U tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.
Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden.
Ik denk terug aan degenen die mijn hand vasthielden, die mij leerden lopen, die mij leiden naar waar en wie ik nu ben. En misschien ook aan de handen van degenen, die ik vast mocht houden
Doorgrondt mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.
Met dit gebed sluit de dichter deze psalm af. Bijna aan het einde gekomen van dit half uur mag ik mijn eigen woorden daaraan toevoegen.