Voor en ten tijde van de Romeinen

Klein gepolijst bijltje in jadeïet of doleriet (laat-neolithicum/vroege bronstijd, dus ongeveer 3000 jaar voor Christus) gevonden ten noorden van de kruising van spoorweg 50bis en de Assesteenweg.  Verder werden daar ook wandfragmenten van handgevormd aardewerk (± 30 stukjes) met grove kwartsverschraling + voedselresidu/aankooksel op binnenwand, uit dezelfde periode gevonden, naast vooral Romeinse sporen van palen e.d. gevonden.

De geschiedschrijving over Ternat, Wambeek en Lombeek in de periode van de Nerviërs en de Romeinen was tot voor kort vooral gebaseerd op speculatie. Ten tijde van de verovering door Julius Caesar woonden tussen de Schelde en de Samber, de Nerviërs. De stam beheerste een belangrijke sector van de grote handelsweg van Keulen naar Amiens. De houtwallen die Caesar beschrijft wijzen erop dat het gebied waar hij toen doortrok (zoals de Assesteenweg, de oude romeinse heirbaan) intensief in cultuur gebracht was. Voor de Romeinse tijd kenden de Nerviërs vier oppida (op een hoogte gelegen versterkingen) : Asse, Elewijt, Binche en Blicquy. De meeste oppida hadden geen grote permanente bevolking. Het waren goed verdedigbare vluchtoorden, waar de plattelandsbevolking in een tamelijk wijde omtrek zich schuilhield wanneer een vijandelijk leger hun grondgebied teisterde.Historicus Jan Verbesselt stelde (*) dat hij “vermoedt dat de dorpskernen van Ternat, Wambeek, Overdorp en Lombeek reeds bestonden voor het trekken van de Romeinse baan (**) (de huidige Assesteenweg)”. De ligging van de nederzettingen werd volgens Verbesselt op de eerste plaats bepaald door de natuurlijke bodemgesteldheid (landbouwgrond), terwijl de ligging van de ‘bestrate weg’ werd bepaald door strategische motieven, het snel verplaatsen van troepen, en bewust buiten de dorpskernen bleef. Ook de wellicht nog oudere (Nervische) Schapenbaan, komende van Halle over Sint-Martens-Lennik, loopt trouwens niet door de dorpskommen van Wambeek en Ternat. De weg loopt verder onder de naam Heirbaan (heer of heir = leger, uit het germaans) over Opalfene naar Sint-Ulriks-Kapelle en Asse. De dorpen ontwikkelden zich dus langs lokale wegen. Het gehucht Steenvoorde verwijst naar de stenen voorde of brug van de Romeinse baan, net zoals de Stenenbrugstraat verwijst naar de stenen brug over de Wambeek. Door de verplichting om o.a. bij grote infrastructuurwerken archeologisch onderzoek te doen in het projectgebied werden de laatste jaren wel concrete aanwijzingen van leven gevonden in de streek.

(*) in zijn reeks werken over ‘Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw (1950-1953)’

(**) de “Cauchie” (=oud Picardisch voor ‘bestarte weg’, van vulgair Latijn ‘via calciata’, kassei in het Nederlands, chaussée in het Frans)

Vooral bij de werken voor de verbreding van de spoorlijn 50bis werden bij archeologisch onderzoek veel vondsten gedaan, die ons nu een beter beeld geven van de menselijke aanwezigheid voor en tijdens de Romeinse periode 

( artikels die eerder werden gepubliceerd in www.editiepajot.com : Over de gouden stater enz...


DE NERVISCHE VIERECKSCHANZE - HET FORT VAN DE MORETTE EN DE KERKBERG

Sinds de oudste tijden heeft De Morette een belangrijke rol gespeeld die verband houdt met zijn visueel-strategische ligging, op 60 meter hoogte op de zuidelijke uitloper van de zogenaamde cuesta Asse-Baardegem en tevens op het punt waar de rechtlijnige Romeinse weg Edingen-Asse noordoostwaarts afbuigt naar het centrum van Asse. Omstreeks 276 na Christus werd de baan Bavai-Asse versterkt door een klein fort op de Morette, dat als uitkijkpost diende en vanwaar signalen konden gezonden, misschien tot in Kester? In de zesde eeuw zou hier ook de eerste Christelijke kerkgemeenschap zijn geweest. Vandaar de naam Kerkberg.  Op de kaart van Ferraris zie je hier nog een vierkante structuur. Die wijst mogelijk op bewoning nog voor de Romeinse tijd. Ook de bron van de Kruisborre en de vele legenden wijzen daarop.

Is Morette een Romaans toponiem dat misschien gewoon 'muurtje' betekent. Het is evenmin uitgesloten dat het eigenlijk om 'marette' gaat, wat poeltje betekent. De naam 'Steenmorette', een toponiem dat in 1369 opduikt, duidt wellicht op een ontginning van Balegemse witte zandsteen, want aan de zuidrand van het huidige Morettedomein ligt een vijvertje dat waarschijnlijk ontstaan is als 'steenpoel'. Het "Maretten Bosch" wordt voor het eerst afgebeeld door Joos De Deken op een figuratieve kaart van 1717 in een kaartboek van de goederen van de abdij van Affligem. 

Hieronder projectie van de vierkante vorm van Ferraris op hedendaagse kaart met de oude kapel van de Morette..

Een Viereckschanze is een rechthoekige wal- en grachtenclosure die dateert uit de ijzertijd. Ze komen voor in Frankrijk, zuid-Duitsland, België en Bohemië. Ze werden vroeger geïnterpreteerd als cultusplaatsen, maar recent wordt een seculiere functie niet uitgesloten. Kenmerkend zijn (rituele?) schachten/kuilen die voorkomen in de hoeken van structuren en vierkante paalconstructies die kunnen geïnterpreteerd worden als kleine tempeltjes of opslagplaatsen. https://thesaurus.onroerenderfgoed.be/conceptschemes/ERFGOEDTYPES/c/1121

Op de Atlas der Buurtwegen zie je dat de oude heirbaan zich met een bocht omhoogwerkte om voorbij de ingang van de kasteeldreef aan te sluiten op het rechte gedeelte. De kasteeldreef is een afgeschafte buurtweg.

Hiernaast voorbeeld van Viereckschanze

De steenpoel van de morette

De oude kapel van de Morette

Hieronder de Kerkbergh op een kaart uit 1771 van Den Deken

STEENVOORT

De oudste historische vondsten van Ternat werden gedaan tussen de Essenestraat en de Assesteenweg. Daar vond men een gouden stater van de Nerviërs (eerste en tweede eeuw  voor Christus) en twee Romeinse sestertii en een bronzen munt  (CAI ID 150750 op de kaart).  Een andere vondst uit de Romeinse periode werd gedaan in het natuurgebied op het einde van de  Steenvoordestraat, in het zogenaamde Niedelsbos. Hier werden bij het vellen van bomen acht bronzen fibulae (spelden om mantels dicht te houden) van verschillende types aangetroffen. Mogelijk gaat het hier om een Romeins grafveld (CAI ID 3259 op de kaart).

Ten tijde van de verovering door Julius Caesar woonden tussen de Schelde en de Samber, de Nerviërs. De stam beheerste een belangrijke sector van de grote handelsweg van Keulen naar Amiens. De houtwallen die Caesar beschrijft wijzen erop dat het gebied waar hij toen doortrok (zoals de Assesteenweg, de oude romeinse heirbaan) intensief in cultuur gebracht was. Voor de Romeinse tijd kenden de Nerviërs vier oppida (op een hoogte gelegen versterkingen) : Asse, Elewijt, Binche en Blicquy. De meeste oppida hadden geen grote permanente bevolking. Het waren goed verdedigbare vluchtoorden, waar de plattelandsbevolking in een tamelijk wijde omtrek zich schuilhield wanneer een vijandelijk leger hun grondgebied teisterde.

Aan het einde van de 4de eeuw voor Christus, maakt het gemunt geld zijn intrede op Gallisch grondgebied. Op dat ogenblik verhuurden namelijk veel Galliërs hun diensten als krijgers te paard of te voet aan de grote oorlogsheren van het Middellandse Zeegebied. Hun soldij werd uitbetaald in goudmunten, een nieuw betaalmiddel voor hen. De Gallische elites zagen al snel het belang in van geld: als rekeneenheid, betaal- en spaarmiddel, maar ook als bevoorrechte drager van een afbeelding van hunzelf en als bron van prestige voor diegene die het geld mocht uitgeven.

In het begin van de 3de eeuw voor Christus werden de eerste Gallische munten geslagen. Het zijn aanvankelijk imitaties van Griekse, voornamelijk Macedonische munttypen. Vooral de internationaal befaamde gouden stater van Filips van Macedonië wordt nagebootst. De eerste Gallische staters hebben hetzelfde formaat, gewicht (8,6 gr), beeldenaar en zelfs omschrift als het origineel.

De sestertie (Latijn sestertius) werd gebruikt tijdens de eerste 260 jaar van het Romeinse Keizerrijk. Door hun grote formaat,  leenden deze munten zich uitstekend voor het uitbeelden van bijzondere gebeurtenissen en voor propagandadoeleinden. De mooiste exemplaren werden geslagen tijdens de eerste twee eeuwen van het Romeinse keizerrijk. De sestertie was tevens een belangrijke rekeneenheid in de Romeinse tijd: vooral grote bedragen werden in de regel in sestertii uitgedrukt.

De fibula (doekspeld of mantelspeld) was handig om mantels en andere kledingstukken (zoals de toga) op de schouder te bevestigen. Romeinse vrouwen droegen een stola boven hun tunica. Deze stola werd vastgebonden met een fibula. Het is dus de voorloper van de sluitspeld of knoop. Ook de Grieken gebruikten fibulae voor hun peplos.


In de nieuwe brochure over archelogie in Vlaams-Brabant ook een artikeltje over de nieuwe vondsten in het nieuwe bedrijventerrein aan de Assesteenweg in Ternat, nabij Steenvoort: Artikel in https://lnkd.in/ekan-mPP 

De nieuwe vondsten waarvan sprake in het artikel in de brochure van Vlaams-Brabant, op het nieuwe bedrijventerrein sluiten hier bij aan. 



Hieronder archeologische vondsten van de Assesteenwg aan de Essenestraat en in de Steenvoordestraat, vroegere Essenestraat.

Hieronder archeologische vondsten rond kruising Assesteenweg en spoorlijn in Wambeek en in de Dronkenborre

Nervische stater

Romeinse stater Philippus

                         Romeinse sestercie Valerianus

Romeinse fibula met kruis

Hieronder archeologische vondsten aan de kruising Langestraat en spoorweg en een Gallo-romeinse villa aan de Schapenbaan.






 WAMBEEK

Ook in Wambeek werden de oudste historische vondsten gedaan in de omgeving an de oude Romeinse heirbaan, de Assesteenweg. Op de kaart zie je de vindplaatsen die door opgravingscampagnes, mechanische prospecties, veldprospecties, historisch- en luchtfotografisch onderzoek, toevalsvondsten of door metaaldetectie in de centrale archeologische inventaris zijn terechtgekomen.

Naar aanleiding van een proefsleuvenonderzoek ter hoogte van het GEN-tracé (spoorlijn Brussel-Gent) werden prehistorische kuilen, en grachtstructuren uit de steentijden, metaaltijden of Romeinse periode blootgelegd. CAI-151762 betreft verschillende losse vondsten uit het neolithicum, de nieuwe Steentijd. Belangrijke vernieuwingen hebben er toen voor gezorgd dat er een keerpunt ontstond in het menselijk bestaan. Men spreekt dan ook wel eens van de “Neolithische Revolutie”. In Noordwest-Europa begon het Neolithicum ca.

6000 - 5.500 v.Chr. De mensenZe beheersten de kunst van het huizen bouwen, deden aan landbouw, veeteelt en bakten potten. In Wambeek vond men: 1 afslag in grijze mijnsilex (Mons-Spiennes) en 1 boor in fijnkorrelige lichtgrijze silex met

bruingroene patina; 1 afslag in vuursteen met verbrijzelde boorden (middeleeuwse vuurmaker); klein gepolijst bijltje in jadeiet of doloriet (laat-neolithicum/vroege bronstijd). Men vond ook 1 wandfragment in handgevormd aardewerk uit de bronstijd.

Net ten zuiden hiervan werden ook Romeinse paalsporen gevonden en kuilen afkomstig van palen (CAI-151769). Dat de Romeinen hier aanwezig waren blijkt ook uit drie brandrestengraven. Een brandrestengraf is een graf waarin gecremeerde beenderen, vermengd met de restanten van de brandstapel (zonder er beenderresten uit te selecteren), in een kuil gedeponeerd zijn (CAI-151764).

Ten slotte werd er een Romeinse munt van Octavianus, 36 v. Chr, gevonden in de Dronkenborrestraat (CAI-160766). Die kwam door metaaldetectie aan het licht. Aansluitend bij het proefsleuvenonderzoek voor het GEN-tracé werden enkele veldprospecties uitgevoerd in oostelijke richting langsheen de spoorlijn. Zo werden de twee vindplaatsen CAI-151780 en 151781 met vondsten uit de

steentijden en de middeleeuwen op de kaart gezet. Het gaat over 1 geretoucheerde afslag (met afgeknotte boorden) in donkergrijze vuursteen, 1 middelgrote afslagschrabber in grijze, gevlekte vuursteen, 1 middelgrote afslagschrabber (met waaiervormig schrabhoofd) in lichtgrijze, gevlekte vuursteen, 1 corticaal afslagfragment in relatief grofkorrelige grijze vuursteen, 1 kleine afslag met regelmatige negatieven van klingendébitage op het dorsaal vlak in donkergrijze vuursteen.

CAI-151780 is een vondst uit het midden-neolithicum: 1 fragment van een driehoekige pijlpunt (proximaal gedeelte) in een fijnkorrelige, donkergrijze vuursteen; 1 fragment van een kleine afslagschrabber in donkergrijze vuursteen.

Uit de bronstijd: 2 wandfragmenten in handgevormd aardewerk. En uit de volle middeleeuwen dateert een wandfragment in witbakkende, zandige klei met paarse beschildering (Pingsdorfkeramiek).





ROMEINS IJZEROVENTJE LANGESTRAAT EN GALLO-ROMEINSE VILLA SCHAPENBAAN WAMBEEK

Bij de aanleg van het Gewestelijk ExpresNet (GEN) werden archeologische opgravingen gedaan aan de kruising met de Langestraat in Wambeek. Er werden o.a. nederzettingsresten uit de late steentijd en de vroege bronstijd gevonden. Er werden ook opgeploegde restanten aangetroffen van een grote Gallo-Romeinse  villa (landbouwuitbating) zo'n zevenhonderd meter ten zuidoosten daarvan, tussen de Schapenbaan (de oude Nervische heirbaan) en Zierbeek. Het bouwpuin van het vermoedelijke hoofdgebouw van het villadomein lag hier verspreid over verscheidene percelen akkerland. Het gebouw was gelegen op de oostelijke helling van een heuvelrug, met uitzicht op de vallei van de Zierbeek. Naast bouwmateriaal zoals fragmenten van tegulae en imbrices (pannendak) en hypocausttegels werden ook enkele munten, aardewerk- en glasfragmenten ingezameld.

De meest bijzondere vondst is een zeer goed bewaarde potin-munt - type ‘au rameau’ - van de Nerviërs uit de eerste eeuw v. C. Munten werden in Gallië ingevoerd door de Keltische volkeren in de eerste helft van de 3de eeuw v.Chr. In hoeverre de munteconomie al ontwikkeld was bij de verovering van onze gewesten door Julius Caesar, is nog steeds een onopgelost probleem. Naast gouden munten worden in België ook Keltische zilver-, potin- (een kopertinlegering) en bronsmunten teruggevonden die vermoedelijk werden uitgegeven tussen 50 v.Chr. en de regering van keizer Augustus. (27 v.Chr.-14 n.Chr.) De Nerviërs vervaardigden naast goudmunten ook potin- en bronsmunten met op de voorzijde een motief dat op een tak (de zgn. “au rameau”-munten) gelijkt.

Aan de Langestraat werd ook een restant van een (ijzer)oventje aangetroffen waarin zich - naast grote houtskoolfragmenten (twijgen) - talrijke fragmenten van ijzerslakken en verglaasde leembrokken bevonden. Opvallend is de aanwezigheid van relatief grote hoeveelheden slakmateriaal. Mogelijk werd hier dan ook een gedeelte van een Romeinse nederzetting aangetroffen die gericht was op de verwerking van lokaal voorkomend ijzererts voor de productie van ijzeren  voorwerpen. Een dergelijke brandgevaarlijke activiteit diende buiten het eigenlijke wooncentrum of de nederzetting te worden uitgevoerd.

Hieronder archeologische vondsten aan de kruising Langestraat en spoorweg en een Gallo-romeinse villa aan de Schapenbaan.

ROMEINSE SCHUREN IN LOMBEEK

Zowel aan de kruising van Bosstraat met de spoorlijn 50bis als aan de kruising van de Sibbekensveldstraat met de spoorlijn 50bis werden bij archeologisch onderzoek sporen gevonden van een (pre-)Romeinse spieker of schuur https://www.editiepajot.com/regios/19/articles/69072

Bij de uitbreidingswerken van de spoorweglijn 50bis werden er in de Sibbekensveldstraat ook archeologische opgravingen gedaan. Daarbij werden een begraafplaats uit de bronstijd en een schuur uit de late ijzertijd of de Romeinse tijd gevonden. De archeologen vonden ook heel wat aardewerk, zoals kookpotten.

De meest opvallende structuur bestond uit een kringgreppel met een diameter van ongeveer 22 meter die een restant vormt van een funerair monument (grafheuvel) uit de (midden-)bronstijd. De mogelijkheid bestaat dat zich in de onmiddellijke omgeving van de kringgreppel nog meerdere grafstructuren bevinden.

Een 8-palige spieker of schuur wijst op de aanwezigheid van een nederzettingsterrein uit de late ijzertijd of de vroeg-Romeinse periode in de omgeving van het projectgebied. Dergelijke spiekers of bovengrondse voorraadschuren werden aangelegd in agrarisch gebied buiten de eigenlijke nederzetting. De vulling van één van de paalkuilen van de spieker bevatte een versierd wandfragment van handgevormd aardewerk.

Een komvormige kuil bevatte nederzettingsafval uit de vroege ijzertijd. Naast een redelijk grote hoeveelheid verbrande faunaresten werden een aantal wand- en randfragmenten aangetroffen van (kook)potten in handgevormd aardewerk van het type ‘Harpstedt’.

Een stukje tefriet dat als losse vondst werd aangetroffen tijdens de aanleg van het opgravingsvlak is mogelijk afkomstig van een maalsteen uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. 

Bron https://oar.onroerenderfgoed.be/publicaties/ROEV/3935/ROEV3935-001.pdf