Welkom bij deze zaterdagochtend meditatie. De thema is genezing. Ik sta even stil bij mijn leven: bij momenten wanneer ik genezing nodig heb. Bij wonden die niet geheeld zijn, verlies waarom niet getreurd is, tranen die niet gehuild zijn, aangedaan onrecht dat niet hersteld is –
en misschien wil ik vragen –
dat ik zien mag wat ik verdrongen heb, niet verwerkte uit angst voor de pijn, uit angst voor de werkelijkheid; dat God mij geneest en bevrijdt.
Voor een half uur mag ik bij God verwijlen. Ik word bewust van Gods aanwezigheid en hoe Hij naar mij kijkt: met zachtheid, barmhartigheid en met liefde.
Wek mijn zachtheid weer,
geef mij terug de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is
en mij toevertrouw
en het licht niet haat ...
https://open.spotify.com/track/1qBnyJJddjX3zrgFHcRrZW?si=mBE-e2AiSh-wi4PKSOPaTQ
https://www.youtube.com/watch?v=F0qJRl6XOQ8&t=10s
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
De vader omhelsde en kuste zijn zoon. Geen verwijten. Geen preek. Alleen onvoorwaardelijke liefde. De zoon hoefde alleen terug te keren om die liefde te ontvangen. God, de Vader, wil mij ook omhelzen: zijn liefde aan mij geven. Ik hoef niets meer te doen dan naar Hem toekeren en zijn zachtheid toelaten. Hoe ziet dat voor mij eruit? Omkeren. Toekeren. Terugkeren. Bekeren.
Veilig in de armen van zijn vader kon de verloren zoon zijn hart openen: zich kwetsbaar opstellen. Hij werd zachter. Misschien heb ik zoiets zelf ervaren bij iemand? Wat deed dat met mij?
“Wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind. Dat ik zie wat is.” Voel ik mij geborgen genoeg om mijn wonden die nog geheeld moeten worden te zien en met God te delen? Ook mijn tranen die nog gehuild moeten worden?
“Dat ik zie wat is en mij toevertrouw en het licht niet haat ...Het licht van Gods liefde. Ik eindig mijn gebed door de woorden van Piet van Breemen te overwegen en mijn gedachten met God (of Jezus) te delen zoals ik mijn gedachten met een vriend of vriendin zou delen.
Ik word aanvaard door God zoals ik ben:
zoals ik ben en niet zoals ik zou moeten zijn.
Dat laatste zou een lege boodschap betekenen
omdat ik nooit ben zoals ik zou moeten zijn.
Piet van Breemen Sj
Lied: Voor de zevende dag