Uw eigen wijze sportverslaggever 14 maart 2010 Derde Jaargang Nr 23
ZULLEN WE HET HALEN?
Negen maanden geleden ging de competitie van start en al die tijd wachtte ik op attractief, fris voetbal, op speelse momenten en op de beloofde zegereeks. Wat ik zag beviel niet en iedere wedstrijd bleef mij zorgen baren. Een zware bevalling wordt het, dacht ik, om de nacompetitie te ontlopen, terwijl ik niet eens wist dat we zwanger waren. Een ongelukje? Nee een ramp. Ik blijf in blijde verwachting dat het goed komt, ofschoon elke predictor positievere uitslagen geeft, dan de resultaten van Willem II. Iedere maandagmorgen als ik de krant opensla en de ranglijst bekijk, beleef ik een ochtendmisselijkheid van een heuse zwangerschap. Door de plaats die we bezetten, zijn we al behoorlijk ingedaald. Ondanks verschillende nieuwe gezichten, die in Tilburg het daglicht zagen, was het wachten op de verlosser.
Tegen Sparta werd het geen heerlijk avondje, omdat we zondag-middag moesten opdraven. Het zonnetje scheen ondanks de regen, en flierefluiter Vink, kondigde de lente al aan. Ik heb er een hekel aan dat de reclame bepaalt wanneer ik naar het stadion moet, welke dag, welke tijd, maar zo nu en dan realiseer ik me, dat ik niet zonder de reclame kan. Mijn sterke botten dank ik aan Danone, mijn cholesterol houd ik op peil met Linera, klotsende oksels bestrijd ik met Odorex, mijn rekening verlaag ik met spaarlampen en daar tussendoor vind ik net de tijd om naar het voetbal te gaan kijken. Al maanden zit ik, als een ideale huisvader, op het puntje van mijn stoel, wiegend te wachten op
de verlossende woorden: "We zijn eruit". Groenendijk zaaide Afrikaantjes en Amsterdamse vergeet-mij-nietjes, maar wist er geen boeket van maken. Ook klavertjesvier moet je zaaien. Na 18 ongelukjes, van evenzoveel verlies-partijen, kom je erachter dat voetbal een ambacht is. Pijpers, de nieuwe verloskundige, leidt de bevalling in, en slaagt er zowaar in dat het gaat lopen, op een moment dat we al veilig konden staan en met het hele elftal in een stuitligging. Onze koningsclub kan nog door een keizersnede worden gered. Alsof ik nog moet slagen voor mijn pufdiploma, zucht ik onder de vele nederlagen. Het kan toch niet zo zijn, dat iedere vrouw op de tribune beter bevalt dan onze jongens. Als spelers op TV een doelpunt scoren, en het hele elftal langs de lijn met fopspeen in de mond het kindje staat te wiegen, word ik helemaal onpasselijk. Daar moeten onze jongens staan, denk ik dan, met een lachend mondje en een pamperkontje. En zo geschiedde het vandaag, niet één, niet twee, maar drie keer.
Bij het eerste woordje dat Arno uitkraamde: "nacompetitie", breken bij mij spontaan de vliezen. Je kunt toch niet een beetje degraderen, net als je niet een beetje zwanger bent. Mij wordt ongewild een toegift in het vooruitzicht gesteld. Niet doen, geen Bis maar Beter alstublieft. Je weet bij een zwangerschap dat er altijd een eind aankomt. Dat is bij deze competitie ook. Iedere vrouw heeft schrik voor de laatste dag. Dat heb ik dit seizoen ook. Als het te lang duurt, wordt steevast de vraag gesteld: "Zullen we het halen"? En die vraag stel ik me ook, elke dag opnieuw.
Jan van Grinsven
Uw eigen wijze sportverslaggever
BLIK OP DE BANK
Waldorf: Ik heb liever een luistervink dan een fluitende.
Staedler: Vink klopte zichzelf zo hard op de borst dat hij op een roodborstje ging lijken.