Opalfene

OPALFEN : Bossen en Driesen - Jan Verbesselt

1229. Balduinus de Alfena is  schepen van Wambeek 

"Nabij de grens van Bodegem en Kapelle hebben wij Opalfen, een belangrijke wijk, waar de Brusselbaan van Ternat en de Schapenbaan- Heirbaan samenlopen volgens Ferraris op één enkele grote Dries, de Vleminckdriesch volgens het Cartularium van 1675, volgens het kadaster op een dubbele dries", zegt Verbesselt. "Bij Ferraris is de dries en de omgeving nog een beboste dries met errond een aantal kleine doeningen. Hogerop hebben wij het uitgestrekt Ternatbos, doorlopend onder Kapelle (nr 11 VDM. 1847), nog goed herkenbaar in 1847 door zijn kruisgewijze dreven. In het Cartularium noteren wij volgende toponiemen: het Cleyn en Groot Berghelenvelt teghen scheyden van Bodeghem (nr 12 VDM. 1847); t Berghelenbosch; het Moylleken\ den driesch t Ophalphen of den Vleminckdriesch; t bosch gen. den Backer; t Boschblock; de Plasch- straete.

De Toponymie bevestigt dus de bodemgesteldheid van Opalfen: bossen- en driesen.

De oudste vermelding van Alfene onder Wambeek dagtekent van 1229. Balduinus de Alfena is alsdan schepen van Wambeek (17)."

(17) J J. De Smet, Chroniques beiges, Cart. de l’abbaye de Ninove, t. II, p. 860.

Bij Ferraris (1777) zie je één enkele grote Dries (de Vleminckdriesch volgens het Cartularium van 1675), op het kadaster een dubbele dries (*)", zegt Verbesselt 

(*) nieuwe dries tussen de Heirbaan en de huidige Sint-Jozefstraat, toen Dobbelersweg, aan de rand van wat op de Ferrariskaart nog bos was

Boven kaart Ferraris van 1777, geciteerd door Verbesselt in zijn beschrijving van Opalfene


Boven kaart van 1750, Cartboek ende generaele metinghe van alle de goederen competerende aen het clooster der Clarissen Urbanisten binnen Brussel, (…) Ghemeten ende gecarteert door Carolus Everaert, geswooren landt ende edificiemeter tot Brussel.

Daarop zie je dat de driehoek tussen de huidige Heirbaan (toen Linderstraete, toegevoegd op de kaart nvdr) en de huidige Boterweg (toen Boterstraete) de "Oppalfen driesch" wordt genoemd en dat de Vlemendriesch (of Vleminckdries volgens het Cartularium van 1675)  verderop tussen Boterstraat en Reukenstraat gesitueerd wordt. De plaatsnaam "Rodeken alias Reuken" verwijst naar het rooien van het bos op dit perceel.

Onder de kaart van Fricx van 1712 met daarop de kapel van St Joseph (op de grens van Ternat en Kapelle, waar nu restaurant Conviva staat) en de watermolen van Opalfene.

Op de kaart van Villaret van 1745 hieronder (ouder dan die van Ferraris) zie je ook al de Dobbelersweg die op de kadasterkaart de tweede dries vormt

De Kapel van St Joseph

Op de hoek van de Oude Brusselstraat en de Heirbaan staat de kapel van Sint-Jozef. Die dateert van 1856. Maar de oorspronkelijke, veel grotere kapel stond op de Brusselstraat, op de grens met Sint-Ulriks-Kapelle, waar nu restaurant Conviva staat.

Dat zie je op de Franse militaire kaart van Villaret van 1745 en de Oostenrijkse kabinetskaart van graaf Ferraris van 1771, die je kunt consulteren via het geo-portaal van GIS Vlaanderen, onder historische kaarten.

Ze wordt een eerste keer vermeld op een kaart van 1635 van Van Langren en in 1673 toen Juffrouw Catharina De Naeyer in haar testament geld naliet om er wekelijks een mis op te dragen "ter eeren van den heijligen Joseph...in de kapelle..paelende tegen de Baenderije van Capellen". Ze staat afgebeeld op de figuratieve kaart van Van Rossem van 1713.

Die kapel werd waarschijnlijk vroeger gebouwd en onderhouden door den graaf van Kruikenburg, schrijft P. E. Bercklaer, pastoor te Ternath, aan zijne. Eminentie den Aartsbisschop Joannes Henricus de Franckenbergh te Mechelen in 1777. De kapel was toen in een verregaande staat van verval geraakt en de pastoor van de Ternatse Sint-Gertrudiskerk kreeg van de bisschop toelating om ze af te breken en met de bouwmaterialen een nieuwe sakristie aan de kerk te bouwen. Op de plaats waar de kapel had gestaan werd een boom geplant waaraan een houten kapelletje werd gehangen. Maar die zijn al lang verdwenen.

Bronnen

Geschiedkundige schetsen der kerk en gemeente Ternath van Lascabanne en De Bast 1904.

Geschiedenis van Ternat van Herman Herpelinck.

Kapel van den H. Jozef (in Lascabanne en De Bast)

Als godsdienstige tempel dient nog de aloude kapel St Jozef, op het gehucht Opalphen, vermeld te worden. Wij kunnen het juiste tijdstip niet geven harer oprichting, nochtans zij moet zeer vroeg bestaan hebben ; hare oprichting wordt volgens de traditie aan eenen der slotheeren van Ternath toegeëigend. In 1673 bestelde de genaamde Jufvrouw Catharina De Nayer bij uitersten wil, aan de kapel St Josef te Ternath eene jaarlijksche erfelijke rente van 12 rynguldens ten laste "alle weken eene gelesen misse te doen ter eeren van den heijligen Joseph.... in desselfs capelle gelegen onder den  graeffschappe van Cruyckenborgh paelende teghen de  voorschreven Baenderije van Capellen, elcke misse tot  twelff stuivers  eens » 

In 1682 bezette aan de kapel — Elisabeth Huijbrechts "geestelijcke dochter... bij forme van eene pieuse fondatie  eene erfelijke rente ofte obligatie 't allen tijde realisable van negen rinsguldens en vijff stuijvers jaerlijckx om te  celebreren alle  wecken een gelesen misse ter eeren van  den hijligen Joseph. » (Stuk getiteld: Fundatio missarum in sacello S. Josephi sub parochia de Ternath. 1682 Archieven van 't bisdom te Mechelen) 

In 1695 wordt zij vermeld in eene oorkonde die wij verder, hoofdstuk X zullen geven. In 1777 was de bouw tot zulk eenen staat van verval dat hij dreigde in te storten, toen  de toenmalige pastoor de toelating verkreeg dezelve af te breken. Om ter plaats een godvruchtig aandenken te bewaren plantte men er eenen boom waaraan men een houten kapelleken hing. Eene beknopte vertaling van het rekwest des heeren pastoors, om de kapel te mogen afbreken uit reden van bouwvalligheid, schijnt ons hier niet ten onpas. Ziehier ( Archieven der kerk no 2, bundel 14) : « Zijne eerwaardigheid P. E. Bercklaer, pastoor te Ternath, vertoont aan zijne. Eminentie den Aartsbisschop Joannes Henricus de Franckenbergh te Mechelen dat er in de parochie Ternath eene kapel van den H. Jozef bestaat in dewelke men eertijds goddelijke diensten verrichtte, doch heden niet meer. Die kapel zeer waarschijnlijk vroeger gebouwd en onderhouden door den graaf van Kruikenburg wordt heden niet meer verzorgd en dreigt in te vallen. Daar er dringendheid bestaat de sakristij der kerk te herbouwen, 't geen op kosten derzelve gebeurt, te dier oorzaak neemt hij zijne toevlucht tot zijne Eminentie opdat zij zich zou gewaardigen de toelating aan de provisoren der kerk te verleenen om de gezegde kapel te mogen afbreken en de materialen, ervan voortkomende, tot het opbouwen der nieuwe sakristij te mogen gebruiken. Op de plaats der gezegde kapel zal men een boom planten aan denwelken men eene houten kapel zal hangen. (Verder zegt pastoor Berclaer) : De grond wordt aanzien als ongebruikt land en de graaf van Kruikenburg zou als wereldlijken heer van Ternath zich den grond toeëigenen. Op dit rekwest werd advies gevraagd aan den aarts-priester van het distrikt St Pieters-Leeuw, waarna de toestemming op 5 Maart 1777 vergund wierd, Habito supra petito judicio ; permittimus ut petitur.  Die kapel moest zeer ruim geweest  zijn want in de rekeningen komen aanteekeningen over afval, enz., die dit te kennen geven : onder andere : naer aftreck van negen en seventig guldens ende achttien stuyvers voortsgekomen van verkogt hout, steenera ende klockxke der voorsyde kapelle  

Alsnog « Ontvangen van den heer pastoor van Beckerzeel, vier schellingen en eenen halven van eenen witten steen gedient hebbende ' voor de tafel van den autaer van de Capelle van St Josef te opalfene. Dese som ge-geven volgens taxaet van den steentapper ofte metser. Eindelijk is eene kapel van den H. Jozef in 1856 aldaar herbouwd geweest door de zorgen der gravin van Kruikenburg, doch veel kleiner dan de vroegere. Alle jaren op St Jozefsdag en den Maandag van Opalphen kermis wordt er eene mis gedaan. 




De watermolen en het kasteel

Samenvatting : 

In de 14de eeuw hadden de Li Keyles of De Kegel, te Opalfene, een heerlijkheid in leen van de abdij van Nijvel. Het zijn afstammelingen van Henri de Keghel, schepen van Lennick in 1316. Zijn afstammelingen zijn burgers en schepenen van Brussel  https://fr.wikipedia.org/wiki/Famille_de_Keghel

Lascabanne en De Bast vonden dat de watermolen in 1427 in pand werd gegeven door Wouter vanden wintle sone wilen Ghodeverts Vanden Wintle wettige monboir Jouffrouwen maghrieten Vande Spiegle dochter wilen Jans Vande Spiegle 


De heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg behoorde aan de familie van Ophem, vertelt Freddy Verdoodt. PHILIPS T’SERCLAES, cit. 1524; x Geertruyd van Ophem

Volgens Herpelinck behoorde het goed in de 16de eeuw toe aan  Philips T'Serclaes en was Jean-Baptiste in de 17de eeuw de laatste T'Serclaes die er eigenaar van was;

In 1698 erfde Jacobus van Solthem het goed

In 1755 verkochten zijn kleinkinderen (Bauwens) het goed aan  Johannes Van Lierde

 Lascabanne en De Bast vonden dat de molen, de hoeve en de motte werden aangeslagen in  1778 maar dat vonnis werd tenietgedaan in 1791 vertelt Herpelinck

In 1792 werd een nieuw molenhuis gebouwd, vermoedelijk met de stenen van de afgebroken motte, weet Herpelinck nog te vertellen. 

En in het begin van de 19de eeuw zou de vijver zijn drooggelegd en bebost terwijl op de plaats van de motte een klein hopveld zou gekomen zijn. In het midden van de twintigste eeuw konden  oude mensen nog aanwijzen waar de motte had gestaan en waren de grondvesten nog  zichtbaar. Later werd het bos volgestort met stenen stopsels door een Brusselse fabrikant.




In de 14de eeuw hadden de Li Keyles of De Kegel in leen van de abdij van Nijvel, te Opalfene, een heerlijkheid …

Au quatorzième siècle, les Li Keyles ou De Kegel de le Nate tenaient en fief de l'abbaye de Nivelles, a Opalphen, une seigneurie ayant « justice « de congiés et droitures •. Henri, fils du chevalier Jean de Kekle ou De Kegel, la releva le 4 janvier 1410. Jean Rampart, son fils Jean (relief du 29 mai 1447), Catherine, fille du précédent, et Gertrude d'Ophem Ir. de 1517) la possédèrent ensuite; puis elle passa à une branche de la famille T'Serclaes, au chevalier Florent T'Serclaes, qui descendait de

Wenceslas, seigneur de Sart, frère du célèbre Éverard. Messire Jean-Baptiste T'Serclaes, fils de sire Jean-Charles, seigneur de Heurne, chevalier, et d'Anne Vanderhulst, et petit-fils de Florent, en devint possesseur en vertu du testament de ses parents, en date du 19 novembre 1620 (r. du

30 mars 1621); il la vendit au seigneur de Capelle (r. du 9 août 1625). 


De heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg behoorde aan de familie van Ophem 

(Oppem Meise) lezen we in F. Verdoodt, Geslachten van Ternat

PHILIPS T’SERCLAES, cit. 1524; x Geertruyd van Ophem, de dochter van Jan van Ophem en Cathelijne Rampaert, en zo erfvrouwe van de heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg), Jan Rampaert was eigenaar van de Honsemhoeve in Sint-Martens-Bodegem, die zo later ook in handen kwam van Tserclaes.

Wencelijn T'Serclaes huwde 1. Anna De Hennin; 2. Clara 'S Hertoghen. (Boek I, p. 103). Uit het eerste bed sproten Wencelijn II en Everaert.

Uit het huwelijk van Wencelijn II met zijn verre nicht Maria Clutincx werd Wencelijn III geboren. Uit het huwelijk van Wencelijn III met Lysbeth van Ghinderboven sproot o.a. Philips T'Serclaes.

(x) PHILIPS T’SERCLAES, cit. 1524; x Geertruyd van Ophem, d.v. Jan en Cathelijne Rampaert (erfvrouwe van de heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg), vanwie o.a.:

VI. FLORIS T’SERCLAES, † 1596, heer van Opalfene , enz. ; x Maria van der Noot, d.v. Quinten en Elisabeth

de Quesnoy, vanwie o.a.:

VII. JAN-CAREL T’SERCLAES, heer van Opalfene, enz.; x Anna van der Hulst, vanwie:

VIII. JAN-BAPTIST T’SERCLAES, heer van Opalfene; x Innocentia d’Altuna.

Volgens H. Herpelinck schonk Philips T'Serclaes zijn echtgenote acht kinderen, waarvan slechts één enkele zoon Floreys, het geslacht voortzette (1). Het ouderlijk testament voorzag daarom (2) „dat Floreys T'Serclaes, heure oudsten sone voor uyt hebben zal twee volle leenen, waeraeff d'een gehouden wordt van den heere tot Bodeghem (Philips van Douvrin, priester) en d'ander gehouden wordt van mevrouwen van Nyvele, gelegen onder Ophalphen". Hiermede werd Floreys de stamvader van een nieuwe tak onder de naam T'Serclaes van Opalfene.

Florent T'Serclaes, ridder, Heer van Opalfene, kapitein van een compagnie bestaande uit 500 gewapende mannen, volgde zijn vader op. Hij huwde op 1 februari 1556 Maria van der Noot en uit het huwelijk sproten zeven kinderen. Florent overleed te Brussel op 10 december 1596 en zijn echtgenote overleed omstreeks 1575.

Jean T'Serclaes, zoon van voorgaande, volgde zijn vader op als Heer van Opalfene, Nederokkerzeel en Opbergen, ridder, etc.... Hij huwde Anne van der Hulst. Jean overleed in 1620 maar zijn echtgenote Anne overleefde hem zeven jaar. Zij lieten drie kinderen na.

Als laatste wordt Jean-Baptiste T'Serclaes genoemd, Heer van Opalfene en Heurne, kapitein van een Duitse compagnie bestaande uit 500 man, etc.... Hij huwde (vóór 1628) met Innocente Wivine de Altuna. Zijn fortuin kwam evenwel in opspraak tijdens de langdurige onlusten en de afschuwelijke rampen die Brabant troffen. Vele van zijn bezittingen werden noodgedwongen van de hand gedaan. Jean-Baptiste T'Serclaes was overleden vóór januari 1635. Zijn afstammelingen konden de titel van „Heer van Opalfene" niet meer voeren.

Wij moeten opmerken dat het Brusselse geslacht T'Serclaes te Opalfene niet heeft geresideerd en dat er in die tijd van een lustverblijf nooit sprake is geweest, zegt Herman Herpelinck.



A Steyvoort ou Steenvoort, il y a eu jadis un château dont l'emplacement est encore entouré d'étangs et d'avenues II échut, en 1390-1391, à sire Walter Eggloy, chevalier, dans le partage des biens de son père René ; et, le 13 février 1460-1461, à Walter Vandernoot. fils de Walter Vandernoot et d'Elisabeth Eggloy. Hugues de Douvrin en devint ensuite possesseur.

En 1693, il fut occupé militairement; en 1772, ce n'était plus qu'une ruine, appartenant au baron de Renesse et à madame de Liedekerke. Wauters Environs de B 

https://fr.wikipedia.org/wiki/Famille_de_Keghel