EENHONDERDNEGENENDERTIG
Toen ik laatst bij de dokter was omdat ik me zo lusteloos voelde, zei hij met een ernstige stem: Het wordt tijd dat de competitie weer begint. Ik heb zoveel patiënten die met dezelfde klachten rondlopen. Ikzelf heb er ook last van. Ik bedankte de heer Vioen voor zijn advies en wist op dat moment dat er niets ernstigs met me aan de hand was. Of toch. Wanneer was toch die laatste wedstrijd? Tegen wie was dat ook alweer en wonnen we, ja toch? Ik terug naar de dokter en zeg: “Meneer Vioen: ik wordt de laatste tijd zo vergeetachtig. Ik weet niet eens meer wanneer Willem II de laatste wedstrijd speelde, tegen wie en of we gewonnen hebben of niet”? Nou zei Meneer Vioen tegen mij: “Kijk Je hebt mensen die heel veel gelezen en gestudeerd hebben, die elke dag TV kijken en 3 keer op vakantie gaan en die….Wat was je vraag ook alweer”. We hadden het over “vergeten”. Oh ja De laatste wedstrijd was toch die tegen Feyenoord. De wedstrijd dat we met 1-0, 2-0 en 3-0 voorkwamen door treffers van Demouge , de eerste al in de 13e minuut, de tweede nog een keer van Demouge en de derde van Boutahar in de 35e minuut. Allemaal voor de rust. Ongelooflijk. Hoe kun je dat nou vergeten. Dat vergeet niemand…..toch? Het tegendoelpunt van Bahia in de 74e minuut deerde ons niet. De feeststemming zat er volop in. Niet gedegradeerd en wij hadden met 3-1 van Feijenoord gewonnen. We vierden het alsof het een kampioenschap betrof. Geen nacompetitie, geen enkele andere competitie en dus niets meer. Stilte. Wachten dus. Willem II was uitgespeeld en wij maar wachten. Ik telde de dagen af en kom op een totaal van maar liefst 139, één honderd negenendertig lange dagen, dat het laatste fluitsignaal klonk voor een eredivisiewedstrijd in “ons” stadion, van “onze club”. We hebben de tijd moeten doden met de glorie en afgang van Nederland op het EK, met de glorie van Nadal en de afgang van Federer op Wimbledon, met de glorie en afgang Riccardo Ricco in de Tour de France en met de glorie van Maarten van der Weijden en de afgang van baanwielrenners tijdens de Olympische Spelen. Allemaal leuk en aardig, maar ik krijg alleen spontaan koorts nu de kompetitie weer begint. Voetbalkoorts wel te verstaan. De enige koorts die goed voelt. Het wordt tijd. De honger naar de bal is groot. Voor de spelers, trainer, begeleiders, bestuur, maar vooral ook voor ons supporters. Het was stil op de transfermarkt. We denken al snel, té stil. We zijn de goede resultaten van de tweede seizoenshelft van de vorige competitie al weer vergeten. Zouden we heel het jaar zo gespeeld hebben dan hadden we in het eerste rijtje gestaan, hadden we voor de intertoto competitie gespeeld. Had het nooit geen 139 dagen geduurd dat we weer naar een competitiewedstrijd van onze stoere knapen konden. Op basis van deze gedachte moeten we dus 8e of 9e staan met de kerst. Hoeven we geen 5 nieuwe spelers aan te trekken, loopt alles anders dan de afgelopen jaren! Of moeten we lezen : Loopt alles anders dan de afgelopen jaren? Laten we het hopen. Is de heer Andries Jonker niet een lefgozer, bij wie het zomaar zou kunnen. De presentatie van de spelers in de raadszaal van het stadhuis was in ieder geval ongewoon. Maar dat krijg je als je Karin Bruers bij je selectie haalt. De stemming zat er goed in, totdat onze voorzitter op de vraag Hoe staan we ervoor, met koele stem antwoordde: “We staan weer op nul”. Dat doe je toch niet! Een koude rilling voelde je door de goed verwarmde en tot de laatste stoel gevulde zaal rollen. Iedereen verbleekte, je kon een speld horen vallen. We staan weer op nul, bracht bij de supportersschare het spookbeeld terug van het afgelopen seizoen, waarin we te vaak aan het eind van een wedstrijd met lege handen stonden. Weer nul punten. De aarzeling om de nul te verklaren duurde net even iets te lang. Het is duidelijk. De schrik zit er bij alle supporters nog in. De schrik van weer een seizoen in degradatiestrijd. De schrik van weer eens met nul punten staan, of hoe lang staan we op de nul. Aan de hand van de tegenstanders zou dat zo maar een aantal weken kunnen zijn. Maar het kan ook zo maar gebeuren dat we na de laatste gewonnen wedstrijd tegen Feyenoord thuis, opnieuw thuis Ajax overmeesteren. Als de jongens maar geen schrik hebben, want als Ajax te kloppen is dan is dat nu, in de eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen. Hoe staan we ervoor had toch ook beantwoord kunnen worden met: “We hebben geleerd van de afgelopen jaren en hebben alle vertrouwen dat het dit seizoen anders gaat. Beter! Dat vertrouwen dat wij als Bestuur, trainer en begeleidingsgroep hebben moeten wij overbrengen op onze spelers. Dat is onze missie en wij kunnen daarin slagen, daar hebben we de organisatie nu voor. We begrijpen dat iedere supporter zijn adem inhoudt, maar zijn tegelijkertijd verheugd dat er weer meer mensen naar het stadion komen. Dat betekent voor ons en voor de spelers een nog grotere steun in de rug. Als we de lijn van de tweede competitie helft doortrekken, dan staan we op het eind van het seizoen daar waar we thuishoren. Dat doen we dan met enkele nieuwe begeleiders en enkele nieuwe spelers, maar vooral met dezelfde kern van spelers die vorig seizoen bewezen heeft deze prestatie neer kunnen te zetten. Dit is hoe we ervoor staan en zaterdag in de wedstrijd tegen Ajax zullen we strijdlust moeten tonen. We moeten sportief vechten voor elk punt, we moeten net die stap eerder zetten dan de tegenstander. Hoe we ervoor staan: We zijn er klaar voor, voor ons en voor alle supporters heeft het te lang geduurd, het wordt tijd dat we weer beginnen, het wordt tijd dat we weer gaan winnen”. Het had zomaar een spontaan ovationeel applaus kunnen opleveren. Spelers moet je kietelen, bespelen, oppeppen en ze brengen tot de uiterste prestatie. Supporters en sponsoren moet je ook kietelen, bespelen en oppeppen voor het leveren van een uiterste prestatie. We zijn toch allemaal net mensen, maar dan met een rood wit blauw hart.
Het seizoen begint. Ik ben er klaar voor. Zie jullie zaterdag. Toch?
28.08.2008 Tweede Jaargang Nummer 1