Ik haal diep adem en laat alles wat buiten deze kapel is los.
Ik haal nog eens diep adem en luister naar de heilige stilte van deze kapel.
Ik haal nog eens diep adem en word bewust van de aanwezigheid van God die vanuit liefde naar mij kijkt.
Die mij droeg op adelaarsvleugels,
die mij hebt geworpen in de ruimte,
en als ik krijsend viel, mij ondervangen
met uw wieken en weer opgegooid,
totdat ik vliegen kon op eigen kracht.
22 Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd.
23 Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen.
Jezus zoekt steeds opnieuw de stilte op om te bidden. Op die manier is hij altijd verbonden met God en weet hij wat hem te doen staat. Ook ik kwam vanmorgen naar de stilte. Wat was mijn verlangen toen ik hiernaartoe kwam?
24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd.
De leerlingen bevinden zich met noodweer, in het donker, midden op een gigantisch meer.
Ik plaats mezelf in de boot en ik stel me de situatie zo precies mogelijk voor door al mijn zintuigen te gebruiken. Wat zie ik? Wat hoor ik? Wat ruik ik? Wat voel ik?
Kan ik woorden geven aan hoe ik me voel in deze situatie? Zijn er momenten in mijn leven geweest dat ik me net zo voelde?
25 Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer.
26 Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘een spook!’ en schreeuwden het uit van angst.
27 Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’
De leerlingen herkennen Jezus niet meteen. Pas als hij tegen ze spreekt en ze geruststelt weten ze dat hij het is. In wat of wie ervaar ik Jezus in mijn leven en hoe herken ik hem?
28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’
29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’
31 Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’
32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen.
33. In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon.’
Petrus richt zich op Jezus en op dat moment kan de storm hem niet raken. Pas als hij zich richt op de storm gaat het mis en dreigt hij kopje onder te raken. Word ik wel eens overmand door de storm? Raak ik mijn gerichtheid op God soms kwijt? Wie of wat helpt mij om mijn weg naar God weer terug te vinden?
Over enkele ogenblikken sluiten we de meditatie af met het lied. Ik gebruik deze laatste momenten van de meditatie om God terug te geven wat ik hier heb mogen ontvangen.