EEN PUNT
U w e i g e n w i j z e s p o r t v e r s l a g g e v e r
Vijfde Jaargang Nummer 6 Willem II – FC Den Bosch 0 – 3
LAMSTRALEN EN PLASZAKKEN
De laatste momenten van de wedstrijd tegen FC Den Bosch mis ik, als ik met één snelle haal mijn gulp openrits en plaatsneem bij de laatste lege urinoir. Ik bevind me tussen de mannen die, luid waterend, kritiek leveren op de wedstrijd. Stof genoeg deze keer zou ik denken, want op één halve kans na was het he-le-maal niks. Ze kennen mekaar en spreken vrijuit alsof ze bij een lotgenotenbijeenkomst van de AA staan.
Vrouwen kennen dat niet en, ofschoon de Lady P heus bestaat, vraag ik me af of de dames met de broek op de enkels ook hun kritiek zouden spuien of dat ze zich aan de ledematen van een speler te buiten zouden gaan.
Hoe het ook zij, ik sta te midden van de mannen die steevast voor het eind van iedere wedstrijd wegrennen. De leden van de zwakke blazenclub zogezegd, die strijd voeren met hun eigen watermanagement, die met een blik mijn-vrouw-wacht-thuis-met-de-pan-hete-aardappels, vijf minuten voor tijd steeds het stadion uithollen. Zij staan niet thuis, maar hier en zelf hun piepers af te gieten. Wanneer de druk van de ontknoping toeneemt, als het stadion gaat billenknijpen, staat hun blaas op springen. Voor hen zijn de laatste vijf minuten normaal gesproken altijd te spannend, maar nu even niet.
Ik zie mijn buurman gekke bewegingen maken.
-‘Gaat het?’, vraag ik aan de ouwe naast me.
-‘Niet om aan te zien, er komt niets uit, er zit niets in, geen greintje kracht, lamstralen zijn het’.
Beschrijft hij zijn druppelend kraantje?
- ‘Het plassen?’ opper ik voorzichtig.
- ‘Nee, iedere speler op het veld en de trainer erbij’, antwoordt de oude man verbaasd.
-‘Het plassen gaat goed, alleen dat verdraaide hemd zit klem tussen die verdomde rits‘.
Al mompelend draait hij zich van me af, alsof hij bij een bankautomaat zijn pincode staat af te schermen. Hem hier helpen is geen optie.
‘Blaasproblemen had ik vorige keer’, voegt hij er lachend aan toe. Mijn vragende blik verraadt dat ik zijn verhaal wil horen en zonder een reactie af te wachten gaat hij verder:
-‘ Tegen Sparta hield een agent me aan en vroeg of ik gedronken had. In mijn pas eigengemaakte Tweede Kamertaal zei ik: Doe eens effen normaal man, natuurlijk heb ik gedronken. Met wat geluk wordt het promotie.
Tsjongejonge, doe eens lekker zelf normaal, had de agent op zijn Rutte’s geantwoord, terwijl hij zijn boekje pakte en eraan toevoegde: Promotie wil ik ook wel, niet voor Willem II, maar voor mij en die komt met mannen zoals jij, bon voor bon dichterbij. Op de blaaspijp zag ik het cijfer toenemen alsof het een sneltrein was’. -‘Bij Willem II loopt het niet als een trein, daar komen geen plaszakken’, grapte ik.
Tijdens mijn wateren had niemand staan juichen. Daar was ook geen enkele reden toe. Al had de wedstrijd nog 2 uur geduurd, dan nog hadden wij niet gescoord.
De ouwe had zijn broek inmiddels dicht en liep naar de deur. Terwijl ik mijn handen waste, draaide hij zich om.
-‘Nee, geen plaszakken alstublieft. Iedereen holt maar. Hier staan ze tenminste even stil en heb ik mijn praatje. Die gezelligheid zou ik dan gaan missen. Nee, dank je wel, en…..goedenavond”.
Uw eigen wijze sportverslaggever.