Jezus’ leven is verre van zelfsprekend:
het is van-God-sprekend.
Zijn werkelijkheid is het
op te komen voor een Rijk,
dat niet van deze wereld is.
Maar het krijgt wel in deze wereld
gestalte.
Ik plaats mijzelf voor God die liefdevol naar mij kijkt.
Lied: Aan het licht. Huub Oosterhuis
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
voortijdig licht waarin wij staan
koud, één voor één, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft.
https://www.youtube.com/watch?v=SummKqS-enY&feature=youtu.be
https://open.spotify.com/artist/2Fm12ZcwJXXOIUofCq13z3?si=rrerm24VSSOjXobVa252aQ
Jezus heeft zijn leerlingen verteld hoe zijn weg onvermijdelijk een lijdensweg wordt. Zijn vrienden moeten ook hun kruis opnemen om te leven.
Ongeveer acht dagen na deze woorden nam Hij (Jezus) Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee en besteeg de berg om er te bidden. Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit. En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek; het waren Mozes en Elia die in heerlijkheid verschenen waren en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken. Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand. Klaarwakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden. Toen dezen van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: 'Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.' Maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde. Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bewogen. Uit de wolk klonk een stem die sprak: 'Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem!' Terwijl de stem weerklonk, bevonden zij dat Jezus alleen was. Zij zwegen erover en verhaalden in die tijd aan niemand iets van wat zij gezien hadden.
Jezus ging de berg op. Ik ben naar deze kapel gekomen. Om stil te zijn. Om te luisteren. Misschien ook met een verlangen. Ik probeer mijn verlangen voor God uit te spreken.
Ik kijk aandachtig naar Jezus die de berg beklimt. Hij had net aan zijn vrienden uitgelegd hoe zijn weg een lijdensweg wordt. Ik zie hoe Hij op de berg plaats neemt voor God, de Vader, om te bidden. Hij is stil. Hij luistert. Hij deed dat vaak maar deze keer gebeurt er iets bijzonders: zijn gelaat verandert van aanblik. Hij straalt. Ik blijf even bij deze gebeurtennis verwijlen. Wat doet het met mij?
Er verschijnen twee mensen uit de hemel aan Jezus en ze spreken met Hem over de weg die Hij gaat nemen. Hij wordt bevestigd. Ook de stem uit de wolk schenkt Hem bevestiging. Ik kijk naar mijn eigen leven. Hoe is dat bij mij gegaan wanneer ik bevestiging nodig had? Wie heeft mij bevestigd op mijn levensweg?
De vrienden van Jezus willen Hem graag helpen hoewel ze niet weten (nog niet) hoe ze dat moeten doen. En ik? Wil ik Jezus helpen? Hem vergezellen op zijn weg? Wetend dat God nooit meer van mij verwacht dan ik aankan, kan Ik bidden dat ik de menselijke maat mag vinden van wat van mij gevraagd wordt?
Straks eindigen we de meditatie met het lied. Ik probeer met Jezus op de berg in gesprek te komen. Misschien samen met Hem met de woorden van het lied bidden: licht overdek mij, vuur mij aan.