Kasteel en watermolen van Opalphene

Kasteel en watermolen te Opalphen in Lascabanne en De Bast

De watermolen te Opalphen is een der oudste gebouwen van Ternath. In 1427 werd hij als pand gesteld, tegenover een bezet, zoo als men kan lezen in het volgend uittreksel eener akte in de archieven der 'kerk berustende (i) : wij scepen van Wambeke doen condt allen den ghene die dese leten- (letteren) selen zien ofthoe-n lesera dat come-es » voer onss Wouter vanden wintle sone wilen Ghodeverts Vanden Wintle wettige monboir Jouffrouwen maghrieten Vande Spiegle dochter wilen Jans Vande Spiegle » Ende heeft ghegeven in puere almoessen om Ghode ende om hunre zielen salicht (zaligheid) alle jare erf-» lichen te deilhen den huisarmen Vander Nath voir de zielen Jans sine sweeze voirs : ende hunre zielen elx jare sesse ghelten raepsmout goedt vallende altoes hen • verghouden te wesen opten iersten dach der heilighen • vasthen ome te ghrootvastenavonde den selven huur-„ armen ghedistribueerdt ende ghedeilt te wesen voir welke • voirschr. zesse ghelten raepsmouts deselve Wouter bij » consente ende wilcomme heeft beset tot eene sekeren onder-» pande de Slachmoelen tjbalphen in de voirscr. p'chie (paro-• chie) Van der Nath gelegen metten huuse d'op staende • met eene eussele tegen, tradt van der selver muelen • ghelegd met tween ..... over beiden zijden van der » beke met den damme en eishoute dak op staende met-» ten eussele streekende tot den goeden wilen Jans s'et-hoghen ende allen ande-n toebehoirster.... enz.

Ghedaen int jaer ons he-en Dusent vier honden( twintich ende zeven opten vijfsten dach in februari°. Eene motte heeft aldaar bestaan. Eene motte was een gebouw met landerijen dat afhangend was van eene villoe Op 24 april 1778 werd aangeslagen zekere watermolen met de huizingen, en hof. « Item eene motte ofte erve metten speeiheeyse groot 21 roe-den gelegen onder de voors. prochie van Ternat t' Op-halphen. » (i)

(I) Greffes scabinaux -- Bundel 3092. Staatsarchieven te Brussel.


De heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg behoorde aan de familie van Ophem (Oppem Meise) lezen we in F. Verdoodt, Geslachten van Ternat

PHILIPS T’SERCLAES, cit. 1524; x Geertruyd van Ophem, de dochter van Jan van Ophem en Cathelijne Rampaert, en zo erfvrouwe van de heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg), Jan Rampaert was eigenaar van de Honsemhoeve in Sint-Martens-Bodegem, die zo later ook in handen kwam van Tserclaes.

Wencelijn T'Serclaes huwde 1. Anna De Hennin; 2. Clara 'S Hertoghen. (Boek I, p. 103). Uit het eerste bed sproten Wencelijn II en Everaert.

Uit het huwelijk van Wencelijn II met zijn verre nicht Maria Clutincx werd Wencelijn III geboren. Uit het huwelijk van Wencelijn III met Lysbeth van Ghinderboven sproot o.a. Philips T'Serclaes.

(x) PHILIPS T’SERCLAES, cit. 1524; x Geertruyd van Ophem, d.v. Jan en Cathelijne Rampaert (erfvrouwe van de heerlijkheid Opalfene onder Kruikenburg), vanwie o.a.:

VI. FLORIS T’SERCLAES, † 1596, heer van Opalfene , enz. ; x Maria van der Noot, d.v. Quinten en Elisabeth

de Quesnoy, vanwie o.a.:

VII. JAN-CAREL T’SERCLAES, heer van Opalfene, enz.; x Anna van der Hulst, vanwie:

VIII. JAN-BAPTIST T’SERCLAES, heer van Opalfene; x Innocentia d’Altuna.

Volgens H. Herpelinck schonk Philips T'Serclaes zijn echtgenote acht kinderen, waarvan slechts één enkele zoon Floreys, het geslacht voortzette (1). Het ouderlijk testament voorzag daarom (2) „dat Floreys T'Serclaes, heure oudsten sone voor uyt hebben zal twee volle leenen, waeraeff d'een gehouden wordt van den heere tot Bodeghem (Philips van Douvrin, priester) en d'ander gehouden wordt van mevrouwen van Nyvele, gelegen onder Ophalphen". Hiermede werd Floreys de stamvader van een nieuwe tak onder de naam T'Serclaes van Opalfene.

Florent T'Serclaes, ridder, Heer van Opalfene, kapitein van een compagnie bestaande uit 500 gewapende mannen, volgde zijn vader op. Hij huwde op 1 februari 1556 Maria van der Noot en uit het huwelijk sproten zeven kinderen. Florent overleed te Brussel op 10 december 1596 en zijn echtgenote overleed omstreeks 1575.

Jean T'Serclaes, zoon van voorgaande, volgde zijn vader op als Heer van Opalfene, Nederokkerzeel en Opbergen, ridder, etc.... Hij huwde Anne van der Hulst. Jean overleed in 1620 maar zijn echtgenote Anne overleefde hem zeven jaar. Zij lieten drie kinderen na.

Als laatste wordt Jean-Baptiste T'Serclaes genoemd, Heer van Opalfene en Heurne, kapitein van een Duitse compagnie bestaande uit 500 man, etc.... Hij huwde (vóór 1628) met Innocente Wivine de Altuna. Zijn fortuin kwam evenwel in opspraak tijdens de langdurige onlusten en de afschuwelijke rampen die Brabant troffen. Vele van zijn bezittingen werden noodgedwongen van de hand gedaan. Jean-Baptiste T'Serclaes was overleden vóór januari 1635. Zijn afstammelingen konden de titel van „Heer van Opalfene" niet meer voeren.

Wij moeten opmerken dat het Brusselse geslacht T'Serclaes te Opalfene niet heeft geresideerd en dat er in die tijd van een lustverblijf nooit sprake is geweest.


2. De familie Van Solthem te Opalfene

In de tweede helft van de zeventiende eeuw kwam Opalfene, met zijn eeuwen-oude watermolen, in het bezit van de vermogende patriciërsfamilie Van Solthem.

(1) F. de Cacamp, Brabantica, Deel VIII B, Brussel 1966, p. 863. (2) F. Goethals, Dictionnaire généalogique et heraldique des Families nobles du Royaume de Belgi-que, Brussel 1852, Deel IV.

Volgens Herman Herpelinck bouwden zij er, rechtover genoemde watermolen, waarschijnlijk een lustverblijf dat door water omringd werd. Een lange dreef verleende toegang tot de motte (1). Ten laatste in 1685 (2) werd „de watermolen metten Er fe, de motte metten speel-huyse, den dreve ende den vijver" eigendom van Sieur Henricus Van Solthem. Uit zijn huwelijk met Jouffrouwe Elisabeth Arijs waren slechts twee kinderen geboren: Ja-cobus en Maria-Anna.

In 1698 viel de briljante erfenis (3) te beurt aan Sieur Jacobus Van Solthem „die den selven onder cavel A. aengescreven ende ten deele gevallen sijn, in de scheydinghe ende deylinghe, tusschen hem ende Jouffrouwe Maria-Anna Van Solthem, zijne sustere, als eenighe achter ende wettige erfgenaemen". De bejaarde Jacobus en zijn dierbare echtgenote Catharina Brigitta Ysselinckx hebben van hun erfenis uit 1698 maar kor-te tijd genot gehad. Reeds in 1703 stelden zij hun testament (4) op, in het belang van de kinderen uit hun huwelijk gesproten: 1. Maria Anna Van Solthem. 2. E.H. Jacobus Van Solthem, „Geprofest ende Religieus der Abdije van Grimbergen ende Pastoor der Prochie van Meysse".

Door testamentaire beslissing vielen de gekende goederen te beurt aan de enige dochter Maria Anna, echtgenote van Petrus Johannes Bauwens, koopman. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren: Jacobus, Catharina, Petrus Joannes (jr.), Marianne en Barbara Joanna.

Op 27 november 1755 verkochten de kinderen Bauwens de watermolen met het hof, de motte met het speelhuis, ... aan Joannes Van Lierde, molenaar wonende te Dilbeek, toen echtgenoot van Anna Maria Steppe.

3. Het molenaarsgeslacht Van Lierde te Opalfene Door de aankoop van 1755 verscheen het beroemdste molenaarsgeslacht van West-Brabant en omstreken te Opalfene onder Ternat. Joannes bleef echter, samen met zijn vrouwtje, te Dilbeek wonen. Nadat in 1759 het huurcontract van de watermolen van J.B. Stevens ten einde liep, verhuurde hij zijn goederen aan zijn beminde broer Michiel.

(1) Motte: (van een leen) Heuveltje waar het speelhuis op stond. (2) A.R., Schepengriffies van het Graafschap Kruikenburg van 1 september 1682 en 15 mei 1685. (3) A.R., Akte verleden voor Meester Jan Baptist Van Laethem op datum van 2 december 1698. (4) A.R., Akte verleden voor Meester Franois Vanden Eede op datum van 21 februari 1703.

---

Teneinde Joannes toe te laten nog verdere aankopen te verrichten werden de goederen te Opalfene gelegen, als borg gesteld. Maar door moeilijkheden allerhande liep deze borgstelling evenwel slecht af en op 24 april 1778 werden de goederen, op verzoek van E.H. Henricus Josephus Beydaels, aangeslagen. Wij citeren (1): „zeke-ren Watermolen met de huysingen, edificiën ende hoff daertoe behoorende, groot vijfen-dertig roeden; Item eene Motte ofte erve metten Speelhuyse, groot eenentwintig roeden; Item zekeren vijver, groot een bunder (2) ofte vijf dagwanden; alle samen groot vol-gens Metinge seven dagwanden drijen veertig roeden, tot laste ende compe-terende den Eersaemen Joannes Van Lierde ende Anna Catharina De Kempeneer ge-huysschen." Twee jaar later, op 23 november 1780, slaagde Joannes erin het arrest te doen verbreken.

Op 27 juli 1780 was al een nieuwe inbeslagname (3) gevolgd, op verzoek van de erfgenamen van de juffrouwen Angelina en Magdalena Sassens. Dit arrest kon slechts volledig teniet worden gedaan op 8 augustus 1791.

(1) A.R., Schepengriffies van het arrondissement Brussel, nr. 3092. (2) Voor Wambeek, St.-Katharina Lombeek en Ternat: 1 bunder = 102,229 a. = 1,02 ha. (3) A.R., Schepengriffies van het arrondissement Brussel, nr. 3093.

---

Eindelijk werd in 1792 een nieuw molenhuis gebouwd. Men meent dat deze nieuwbouw opgetrokken werd met materialen die afkomstig waren van het oude speelhuis (1). Wat er ook van zij, in de eerste helft van de negentiende eeuw (2) werd de enorme vijver drooggelegd en als bos aangelegd, de motte werd een klein hopveld. Het opzet van het geslacht Van Solthem om aan Opalfene een groter aanzien te verlenen was nu voorgoed voorbij.

In het midden van de twintigste eeuw konden oude mensen nog precies de plaats aanduiden waar het lusthuis had gestaan en toen konden de grondvesten nog gedeeltelijk worden blootgelegd.


De gronden werden later opgekocht door een fabrikant van poseleinen stopsels, die er zijn afval dumpte.