Vandaag zijn wij aanwezig bij de laatste uren van Jezus’ menselijke leven. We plaatsen ons in stilte bij zijn kruis en proberen tot ons door te laten dringen wat Jezus’ weg voor ons betekent, nu, op dit moment, in ons leven.
Ik begin de meditatie door mij te plaatsen voor God die vanuit liefde naar mij kijkt. Ik neem een comfortabele houding aan en laat mijn adem tot rust komen.
Zo kwam hij op de plaats die in het Hebreeuws Golgota genoemd werd. Dat betekent: schedelplaats. Op die plaats hingen de soldaten Jezus aan het kruis. (Johannes 19:17-18 uit de Bijbel in Gewone Taal)
Ik stel me Golgota voor, een rotsige plaats net buiten Jeruzalem. Ik gebruik daarbij al mijn zintuigen: Wat zie ik om me heen? Is het warm of koud? Is er wind? Is er geluid of is het stil? Hoe voel ik me op deze plaats?
Bij het kruis van Jezus stonden vier vrouwen. Het waren Zijn moeder Maria en haar zus, en verder Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. (Johannes 19:25 uit de Bijbel in Gewone Taal)
De vrouwen die Jezus zo lief hebben kunnen op dit moeilijke moment niets voor Hem doen. Ze kunnen Hem niet aanraken. Ze kunnen niet voor hem zorgen. Ze kunnen niet met Hem praten. Maar ze zijn er en ze zien Zijn lijden. Ik plaats me tussen deze vrouwen en kijk naar hen. Misschien heb ik ook wel eens, net als deze vrouwen, het lijden van een geliefde meegemaakt en kan ik me in hen verplaatsen?
Jezus kiest de dood aan het kruis omdat dat de weg is die Hem en ons dichter bij God brengt. De weg van de liefde. Tijdens de muziek en de daaropvolgende stilte ben ik bewust aanwezig bij de gekruisigde Jezus en onderzoek ik wat Jezus’ kruisdood voor mij betekent. Ik kijk ook naar mijn eigen leven om te zien waar ik voor God kies, en zijn weg van liefde zie in mijn leven.
Fratres for strings and percussion
uitgevoerd door I Flamminghi
Afsluiting met het Onze Vader.
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens,
ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man
alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Hans Andreus
Uit: Al ben ik een reiziger
Uitgeverij Holland 1959