Philippe Bourget (†1805) kapelaan 

De onvermoede levensloop van Philippe Bourget (†1805) die vijfendertig jaar kapelaan was in Ternat 

Dirk Lindemans

Kapelaan Philippe Bourget op het spoor

De geschiedenis van het gebouw genaamd Onze-Lieve-Vrouw-kapelanie in de Dreef van Ternat is maar fragmentarisch beschreven. (1) Kapelanie is een woord dat in de loop van de tijd een andere betekenis heeft gekregen. Hier hebben we het over een zogenaamde fundatie, dit is een schenking aan een kerkelijke instelling onder de verplichting om voor lange tijd of ‘eeuwig’ de opbrengst van de geschonken goederen te besteden aan het opdragen van missen of het uitvoeren van liefdadige werken. Een kapelanie was dan ook verbonden met een altaar in de kerk. De kapelanie van Onze Lieve-Vrouw te Ternat is de oudste gekende en belangrijkste Ternatse fundatie. Zij gaat vermoedelijk terug tot het einde van de dertiende of het begin van de veertiende eeuw. (2) Hoe het gebouw in de Dreef (met de grond waarop het staat?) in het patrimonium van deze stichting zou zijn terechtgekomen, weten we niet. Opzoekingen om daarover meer te weten hebben geleid naar een akte waarin een zekere “heere Philippus Bourget” (samen met Cornelis Goosens) dit huis op 15 februari 1803 (26 Pluviose jaar XI) heeft verkocht aan Petrus Poodt en zijn vrouw. (3)  De vraag is dan gerezen: wie is deze Philippe Bourget, en hoe is hij in het bezit gekomen van dit huis? Dit artikel handelt over het resultaat van deze zoektocht. 1 Poodt Th., Geschiedenis van Ternat, Brussel, 1896, 88 schrijft hierover enkel: “Deze kapellanie betrok het huis, gestaan aan den ingang der kasteeldreef, rechts uitgaande van het kasteel”. In een speciaal Poodt-nummer van het Sint-Gertrudisblad, samen met Davidsfonds Ternat uitgegeven in 1986, beschrijft L. Van Eeckhoudt ook de kapelanie (p. 10-16).

2 Verbesselt J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, 22, Brussel, 1988, 419.

3 “Compareerende den heere Philippus Bourget voor den hijgendom in de naerbeschreven Battimenten, Ende Cornelis Goossens voor de hijgendom in den naerbeschreven grond”: Rijksarchief Leuven, Notaris Desirant Jacobus Josephus, Meerbeke, Pamel, Sint-Martens-Lennik en Gooik (1796-1834), nr. 54.

P 334 Dirk Lindemans

De eerste summiere sporen van deze Philippe Bourget waren te vinden in het Ternatse geschiedenisboek van Lascabanne en Debast 4, alsook in dat van Th. Poodt. Deze laatste vermeldt onder meer dat hij overleden is op 13 oktober 1805.5 Verder vond ik ook informatie in twee artikelen van het Ternatnummer van Eigen Schoon en De Brabander van het eerste trimester 2010.6 Gewezen deken J. De Ridder kon mij verder nog meedelen dat er over deze kapelaan bijzonder weinig geweten is. En dat in de volkstelling van 1772 staat vermeld dat hij woont in het dorp (“nr. 72: den Eerweerdighen heer Cappelaen Bourget”). Maar H. Herpelinck vermeldt hem zelfs niet bij de lijst van de door hem gekende Ternatse kapelanen.7 Het gebouw genaamd kapelanie Onze-Lieve-Vrouw in de Dreef van Ternat anno 2021 4 Lascabanne J.J.E. en Debast J.L., Geschiedkundige schetsen der kerk en Gemeente Ternath, Brugge, 1904, II/1, 34: “Ter gelegenheid van eene opgave der goederen opgemaakt luidens een edikt van Jozef II in 1786, drukt de dienstdoende kapelaan Bourget (van de kapelanie van St. Barbara) zich uit als volgt aangaande deze kapelrij […]”. 5 Poodt, Geschiedenis, 88 vermeldt de familienaam Bourget onder een beschrijving van “de goederen, inkomsten en onderhoud van de Capellerij der H. Barbara”. Bij een opsomming van onderpastoors en kapelanen vermeldt Poodt, Geschiedenis, 237: “Philip Benedict Bourget, kapelaan van St-Barbara, gestorven 21 Vendémiaire jaar 14 (ouderdom 80 jaar). 1784”. 6 Notredame D., ‘De broederschap van de Allerheiligste Naam Jezus te Ternat in de 17de en de 18de eeuw’, Eigen Schoon en De Brabander (ESDB), 93 (2010) 19: “In het jaar 1774 op den 10de januari Sijn in de Broederschap geschreven […] Eerwaarde Heer Philippus BOURGET”; Ockeley J., ‘Kerk-, cure- en armengoederen in Ternat in 1787’, ESDB, 93 (2010) 80 en 81 heeft het niet over Philippus Bourget, maar over een onderpastoor Frans Gillis Bourget. Dit moet een vergissing zijn. Volgens de lijst van onderpastoors, vermeld in Poodt, Geschiedenis, 237, is er nooit een onderpastoor met die naam geweest, wel met de naam Frans Gillis. 7 Herpelinck H.J., Ternat. De Drie prochiën, Ternat, 1993, 48. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 335 Verder speurwerk begon met het werk van W. Audenaert, Prosopographia Jesuitica Belgica Antiqua. A Biographical Dictionary of the Jesuits in the Low Countries, 1542-1773. Daarin valt over een Philippe Bourget te lezen, behalve dan dat zijn naam meestal geschreven zou worden als Philippe de Bourget, dat hij geboren is in Menen op 15 december 1727.8 Zijn overlijdensjaar wordt niet vermeld, wat erop wijst dat de auteur over dit overlijden geen gegevens heeft kunnen verzamelen.9 Verder is daar vermeld dat hij in La Flèche10 heeft gestudeerd (1757-1759) en in het Theologisch Instituut te Parijs (1759-1761). En dat hij missionaris is geweest in Martinique. En nadien, in het jaar 1770, in Brussel is te situeren. Enig verband met zijn kapelaanschap te Ternat is er niet in te vinden. Maar de leeftijd van 80 jaar, vermeld door Th. Poodt, laat vermoeden dat het in al deze aantekeningen wel om dezelfde persoon gaat, al is de Philippe Bourget in het boek van Audenaert geboren op 15 december 1727, zodat hij bij zijn overlijden op 13 oktober 1805 slechts 77 jaar zou zijn geweest, en geen 80 zoals Poodt schrijft. Het werd dus een hele uitdaging om wat meer te weten te komen over deze figuur, en meer bepaald om te weten of hij de verkoper van de kapelanie in de Dreef kon zijn geweest. Diverse andere bronnen hebben het mogelijk gemaakt om een (weliswaar beperkte) biografie van deze man te maken. En zijn levensloop is zo merkwaardig dat het de moeite loont om die te beschrijven in dit artikel. Vlaming Philippe Bourget wordt jezuïet en Franse missionaris Philippus Benedictus Bourget werd geboren op 14 december 172711 te Menen en er de dag nadien gedoopt12 als zoon van Joseph Antonius Bourget en Maria Augustina Casier. Zijn vader was er deurwaarder van de Stad en 8 Audenaert W., Prosopographia Iesuitica Belgica Antiqua. A Biographical Dictionary of the Jesuits in the Low Countries 1542-1773, Leuven, 2000, I, 146. 9 Diezelfde vaststelling kan men doen in Kieckens F., ‘Les anciens missionnaires belges de la compagnie de Jésus dans les deux Amériques’, Précis historiques, 28 (1879) 151. Hij vermeldt in de kolom ‘Mort’ geen overlijdensjaar, maar wel “après 1768” (zijnde het jaar van vertrek van Philippe Bourget uit Martinique. En ook hier wordt zijn familienaam gespeld als De Bourget. 10 La Flèche is gelegen in het Franse departement Sarthe. Tot 1762 bevond er zich een befaamd jezuïetencollege. 11 David B., Le clergé. Dictionnaire biographique de la Martinique (1635-1848), Fortde-France, 1984, II, 37. 12 Rijksarchief online, Parochieregisters Provincie West-Vlaanderen. Arrondissement Kortrijk, Menen, parochie Sint-Vedastus, D 168 scans, 1727-1724 (sic: te lezen als: 1734), 18. 336 Dirk Lindemans de Roede van Menen.13 Zijn broer, Josephus Bartholomeus Bourget, die ook missionaris zou worden, was negen jaar eerder geboren, op 24 augustus 1718. Deze laatste is te Ternat op 18 september 1783 overleden.14 De plaats van overlijden doet vermoeden dat hij toen bij zijn broer in Ternat verbleef.15 Of er nog andere kinderen waren werd niet onderzocht. Philippe Bourget trad bij de jezuïeten in op 30 september 1750 (provincie Flandro-Belgica).16 Hij deed theologische studies in La Flèche (1757- 1759) en aan het Theologisch Instituut te Parijs (1759-1760).17 Op 22 maart 1760 werd hij priester gewijd. Zijn proeftijd bracht hij in Lier door (1761-1762). In september 1762 werd hij door de Franse jezuïetenorde aangewezen als missionaris naar de zogenaamde Bovenwindse Eilanden, tezelfdertijd als zijn broer Josephus. Beiden zijn vanuit Engeland naar Martinique getrokken, samen met de Belg Père Margaux, de Luxemburger Père Schaack en twee Martinikanen. Zij zijn op het eiland toegekomen op 13 februari 1763. Joseph is naar San Domingo gestuurd. Philippe is na drie maanden belast met de parochie Case-Pilote.18 Op dit eiland waren de meeste missionarissen Fransen, zowel creolen als Fransen uit Frankrijk.19 Tijdens zijn missionarisperiode was er nog geen sprake van een scheiding tussen kerk en staat, integendeel: de kerkelijke instanties moesten meestal 13 Menen, Oud archief, F 314 (akte gegeven te Brussel op 1 augustus 1739 met de aanstelling van Joseph Antoine Bourget, als deurwaarder van de Stad en Roede van Menen, voor een periode van 6 jaar; online: www.probat.west-vlaanderen.be, kenmerk akte: BE SAM/OA/OA_Groep F/P.B./314F, geraadpleegd op 10 december 2020). 14 De overlijdensakte vermeldt: “Josephus Bartolomeus exjesuita et sacerdos…”. 15 Hij verbleef vermoedelijk al veel eerder in Ternat. Uit een opstel van D. Notredame weten wij dat Josephus Bourget op 10 januari 1774 samen met zijn broer Philippe Bourget is toegetreden tot het Broederschap van de Heilige Naam Jezus in Ternat (Notredame, ‘De broederschap’, 19-20). Hij zou in de documenten van dit broederschap vermeld staan als “Eerwaarde heer Josephus Antonius Bourget”. Maar dat moet een vergissing zijn want dat is de naam van zijn vader. Die was vanzelfsprekend geen “Eerwaarde Heer”. 16 Audenaert, Prosopographia Iesuitica Belgica Antiqua, I, 146; David, Le clergé, II, 37; Tyberghein J.B. en Vanden Driesch I., Catalogus Tertius Personarum Provinciæ Flandro-Belgicæ Societatis Jesu, s.l., s.d., XXVIII en in de ongepagineerde alfabetische en chronologisch op intrede gerangschikte indices. 17 Audenaert, Prosopographia, I, 146 ontleent deze gegevens aan de Catalogus tertius personarum Provinciae Flandro-Belgicae Sociétatis Iesu voor de jaren 1757-1758 en 1759-1760; David, Le clergé, II, 37 situeert alle studies in Parijs. 18 David, Le clergé, II, 37; Rennard J., La Martinique. Historique des Paroisses. Des origines à la Séparation, Thonon-les-Bains, 1951, 73. 19 Voor een lijst met namen, zie Hughes Th., History of the Society of Jesus in North America. From 1645 till 1773, London-New York, 1917, 600. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 337 de zegen geven over bestuurlijke beslissingen. Zo kon nagenoeg niemand benoemd worden in een overheidsfunctie zonder kerkelijk fiat. Burgerlijke overheden waren daarmee niet zo tevreden. In die tijd kwam er een nogal forse tegenwind op tegen de jezuïeten. Hun orde was de Societeit van Jesus, opgericht in 1534. Die tegenstand werd gevoerd omwille van meerdere factoren: enkele ervan zijn het grote aantal jezuïeten, hun grote invloed bij de paus (en zo ook op het burgerlijk bestuur). Ook hun grote internationale structuur en (daardoor) hun autonomie die door de diverse koningen en andere heersers niet onder controle kon worden gehouden, speelde daarbij een rol. Er waren natuurlijk ook interne spanningen en meningsverschillen binnen de (leiding van) de Societeit. Volgens sommige auteurs speelde ook hun al te commerciële ingesteldheid een rol. In 1759 was er in Portugal al een ban over de jezuïeten uitgesproken. Daarop zou Frankrijk volgen. De jezuïeten-biechtvaders aan het hof hadden koning Lodewijk XV de absolutie geweigerd zo lang (de welbekende) madame de Pompadour, zijn maîtresse, niet van het hof werd verwijderd. Zij zou daarop wraak hebben gezworen. Een zwaar incident met de procurator van de missie op Martinique, Antoine Lavalette, was ideaal om de publieke opinie in die zin te bewerken.20 Pater Lavalette had ‘ten voordele van de missie’ handelgedreven en daarbij ook gespeculeerd. Hij geraakte in financiële moeilijkheden. Volgens de Societeit van Jesus was dat een persoonlijke schuld van Lavalette. Vraag was of de orde daarvoor ook aansprakelijk was. Het Parlement van Parijs heeft de orde veroordeeld tot de betaling van die schulden.21 En na nog wat andere veroordelingen door het parlement sprak dit op 6 augustus 1762 de opheffing van de orde in Frankrijk uit. Deze beslissing werd pas op 1 december 1764 door de koning bevestigd, want hij wilde geen problemen met de jezuïeten. De bezittingen van de orde werden verkocht. Een reeks jezuïeten liet zich seculariseren om zich veilig te stellen. Om hun pensioen veilig te stellen legden sommigen de eed af niet meer tot de orde te behoren.22 Dit liet zich natuurlijk ook en vooral op Martinique gevoelen. Amper een paar maanden na de aankomst van Philippe Bourget werd met een arrest van 18 oktober 1763 van de Conseil Supérieur de la Martinique de jezuïetenorde ontbonden en verboden. Er kwam een beslag op het patrimonium. Aan de jezuïeten-missionarissen op Martinique werd in dat arrest een pensioen toegekend (onder meer als compensatie voor de financiële gevolgen van de opheffing van de orde en het verlies van hun 20 De Jong J., Handboek der kerkgeschiedenis, Antwerpen, 1932, III, 95. 21 Ongeveer 2,5 miljoen frank of de tegenwaarde van zowat 60.000 euro. 22 De Jong, Handboek der kerkgeschiedenis, III, 96. 338 Dirk Lindemans patrimonium). Maar daaraan was de voorwaarde verbonden de eed af te leggen die het Hof (de Conseil) had bevolen.23 Philippe Bourget en zijn confraters hebben dat gedaan op 25 oktober.24 Daarop hebben zij van het Hof toelating gekregen om op het eiland Martinique te blijven.25 Philippe Bourget is daar gebleven tot juli 176726, om dan een korte tijd naar Guadeloupe te gaan. In 1768 was hij al terug op Martinique.27 Hij is kort nadien terug naar België getrokken.28 De terugkeer (naar de Zuidelijke Nederlanden) van een jezuïet in turbulente tijden In 1770 – hij is dan 43 jaar oud – is hij in België, en aanvankelijk vermoedelijk in Brussel. Van daaruit zal hij meermaals moeten aandringen 23 Te weten, in de bewoordingen van het Hof in zijn arrest van 8 oktober 1763: “Ordonne qu’aucuns membres de ladite Société qui sont en cette Isle ne pourront à l’avenir y demeurer ni exercer aucune fonction, ayant charge d’ames, sans avoir préalablement prêté serment d’être bons & fideles sujets & serviteurs du Roi, de tenir & professer les libertés de l’Eglise Gallicane, & les quatre articles du Clergé de France de 1682, d’observer les Canons reçus & les Loix du Royaume, de détester & combattre en toutes occasions & en tous temps les maximes attentatoires à l’autorité des Rois, à l’indépendance de leurs couronnes; & à la sûreté de leurs personnes sacrées. Ils seront tenus de le faire dans trois jours, à compter de celui de la signification du présent Arrêt […]. 24 De bundel met alle processtukken van zowel de procureur-generaal als van de jezuïeten (door toedoen van Louis Nicolas Prétel, algemeen overste) als de uitspraken van de Cour Supérieur zijn samengebracht in de uitgegeven Pièces du procès instruit contradictoirement au Conseil Supérieur de la Martinique entre le Procureur Général, d’une part, et la Société des Jésuites, d’autre, s.l., s.d.. 25 Pièces du procès, 180: arrest van 26 oktober 1763: “La Cour a donné acte aux dits sieurs […] Bourget, […], de ce qu’ils ont fait le serment à eux ordonné par l’Arrêt du 18. En conséquence & aux termes de celui, ordonne qu’ils pourront rester en cette Isle & continuer d’y exercer des Cures, Vicariats & Bénéfices à charge d’ames, ainsi qu’ils ont fait ci devant.” 26 Over de omstandigheden waarin dit is gebeurd (de mislukking van de officiële plaatsvervanger van Bourget, l’abbé Vincent, en het gebrek aan motivering bij Bourget), zie David, Le clergé, II, 38; David B., La paroisse de Case-Pilote. 1760-1848. Notes d’histoire sociale, Fort-de-France, 1975, 17. Een andere auteur schrijft daarover: “Le Père Bourget obtint la permission de desservir la paroisse jusqu’en 1767 à titre exceptionnel, car depuis 1763 tous les autres Jésuites étaient licenciés” (Rennard, La Martinique, 73). Dat lijkt dus niet helemaal correct te zijn, omdat de Conseil aan al wie de eed had afgelegd de toelating heeft gegeven om te blijven. 27 David, Le clergé, II, 39. 28 Over de situatie op Martinique op dat ogenblik en het vertrek van “Père Philippe Bourget, ex-Jésuite qui avait obtenu une prolongation de séjour”, zie David, La paroisse de Case-Pilote, 17. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 339 op de uitbetaling van het door de Cour Supérieur toegekende pensioen, al zal de Franse overheid daarop nog inkorten.29 Want volgens zijn eigen verklaringen zou hij in maart 1768 een laatste keer een deel van zijn pensioen op Martinique hebben getrokken.30 Handtekening onder pensioenaanvraag 1771 Het is merkwaardig dat de auteurs die over het leven van de jezuïeten schrijven geen gegevens meer hebben over Philippe Bourget vanaf zijn pensioen in Brussel. Maar misschien wordt dat juist verklaard door de afschaffing van de jezuïetenorde (zie hierna) en door de eed die hij op Martinique heeft afgelegd, waardoor hij een ‘ex-jezuïet’ is geworden. Want precies van de ex-jezuïeten is er weinig geweten over hun levensloop nadat zij ex-jezuïet zijn geworden.31 Wanneer Philippe Bourget naar Ternat is gekomen, is niet precies te achterhalen. We weten wel dat hij al op 24 april 1770 benoemd is door Henri Joseph Philippe Ghislain de Fourneau32, graaf van Kruikenburg,33 tot kapelaan van de kapelanie Sint-Barbara. Die benoeming is geschied in opvolging van Pierre Joseph De Wandeler.34 Die laatste was immers 29 Archives Nationales d’Outre-Mer Aix-en-Provence, Secrétariat d’État à la Marine. Personnel colonial ancien, Lettre B, Bourget, Philippe Benoît, ancien missionnaire aux îles du Vent: Het dossier met alle pensioenaanvragen (via de tussenpersoon Firmin) is te raadplegen op http://anom.archivesnationales.culture.gouv.fr/osd/?dossier=/ collection/INVENTAIRES/Ministeres/SEM/E/&first=241_053A/FRCAOM06_ COLE_241053A_0468&last=241_053A/FRCAOM06_COLE_241053A_0498&ti tle=Bourget,+Philippe+Beno%C3%AEt,+ancien+missionnaire+aux+%C3%AEles +du+Vent+1771/1788 (geraadpleegd op 14 december 2020). 30 Deze vermelding komt voor in een pensioenverzoek dat hij in 1770 laat indienen via de receveur de rentes te Parijs, de heer Firmin. Het wordt ook vermeld in David, Le clergé, II, 38. 31 van Gennip J., ‘“Contulit hos virtus, expulit invidia”. The suppression of the Jesuits of the Flemish-Belgian Province’, Kenis L. en Lindeijer M. (red.), The Survival of the Jesuits in the Low Countries, 1773-1850, Leuven, 2020, 97: “It is striking […] how scarce […] the documentation of the afterlife of these former Jesuits [is]”. 32 Het gaat hier om Henri Joseph Philippe Ghislain de Fourneau, geboren in 1717 en overleden in 1786. 33 De graaf had immers het benoemingsrecht van deze kapelanie. 34 Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen, parochialia Ternat, Sint-Gertrudis. Een kopie van de benoemingsakte werd mij bezorgd door de heer Gerrit Vanden Bosch, 340 Dirk Lindemans jaren voordien benoemd35 tot pastoor van Schorisse.36 In de archieven van de familie de Fourneau de Cruyckenbourg bevinden zich verschillende stukken in verband met deze opvolging.37 Er is vooreerst een advies van advocaat G.J. De Limpens van 8 maart 1770.38 Het lijkt een antwoord te zijn op vragen die werden gesteld door graaf Henri Joseph de Fourneau over de woonplaatsverplichting die verbonden zou zijn met het kapelaanschap en over zijn macht om de kapelaan vervallen van zijn recht te verklaren wegens het niet meer uitvoeren van de verplichtingen verbonden met dat kapelaanschap. Die vraag om advies is een aanduiding dat pastoor De Wandeler tot in 1770 nog steeds formeel kapelaan van de Sint-Barbarakapelanie is gebleven na zijn benoeming te Schorisse. Het advies van deze advocaat was zeer formeel: de toepasselijke teksten verplichten tot het verblijf in de gemeente waar het kapelaanschap wordt uitgeoefend (“… exige résidence corporelle”). En – aldus nog het advies – de graaf is gerechtigd om vast te stellen dat, gelet op de benoeming in Schorisse, de kapelaan niet langer voldoet en ook niet langer kan voldoen aan de aan hem gestelde eisen.39 Dit advies is blijkbaar al op 22 maart overgemaakt aan pastoor de Wandeler, al dan niet met de suggestie om zelf zijn ontslag te geven. En al op 28 maart 1770 wordt het antwoord van deze pastoor verzonden: hij deelt een ontslagbrief mee aan “mijnheer Lambilot intendent van D’Heer Grave van Cruquenbourg in de Crancken straet bij t’ Vleeschhuys Tot Brussel”. Graaf Henri Joseph de Fourneau – die meestal in Brussel verblijft – moet en kan dus uitkijken naar een nieuwe kapelaan in Ternat. Wanneer en hoe de kandidatuur van Philippe Bourget bij hem bekend is geworden, weten we niet. Het familiaal archief van de Fourneau bevat daarover archivaris van het aartsbisdom Mechelen-Brussel, waarvoor dank. 35 De huwelijksregisters van Schorisse geven aan dat pastoor De Wandeler daar al huwelijken heeft ingezegend in juni 1762. 1762 is ook het jaar van de benoeming via concursus na het overlijden van de vorige pastoor (Quaghebeur T., ‘Pastoorsbenoemingen na een vergelijkend examen in het aartsbisdom Mechelen tijdens de zeventiende en de achttiende eeuw. Parochie- en deelnemerslijsten’, Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 170 (2004) 222). Hij moet dus al een tijdje de Ternatse kapelanie van Sint-Barbara verlaten hebben toen Philippe Bourget werd benoemd. 36 Schorisse is een dorp in Oost-Vlaanderen, nu een deelgemeente van Maarkedal. 37 Algemeen Rijksarchief Brussel (ARA), Familie de Fourneau de Cruquembourg, 370 (stukken uit de jaren 1381-1823 verzameld in een map zonder verdere inventarisering of nummering); Lejour E., Inventaire des archives de la famille de Fourneau de Cruquembourg, Brussel, 1949 (BE-A0510_000321_002722_FRE). 38 In tweevoud waarbij het eerste wat langer is dan het tweede. 39 De stichtingsakte van de fundatie vereist niet enkel het houden van missen maar ook het verlenen van bijstand aan de pastoor van Ternat. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 341 geen gegevens. Het bevat wel andere gegevens over het verloop van de benoeming. De graaf wil blijkbaar voorkomen dat er zich in de toekomst nog een probleem met deze bediening zou kunnen stellen. Daarom wordt in het ontwerp van benoemingsbeslissing een paragraaf toegevoegd dat de kapelanie maar wordt toevertrouwd aan de nieuwe kapelaan “onder conditie dat hij derSelve cappellerije niet en Sal vermogen te cederen, vermangelen ofte alieneren sonder ons Expres consent ende onder obligatie van te celebreren de missen ende behoorlijk te quijten alle andere devoiren (daenach?) annexe”.40 Op 24 april neemt graaf Henri Joseph de Fourneau (die in Brussel verblijft) dan een beslissing op grond van “het rapport ons gedaen der goede qualitijten, deughsaemhijt ende bequaamheydt van den Eerw. Heer Philip Benedictus Bourget Priester”.41 Dat verslag bevindt zich niet in het familiaal archief. Luidens een vermelding op een kopie van die beslissing die zich in het archief de Fourneau bevindt, werd het origineel ervan op 24 april 1770 overhandigd aan “le beneficier”. Dit is dus Philippe Bourget. En die heeft die beslissing overgemaakt aan het aartsbisdom in Mechelen. Hij werd als kapelaan in Ternat geïnstalleerd op 27 mei 1770.42 Wij mogen dus als zeker aannemen dat Philippe Bourget al in 1770 in Ternat verbleef. Dit geldt des te meer nu er aan zijn benoeming een advies is voorafgegaan dat de kapelaan moest verblijven in de gemeente waar hij zijn functie bekleedde. De lijst met de inwoners van Ternat, opgemaakt in 1772 met het oog op een belasting op de honden, vermeldt trouwens als bewoner “Int dorp” “Den Eerweerdighen heere Capellaen Bourget”.43 Hij had een hond. Maar dat gegeven wordt minstens ogenschijnlijk tegengesproken door een element uit een andere bron. 40 ARA, Familie de Fourneau de Cruquembourg, 43. 41 Citaat uit de tekst die een vertaling is van het Franse origineel: ARA, Familie de Fourneau de Cruquembourg, 43. 42 De datum is moeilijk leesbaar. Mogelijk is het 21 mei. 43 Deze lijst is integraal gepubliceerd in Lascabanne en Debast, Geschiedkundige schetsen, II/2, 184 e.v. 342 Dirk Lindemans De akte tot benoeming van Philippe Bourget als kapelaan van de SintBarbarakapelanie (met dank aan het archief van het aartsbisdom Mechelen-Brussel) In het al vermelde Franse pensioendossier van Philippe Bourget zit een (niet gedateerde) brief van hem aan de Franse minister en staatssecretaris van de marine. Daarin schrijft hij dat hij de zestig jaar gepasseerd is op 15 oktober 1787.44 Hij vraagt dat zijn pensioenrechten daaraan zouden worden aangepast. En aan het eind van die brief vermeldt hij: “logé chez monsieur Pierson, commerçant pres du poid de la ville a Bruxelles”.45 Waarom hij 44 “60 ans révolus”, dus een dag na zijn zestigste verjaardag. 45 De tekst bevat dus een onbegrijpelijk woord ‘poid’. Vermoedelijk wordt poids bedoeld, en wil hij aangeven dat hij verblijft bij de heer Pierson die handelaar is dicht bij de Brusselse stadswaag, gelegen nabij de Grote Markt (met dank aan Frank Judo voor deze hint). De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 343 hier niet vermeldt dat hij in Ternat woont, is niet te achterhalen. Hij vraagt in die brief om het pensioen voortaan uit te betalen via de Franse legatie46 in Brussel “comme cela se pratique pour les pensions des Invalides de la Marine qui se sont retirés à Bruxelles, le suppléant y étant lui-même retiré pour toujours”. Dat pensioen is hem nog verder uitbetaald, ook toen hij al lang in Ternat woonde. Zo vermelden de Archives parlementaires dat in 1790 nog steeds aan “Bourget (Philippe-Benoit) 63 M.1769, en considération de ses services en qualité de jésuite missionnaire, ci-devant employé dans les missions de la Martinique” een pensioen van 400 livres werd uitbetaald.47 Mogelijk was het in die tijden van verzet tegen de kerk en tegen de jezuïeten opportuun om te verklaren dat hij woonachtig was te Brussel, al strookte dat niet met de werkelijkheid. Philippe Bourget was dus nog maar pas in Ternat als ex-jezuïet na zijn wedervaren in Martinique, of hij werd een tweede keer geconfronteerd met verzet tegen de jezuïeten. En dat verzet kwam uit wel zeer vreemde hoek. In lijn met wat we hierboven al aangaven over de anti-jezuïetenhouding van vele Europese machtshebbers heeft paus Clemens XIV in 1773 de orde van de jezuïeten verboden.48 Dat gebeurde met de breve Dominus ac Redemptor noster. 49 Het zou nog tot 1814 duren vooraleer Pius VII met de bul Sollicitudo omnium Ecclesiarum de Societeit van Jezus herstelde. Philippe Bourget heeft dat niet meer kunnen meemaken want hij is in 1805 overleden, zoals we hier nog toelichten. Philippe Bourget, kapelaan te Ternat in revolutietijd Wat heeft kapelaan Bourget dan gedaan in Ternat? We weten dat drie50 46 Dat is een soort consulaat. 47 Archives Parlementaires de 1787 à 1860. Recueil complet des débats législatifs & politiques des chambres françaises, Première série (1789-1800), 14, Parijs, 1882, 439. 48 Clemens XIV was zelf het product van touwtrekkerij tussen verschillende Europese machthebbers. Dit machtsspel had tot gevolg dat het conclaaf maanden in beslag nam om hem dan te verkiezen. Clemens XIV dacht de relaties met die machtshebbers te kunnen verbeteren door de jezuïetenorde op te heffen. 49 Over de gevolgen van deze opheffing op de jezuïeten in Vlaanderen, zie de recente bundel Kenis L. en Lindeijer M., The Survival of the Jesuits in the Low Countries, 1773-1850, Leuven, 2020. Vooral de bijdrage van J. van Gennip is op dit punt verduidelijkend (van Gennip, ‘“Contulit hos virtus, expulit invidia”’, 85-103), maar vele andere betreffen ook de situatie in België, soms beschreven vanuit de ervaringen van één enkele jezuïet. 50 Lascabanne en Debast, Geschiedkundige schetsen, II/1, 37: “de drie laatste genoemde beneficiën (nl. die van O.L.Vrouw, van Sint-Geertruid en van Sint Nikolaas) zijn op 344 Dirk Lindemans (of volgens Th. Poodt alle vier51) kapelanieën van Ternat in 1750 verenigd zijn ten voordele van de onderpastoor van Ternat. Frans Gillis was onderpastoor ten tijde van het kapelaanschap van Philippe Bourget. Hij was de begunstigde van de rechten (maar ook de gehoudene tot de plichten) van de drie andere kapelanieën, Onze-Lieve-Vrouw, SintNikolaas en Sint-Geertrui. De kapelanie Sint-Barbara bestond blijkbaar nog wel zelfstandig, en die was dus toegewezen aan Philippe Bourget.52 De decanale verslagen lijken geen gegevens te bevatten over deze Ternatse kapelaan.53 De parochiale registers van Ternat leren dat ook Philippe Bourget taken als een soort onderpastoor op zich heeft kunnen nemen vanaf 1781, naast pastoor Berclaer en onderpastoor De Vos.54 Zo deed hij dopen, zegende 22 december 1750 met de parochiale kerk vereenigd geweest om te voorzien in het onderhoud van eenen onderpastoor”; KADOC-KU Leuven, Archief Broeders van de Christelijke Scholen. District België Noord, dossier 2043 bevat een afschrift van die akte van vereniging van de drie kapelanieën die genoemd worden door Lascabanne en Debast. 51 Poodt, Geschiedenis, 89 betrekt er dus ook de kapelanie van Sint-Barbara bij. 52 De kapelanie Sint-Barbara is opgericht door de drie kinderen van Everard T’Serclaes en Catherine Taye (te weten: Everard, Joannes en Willem) die daartoe zijn verschenen op 25 april 1425 voor de schepenen van de stad Brussel om er de akte voor de stichting van een kapel (capellania, kapelanie) van Sint-Barbara in de kerk van Ternat te verlijden (Goethals F.V., Généalogie de la famille de T’Serclaes, Brussel, 1853, 84). In de benoemingsakte van Philippe Bourget is over de kapelanie te lezen: “la Chapellanie castrale fondée par nos Ancetres sous l’invocation et à l’autel de Sainte Barbe, En l’Eglise de Ste Gertrude a notre château audit Ternath en Brabant, que nous lui avions conférée ci-devant et dont la collation, provision et toutes autres dispositions nous competent, à cause de notre droit de patronat”. Een castrale kapelanie houdt in dat in principe de missen moeten worden opgedragen in de huiskapel van het kasteel waaraan de kapelanie is verbonden (Ockeley, ‘Kerk-, cure- en armengoederen’, 81). 53 Chrispeels P., Kerkelijk leven in de dekenij Sint-Pieters-Leeuw (1573-1795), Leuven, 1972, onuitgegeven verhandeling, I/B, 334 vermeldt: “De parochie Ternat, die met 700 communicantes dicht bevolkt is, heeft geen vicepastor in de eigenlijke zin: de deservitor van een drietal kapelanieën aldaar neemt de dienst als onderpastoor waar”. Ternat had wel degelijk vrij vroeg onderpastoors, en al zeker ten tijde van het kapelaanschap van Philippe Bourget: Petrus Franciscus De Vos en (nadien) Franciscus Gillis. Wegens de vereniging van die drie kapelanieën in 1750, en dit met opbrengst ten gunste van de onderpastoor, konden er geen kapelanen meer benoemd worden voor die kapelanieën. Zij konden immers niet meer worden betaald met de opbrengst van de eigendommen van hun kapelanie. De Sint-Barbarakapelanie vormde daarop een uitzondering. 54 Het is enigszins ten onrechte dat Herpelinck, Ternat. De Drie prochiën, 48 schrijft dat onderpastoor De Vos ook kapelaan van de Sint-Gertrudiskapelanie was. Door de fusie waarbij de opbrengsten konden en moesten dienen voor het betalen van de onderpastoor was er geen plaats meer voor (de bezoldiging van) een kapelaan in die drie kapelanieën. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 345 huwelijken in en registreerde overlijdens in de parochiale registers. Eerst is dat maar zelden gebeurd, maar mettertijd mee en meer. (Vermoedelijk vroegste) aantekening door Philippe Bourget in het parochiaal overlijdensregister van Ternat: het overlijden van Jacoline Van Schepdael op 18 juli 1781 Wanneer vanaf begin 1800 de kerkelijke doop-, huwelijk- en overlijdensregisters vervangen worden door de (burgerlijke) registers van de burgerlijke stand zien we Philippe Bourget daarin een paar maal (in 1802 en 1803) genotuleerd als een getuige bij een huwelijk.55 Opvallend – of misschien juist niet in de antireligieuze sfeer die we hierna beschrijven – is dat daarbij telkens vermeld staat: “profession: particulier”. Verder weten we uit het familiearchief van de familie de Fourneau dat Philippe Bourget ook een tijdlang een soort rentmeester voor Henri Théodore Philippe Ghislain de Fourneau (1760-1814) is geweest.56 Dat is de zoon van graaf Henri Joseph de Fourneau die Philippe Bourget heeft benoemd tot kapelaan. In de rekeningen van Henri Théodore vinden we (vanaf 1784 tot 1794) meermaals inkomsten terug die de graaf heeft ontvangen van Bourget.57 Het is een niet onbelangrijk deel van de maandelijkse inkomsten die in die rekeningen zijn opgenomen.58 Aan dat rentmeesterschap is aan het einde van de achttiende eeuw vermoedelijk een eind gekomen omwille van wantrouwen. Want in het archief vinden we ook diverse (niet gedagtekende en evenmin genaamtekende) documenten terug waarin berekend wordt wat het verschil is geweest 55 Rijksarchief online, Burgerlijke stand. Provincie Vlaams-Brabant (digitaal), Ternat, H 299 scans, 1801-1814, 41 (17 oktober 1802), 43 (8 november 1802) en 50 (21 februari 1803). 56 Henri Théodore Philippe Ghislain de Fourneau (°november 1760) was kamerheer van Jozef II. Van die titel heeft hij afstand gedaan om met zijn echtgenote Theresia, gravin Van Walstein, naar Wenen te emigreren. Hij is in Parijs gestorven op 14 maart 1814. Poodt, Geschiedenis, 106 schrijft dat dit op 15 maart was, maar dat is de datum van de aangifte van het overlijden, zoals blijkt uit een gewaarmerkt eensluidend verklaard uittreksel uit het overlijdensregister dat zich in het familiaal archief bevindt. 57 ARA, Familie de Fourneau de Cruquembourg, 43. 58 Zowat 10 % van de maandelijkse inkomsten van de graaf die in deze rekeningen zijn opgenomen. 346 Dirk Lindemans tussen de aangegeven inkomsten en uitgaven en wat het batig saldo had moeten zijn dat “feu59 Philippe Bourget” aan de graaf had moeten doen toekomen.60 Die rekeningen vermelden in 1793 ook een betaling aan Bourget: “(Paie) au Sr Bourget, prêtre 1/année de pension à lui délaissée par Mme B: de Fourneaux, échue le 8 du. 100.” In die (Oostenrijkse) tijd liet keizer-koster Jozef II zich ook op religieus vlak gelden. Hij had in Oostenrijk al een reeks hervormingen van het geestelijk leven doorgevoerd, en toezicht op het beheer en de inkomsten van abdijen, kloosters en kerken ingesteld. Hij wilde dat ook bij ons invoeren. Daartoe moest hij zicht krijgen op de inkomsten en het vermogen van de religieuze wereld.61 Met een ordonnantie van 22 mei 178662 wou hij een kadaster van de kerkelijke goederen opstellen (nadat hij in 1782 al het zogenaamde Tolerantie-edict had uitgevaardigd, de kloosterordes had verboden en een nieuwe indeling van de parochies wilde realiseren). Elke geestelijke die religieus patrimonium onder zich had, moest een aangifte doen. De aangifte voor de Sint-Barbarakapelanie is opgemaakt door kapelaan Bourget.63 Hij beschrijft zichzelf daarin als 59 Dit geeft dus aan dat het document na het overlijden van Philippe Bourget in 1805 is opgemaakt. 60 ARA, Familie de Fourneau de Cruquembourg, 44, farde ‘acquits du compte de Salomon rendu en 1806’. 61 Dierkens A., Les Déclarations des biens du clergé régulier et seculier des Paysbas Autrichiens (1786-1787). Etude des registres 46764-46917 de la Chambre des Comptes (A.G.R.) du point de vue archivistique et institutionnel, Brussel, 1980, 9. 62 Keizerlijke Ordonnantie van 22 mei 1786 “préscrivant un dénombrement général des biens du clergé, tant séculier que régulier”. Die ordonnantie werd gevolgd door een ordonnantie van 27 mei 1786 “préscrivant un dénombrement de tous les Bénéfices & Offices ecclésiastiques simples, non chargés de cure d’ames & n’exigeant point de résidence personelle”. De uitvoering ervan werd opgeschort in afwachting van het uitvaardigen van praktische voorschriften. Die kwamen er met een edict van 4 januari 1787 “concernant le Dénombrement des Biens du Clergé, & des Bénéfices, Offices & Fondations Ecclésiastiques quelconques aux Pays-Bas”. Dat edict was een bestuurlijke onderrichting met details over de opstelling van die aangifte. Deze teksten zijn onder meer opgenomen in het hiervoor vermeld werk van A. Dierkens. Een toelichting bij deze edicten en de aangiften door de Ternatse geestelijkheid vindt men bij Ockeley, ‘Kerk-, cure- en armengoederen’, 71-72 en bij Poodt, Geschiedenis, 88. 63 Exemplaren van deze aangiften bevinden zich in het Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer, inventaris nr. I-257, gebundelde stukken 46764-46799 en in Rijksarchief Leuven, Kerkelijke Archieven Vlaams-Brabant, Archief van de SintGertrudisparochie van Ternat (800/145), map 3951. De aangifte van onderpastoor Gillis is gedateerd op 27 april 1787; die van Philippe Bourget is gedateerd op 19 april 1787 en draagt een zegel. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 347 begunstigde van dat beneficie als “priester, bigtvader ende cappellaen van Cryuquenburg tot Ternat residerende uyt krachte van het beneficie”. De aangifte voor de Onze-Lieve-Vrouwekapelanie – die afzonderlijk geschiedt ondanks de vereniging van de drie kapelanieën – is opgemaakt door toenmalig onderpastoor Frans Gillis.64 Het is nuttig om nu al te vermelden dat die aangifte geen melding maakt van het gebouw in de Dreef dat de naam draagt van Kapelanie Onze-Lieve-Vrouw, waarover we het hierna nog hebben. Bezegelde en ondertekende aangifte voor de Sint-Barbarakapelanie door kapelaan Philippe Bourget (Rijksarchief Leuven , Kerkelijke Archieven Vlaams-Brabant, Archief van de Sint-Gertrudisparochie van Ternat (800/145), map 3951) De tekst van die aangiften is voor enkele auteurs de basis voor een beschrijving van de rijkdom van deze kapelanieën.65 Een verder gevolg heeft Jozef II aan die verplichte aangiften blijkbaar niet gegeven, allicht mee omwille van de Franse invallen bij ons. Die hebben ertoe geleid dat ook Ternat door troepen werd bezet. Er zou toen bij Philippe Bourget, die ook rentmeester van graaf Henri Joseph de Fourneau is geweest, door die bezetters geld zijn gestolen.66 Na de annexatie van onze contreien door de Fransen kwam de kerk nog meer onder druk te staan. Want in Frankrijk was er toen al een hele 64 Franciscus Gillis (1754-1822) was onderpastoor van Ternat van 8 september 1803 tot 18 februari 1822 (Meeussen E., ‘Franciscus Gilis’, Odis, online: http://www.odis. be/lnk/PS_135576, geraadpleegd op 23 februari 2022). 65 Zie bijvoorbeeld Ockeley, ‘Kerk-, cure- en armengoederen’, 78-84. 66 Herpelinck H.J., Ternat. De Heren van Kruikenburg, Ternat, 1990, 265. 348 Dirk Lindemans tijd – al te kort gezegd – verzet tegen elke vorm van religie. Religie had te veel invloed in de politiek. Wetten werden uitgevaardigd om al wat religieus was te bannen. De Constituante had bij decreet van 13 februari 1790 en een tweede decreet van 10 augustus 1792 alle religieuze ordes en congregaties in Frankrijk verboden en afgeschaft. Officieel werd de annexatie van de départements réunis door Frankrijk afgekondigd op 1 oktober 1795.67 De Franse wetgeving werd evenwel bij ons niet zonder meer onmiddellijk van kracht. Pas met de officiële bekendmaking ervan zou die van kracht worden. Zo werd met een speciaal decreet van 15 fructidor an IV (1 september 1796) het voormelde verbod op religieuze ordes bij ons van kracht. En zo beval het Directoire op 6 december 1796 de publicatie en dus de toepassing van artikel 19 van de wet van 7 pluviose an V (29 september 1795) relative à l’exercice et à la police des cultes. 68 Volgens dit voorschrift was het verboden om kledij of ornamenten te dragen die verbonden waren met religieuze ceremoniën. Op 26 januari 1797 werden andere bepalingen van die wet van toepassing verklaard met ingang van 15 mei daarop. Zo onder meer dat niemand de bediening van enige eredienst mocht doen zonder eerst een verklaring te hebben gedaan dat hij (of zij) erkent dat het Franse volk soeverein is en onderwerping en gehoorzaamheid aan de wetten van het Franse volk belooft.69 Binnen de katholieke kerk in België was er verdeeldheid of daaraan gevolg moest worden gegeven. Zo was de aartsbisschop van Mechelen voorstander, maar vele andere hoge geestelijken waren tegen. Op 31 augustus 1797 werd de gehele wet van toepassing, waardoor de gemeentebesturen geen steun meer mochten verlenen aan de eredienst. En met een decreet van 19 fructidor jaar VI (6 september 1797) werd de voormelde ‘verklaring van gehoorzaamheid’ vervangen door de ‘eed van haat tegen het koningschap en de monarchie’.70 En met datzelfde decreet werd het Directoire 67 Bij wet van 9 Vendémiaire jaar IV (1 oktober 1795) werden de Oostenrijkse Nederlanden, het prinsbisdom Luik en het abdijvorstendom Stavelot-Malmédy aangehecht bij Frankrijk. Het grondgebied werd in negen departementen verdeeld. Ternat behoorde tot het Département de la Dyle. Elk departement werd ingedeeld in kantons. Ternat maakte deel uit van het kanton Asse. 68 Een zeer gedetailleerde beschrijving van de graduele invoering van de Franse wetten in onze gewesten leest men onder meer in Antoine F., La vente des biens nationaux dans le département de la Dyle, Brussel, 1996, onuitgegeven proefschrift, 133-151 (beschikbaar op https://dipot.ulb.ac.be/dspace/bitstream/2013/212335/1/f04ae093- 1633-44de-92e9-8df9fba5f4bc.txt (geraadpleegd op 19 februari 2021)). 69 De verklaring luidde: “Je reconnais que l’universalité des citoyens français est le souverain, et je promets soumission et obéissance aux lois de la république” (titel 3, art. 6 van de wet van 7 vendémiaire An IV (29 september 1795)). 70 “Je jure haine à la royauté et à la monarchie, et je promets attachmenent et fidélité à De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 349 gemachtigd om al wie de eed zou weigeren, bij eenvoudig besluit van een van de leden van het Directoire kon worden verbannen. Daartegen kwam enorm verzet, dat we hier niet verder kunnen beschrijven.71 Bovendien was er intussen ook nog de Boerenkrijg ontstaan, waarvoor het Directoire de schuld ook bij de geestelijkheid legde.72 Op 8 november 1797 beval de regering aan de centrale administraties van de departementen om een lijst op te maken van alle priesters die weigerden om de eed van haat af te leggen.73 Philippe Bourget werd op die lijst geplaatst net zoals alle andere priesters van het kanton van Asse.74 Die collectieve weigering zou – volgens het formulier – geschied zijn op initiatief van pastoor Joseph E. Vandersaeken, pastoor van Asse.75 la république et à la constitution de l’an III”. Een geestelijke mocht zijn functie dan ook niet meer uitoefenen dan nadat hij deze eed had afgelegd. 71 Over die periode bestaat nogal wat literatuur (zie bijvoorbeeld de zeer gedetailleerde studie Antoine, La vente des biens nationaux. Maar er is bijzonder weinig informatie over de gebeurtenissen in Ternat uit die periode te vinden. Zeer beperkt is de info in Poodt, Geschiedenis en in Lascabanne en De Bast, Geschiedkundige schetsen. Iets meer informatie over wat er in Ternat en omstreken is gebeurd is er wel te vinden in de Grave D., Geschiedenis der Gemeente Assche, Gent, 1900, 190 e.v. en in Martens E., De Boerenkrijg in Brabant (1798-1799), Erpe, 2005. 72 Een zeer goed voorbeeld daarvan is het deportatiebevel van priester Nerincx, gemeente Meerbeek, uitgevaardigd te Parijs op 4 november 1797, ‘Documents concernant la persécution religieuse dans le diocèse de Malines pendant la Révolution française’, Annuaire ecclésiastique de l’Archevêché de Malines, 3 (1863) 288. 73 ‘Arrêté du directoire exécutif du 18 Brumaire an VI (8 november 1797) qui ordonne la formation de tableaux des ci-devant prêtres dans les départements réunis’, Pasinomie, Première Série, 8, Brussel, 1835, X. 74 In de kolom Prestation ou non prestation de serment op het formulier staat bij elke priester van het kanton: “jusermenté”. Het formulier vermeldt (in de kolom Bemerkingen) dat vermoed wordt dat als de pastoor van Asse de eed zou hebben afgelegd, de anderen hem zouden zijn gevolgd (“il est à présumer que si le Curé du chef lieu avait fait sons serment les autres ministres du Culte du Canton aurairent suivi son exemple”). 75 Rijksarchief Vorst, Centrale administratie van het Dijledepartement, 4019; Daelemans F., Voorlopige inventaris van het archief van de centrale administratie van het Dijledepartement, Brussel, 2001, 302. 350 Dirk Lindemans Tableau van de priesters in het kanton van Asse die weigerden om de eed af te leggen, voorafgegaan door de begeleidende brief van de Commission du Directoire près de la municipalité d’Assche Het formulier vermeldt uitdrukkelijk dat Philippe Bourget ‘Ex Jesuite’ is en dat hij ontvanger is van “L’Emigré Cruyckenbourg”, de edelman die naar Wenen de wijk genomen had. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 351 Op 17 maart 1798 beval het Directoire de confiscatie en de onmiddellijke verkoop van de goederen toebehorend aan onder meer pastorijen en kerkfabrieken, tenzij de priester de voormelde eed van haat zou afleggen. Deden ze dat niet, dan zouden ze worden gedeporteerd.76 Er volgden een hele reeks individuele deportatiebevelen, waarop vele priesters zouden zijn gevlucht. Er is geen spoor van een individueel deporatiebevel aan kapelaan Bourget. Vele Belgische priesters zijn toen daadwerkelijk verbannen naar Franse eilanden, zoals blijkt uit de lijsten die sommige auteurs hebben opgemaakt op basis van passagierslijsten van schepen.77 Maar Bourget dus niet. Op 3 september 1798 deed er zich een incident voor bij een verzameling van burgers voor de kerk van Ternat, die onder sekwester was geplaatst.78 Gemeentelijk agent Pierre Vanderstraeten en gemeentelijk adjunct Jean Desonghers werden omwille van hun betrokkenheid afgezet, maar de precieze reden is niet gekend.79 Het is ook niet geweten of de plaatselijke geestelijkheid bij het incident betrokken was. 76 Er bestaan nogal uiteenlopende verklaringen over het aantal priesters dat de eed al dan niet heeft afgelegd en over het aantal priesters dat het voorwerp is geweest van een deportatiebevel. Volgens Namèche A.J., Cours d’histoire nationale, Leuven, 1891, 241 die deze gegevens ontleent aan Annuaire ecclésiastique de l’Archevêché de Malines, waren er op de 1556 priesters in het decanaat Mechelen slechts 177 die de eed hebben afgelegd, waarvan er 70 deze hebben ingetrokken voor het concordaat van 1801. Volgens Pierre V., La déportation ecclésiastique sous le Directoire. Documents inédits recueillis et publiés pour la Société d’histoire contemporaine, Parijs, 1896 zijn er 7478 priesters in België het voorwerp geweest van een deportatiebevel. Volgens de samenstellers van de uitgave van de Procès-Verbaux du Directoire waren het er 7668. Sciout L., Histoire de la Constitution civile du clergé et de la persécution révolutionnaire (1790-1801), Parijs, 1877, 555 heeft het over 5533 Belgische priesters (behalve die uit de departementen Forêts (Luxemburg) en Ourthe (Luik)) die met het hierna besproken collectief bevel van 14 brumaire jaar VII werden uitgewezen, en 473 die met bijzondere besluiten zijn uitgewezen. 77 Zoals ‘Liste des prêtres belges déportés en Guyane et aux îles de Rhé et d’Oléron pendant la persécution française’, Collection de Précis Historiques, 7 (1856) 523-525, 549-554, 577-578; 8 (1857) 18-20, 43-45, 240-244, 273-276, 291-293, 320-321 en 371-376; Van Bavegem J.B., Het martelaarsboek of heldhaftig gedrag der Belgische geestelijkheid ten tijde der Fransche Omwenteling op het einde der achttiende eeuw, Gent, 1875, passim. 78 Op 28 mei 1802 is de kerk weer opengegaan. Zie hierover De Ridder J., ‘Geestelijk personeel in onze gemeente (deel 2)’, Contactblad Cultuur- en Heemkring Ternat, maart 2018 (2018) 16. 79 Index des Procès-verbaux du Directoire Exécutif An V-An VIII, deel 6, s.l., s.d., 14 en 19. Online: http://143.126.211.224/chan/chan/pdf/sm/PV6ind1.pdf (geraadpleegd op 10 december 2020). 352 Dirk Lindemans Verschillende besluiten van 14 brumaire an VII (4 november 1798)80 veroordeelden (voor het eerst collectief81) tot deportatie van de priesters en religieuzen die zich niet hadden onderworpen aan de voormelde wet op de politie op de eredienst en de eed niet hadden afgelegd. Die besluiten zijn nooit ter kennis gebracht van de betrokkenen, en ook nooit officieel gepubliceerd. Er is ook geen volledige tekst gepubliceerd in boekvorm. M. Sacré heeft het niet officieel bekend gemaakt besluit dat betrekking heeft op de priesters van het Dijledepartement gepubliceerd in De Brabander. 82 Het daadwerkelijk bestaan van dat besluit wordt bevestigd door de vermeldingen in de Index van deel VI van de Procès-verbaux du Directoire, uitgegeven door de Franse Archives Nationales.83 Daarin staat Philippe Bourget op die lijst (zoals ook pastoor Pierre Emmanuel Berclaer en onderpastoor François Gillis van Ternat).84 Philippe Bourget wordt er vermeld als “bénéficier du canton d’Asse (Dyle)” (provenier van het kanton Asse (Dijle)). Het zijn de enige bronnen waar zijn naam terug 80 “Art. 1er Seront arrêtés et déportés hors du territoire de la République les prêtres du département (…) ci-après-nommés”. De aan dit eerste artikel voorafgaande algemene motivering was hun betrokkenheid bij de opstand van de bevolking, de Boerenkrijg. De volledige tekst van het besluit met zijn collectieve motivering (zonder de bijgevoegde lijst) is te vinden in Thys A., La persécution religieuse en Belgique sous le Directoire exécutif (1798-99), Antwerpen, 1899. In dit boek zijn ook de namen van de Belgische priesters en religieuzen vermeld die zouden zijn getroffen door de Franse maatregelen, maar die lijst is niet volledig. Hoe dan ook ontbreekt daarop Philippe Bourget. De tekst is ook te vinden bij Pierre V., ‘La persécution religieuse en Belgique après Fructidor’, Revue des questions historiques, 18/35 (1884) 526. Deze laatste auteur preciseert dat er 9 collectieve besluiten zijn gemaakt, te weten een per departement. 81 De vroegere deportatiebevelen waren individueel, met individuele motivering van de deportatiereden. Dat was zo wettelijk vereist. Over deze en andere aspecten van de deportatiebevelen en over de context waarin deze werden uitgevaardigd, alsook over de samenhang met de Boerenkrijg, zie Pierre, ‘La persécution religieuse’, 496-532. 82 Sacré M., ‘Het heldhaftig gedrag der Priesters in de kantons Assche, Londerzeel en Merchtem, ten jare 1798’, De Brabander, 3 (1923) 61-66 (met dank aan Janick Appelmans voor deze mededeling). 83 Index des Procès-verbaux du Directoire Exécutif, VI, 102. 84 Onderpastoor Petrus De Vos was toen al overleden (†9 juni 1795). De priesters zijn in die lijst meestal niet geïdentificeerd met de naam van de parochie of het dorp waar zij bedienden, maar met de benaming van het kanton waar zij werkzaam waren. Voor Ternat en Sint-Katherina-Lombeek was dat Asse. Voor Wambeek was dat SintMartens-Lennik. In het kanton Asse treffen we verder op de lijst gedeporteerden van het besluit van 14 brumaire an VII nog aan: Philippe Boelpaep, Guillaume De Mol, Paul Diricx, François Gheude, Kouckelberg, Pierre Laddersous, Martin Leemans, Georges Mertens, Philippe Van Salm, Corneille Vanham en Joseph-Epiphanie Vandersacken: Sacré, ‘Het heldhaftig gedrag’, 62-63. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 353 te vinden is, maar deze bronnen zijn de betrouwbaarste. De tekst van M. Sacré is opgemaakt op grond van een stuk dat zich in het Rijksarchief bevindt. En deze index is opgemaakt op basis van de originele stukken van het Directoire die zich in de Franse Archives Nationales bevinden. Op de diverse lijsten van daadwerkelijk gedeporteerde Belgische priesters85 is Philippe Bourget86 niet terug te vinden, evenmin als andere priesters van het kanton Asse, hoewel er dus zeer veel in het deportatiebesluit van 4 november 1798 vermeld staan. Er zijn ook geen andere sporen aangetroffen van een daadwerkelijke deportatie, maar evenmin sporen dat hij op de vlucht zou zijn gegaan. Het volgende wat we over Philippe Bourget weten is dat hij de kapelanie Onze-Lieve-Vrouw in de Dreef van Ternat in 1803 heeft verkocht aan Petrus Poodt (en zijn vrouw). Medeverkoper was Cornelius Goossens.87 Deze laatste was verkoper van de grond, terwijl Philippe Bourget de “Batimenten” verkocht. Van de gronden wordt in de akte verklaard dat zij tientallen jaren in het bezit zijn geweest van de ouders van Cornelius Goossens, maar over de herkomst van eigendom van het kapelaniegebouw wordt niets gezegd. Dit laat vermoeden dat er geen vorige eigenaar van de kapelanie is geweest, en dat zij dus is gebouwd door Philippe Bourget tijdens zijn verblijf in Ternat. Zoals al vermeld staat het gebouw ook niet vermeld in de inkomstenaangifte die onderpastoor Gillis voor deze kapelanie in 1787 heeft opgemaakt. Afgaand op de bouwstijl is het niet onmogelijk dat het gebouw werd opgetrokken tussen 1787 en 1803. De akte vermeldt verder, na de beschrijving van de eigendommen waaraan het verkochte goed paalt, het volgende zinsdeel: “… ter 4e de 85 Zoals ‘Liste des prêtres belges déportés’, passim of de lijsten in de jaargangen 1860, 1861 en 1863 van de Annuaire ecclésiastique de l’Archevêché de Malines (bijvoorbeeld ‘Liste supplémentaire des prêtres belges détenus, exilés, déportés ou massacrés pendant la révolution française’, Annuaire ecclésiastique de l’Archevêché de Malines, 3 (1863) 314-327). 86 Het is merkwaardig dat er bijvoorbeeld in Van Bavegem, Het martelaarsboek geen namen van priesters uit Ternat en de directie omgeving te vinden zijn. 87 Het gaat hier allicht om een telg van het Pajotse geslacht Goossens. Cornelis Goossens (1744-1809) was meisenier in 1784. Hij was pachter te Ternat en was er ook schepen en kerkmeester. Hij was gehuwd met Catharina Van Opden Bosch, en samen hadden ze een kind Nicolaes, geboren in Ternat in 1778 (Verdoodt F., De Ternatse geslachten en afstamming, [Ternat], 2010, 256). Lindemans J., ‘Oude West-Brabantsche Geslachten. Goossens’, ESDB, 15 (1932) 213 vermeldt nog dat Cornelis “verheft, in 1782, een leengoed onder Kruikenborg, gekomen van zijn vader”. Een precisering van de bron waarop dit is gebaseerd wordt niet gegeven, noch een beschrijving van het goed. Het zou kunnen zijn dat dit de grond is waarop later de kapelanie is gebouwd. Maar dan blijft natuurlijk de vraag open waarom de erop gebouwde woning de naam kapelanie Onze-Lieve-Vrouw heeft gekregen. 354 Dirk Lindemans straete vooruit belast met 2 guldens tien stuyvers s’jaers aen de cure van Ternath…”. Dit lijkt er op te wijzen dat dit huis een curegoed was, met andere woorden een goed waarvan de opbrengst moest dienen voor het onderhoud van de pastoor.88 Maar dit curegoed is niet opgenomen in de hiervoor al even besproken declaraties van religieuze goederen van 1786. En vermoedelijk had hier trouwens ‘onderpastoor’ moeten staan. Maar ook in de aangifte van de inkomsten van het Onze-Lieve-Vrouwebeneficie is het gebouw dus niet vermeld. Verder is nog opvallend dat Philippe Bourget in deze akte niet wordt vermeld als kapelaan of als priester, maar als “heere”. Waarom en in welke hoedanigheid Philippe Bourget de kapelanie heeft verkocht, is onduidelijk. Hij was kapelaan van Sint-Barbara, terwijl Franciscus Gillis beneficiaris was van de (verenigde) kapelanieën van Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Gertrudis en Sint-Niklaas. En Franciscus Gillis was onderpastoor. Waren de opbrengsten van deze en de andere kapelanieën te laag om de onderpastoor te onderhouden? Vreesde hij dat de Franse bezetter alsnog dit patrimonium toch nog onder sekwester zou plaatsen, ook al had het Concordaat van 1801 theoretisch een einde gemaakt aan de religieuzenvervolging tijdens de revolutie? Een andere hypothese is dat het gebouw werd opgetrokken met gelden, ter beschikking gesteld door de toenmalige Kruikenburgkasteelbewoner graaf Henri Joseph Philippe Ghislain de Fourneau (overleden op 11 februari 1786) of zijn zoon Henri Théodore Philippe Ghislain de Fourneau. Dit gebouw zou dan als woning voor de kapelaan kunnen dienen. Henri Théodore Philippe Ghislain de Fourneau was naar Wenen gevlucht (‘geëmigreerd’) onder de Franse bezetting.89 Het zou kunnen zijn dat hij aan de familiale vertrouweling Philippe Bourget de opdracht heeft gegeven om dit gebouw te verkopen om inbeslagname of verkoop te vermijden. Er moet immers rekening gehouden worden met het gegeven dat de verkoop van de zogenaamde nationale goederen – dat waren dus vooral de in beslag genomen goederen van kloosters en priesters en gebouwen met een religieuze bestemming – in de Dijledepartement geduurd heeft van 1796 tot 1813.90 Zijn handtekening onder deze akte is wel dezelfde als deze in het overlijdensregister van 1781 en in de aangifte van 1787. Het gaat dus zeker om dezelfde persoon. 88 Put E. en Van de Voorde E., ‘Kerkelijke financiën: een typologie’, ESDB, 100 (2017) 275. 89 Poodt, Geschiedenis, 164 en 166; de Stein d’Altenstein I., Annuaire de la noblesse de Belgique, Brussel, 1859, 143. 90 Antoine, La vente des biens nationaux, 166. De onvermoede levensloop van Philippe Bourget 355 Handtekening van Philippe Bourget onder de verkoopakte van de O.L.V.-kapelanie in 1803 Philippe Bourget is in Ternat gestorven op 12 oktober 1805.91 Vele pastoors en onderpastoors uit de achttiende en de negentiende eeuw werden begraven op het kerkhof rond de kerk van Ternat, en hebben er een grafsteen (gehad). Van de begraafplaats van priester Bourget konden geen sporen worden teruggevonden. Overlijdensakte van Philippe Bourget in het gemeentelijk overlijdensregister Terugblik op het bewogen leven van Philippe Bourget Priester Philippe Bourget s.j. heeft een bewogen leven gehad. Hijzelf of zijn functie zijn meermaals het slachtoffer geworden van jezuïetenaversie, religieuzenvervolging en godsdienstvijandige maatregelen. Bovendien 91 Zijn overlijdensakte (Rijksarchief online, Burgerlijke stand. Provincie Vlaams Brabant (digitaal), Ternat, O 388 scans, 1798-1813, 160) vermeldt: “décédé le vingtième jour du mois de vendémiaire à onze heures du nuit”. De datum, vermeld door Poodt, Geschiedenis, 237, namelijk “le 21 vendémiare an XIV” is de datum van de aangifte, om 8 uur ’s morgens op 13 oktober 1805. 356 Eigen Schoon en De Brabander, jg. 105, 2022 valt hij met zijn bijzonder parcours (van Menen naar Parijs bij de Franse jezuïeten, dan naar Martinique en uiteindelijk naar Ternat) overal uit de boot in de geschiedschrijving over de jezuïeten: hij is geen Vlaamse jezuïet, maar ook geen Franse; hij is een tijdlang jezuïet, maar moet daarvan afstand doen en komt nadien niet terecht in een opvangnet van ex-jezuïeten. Wij kunnen ons moeilijk inbeelden wat dat betekende voor de getroffene, en staan er nog zelden bij stil. Het leek dan ook gepast om wat geschiedenis in herinnering te brengen aan de hand van de (weliswaar beperkte) levensbeschrijving van deze kapelaan.