16de eeuw

De Tachtigjarige Oorlog oftewel de Nederlandse Opstand (1568–1648)[1][13] begon nadat in 1566 de Beeldenstorm (waarbij ook het klooster van Ter Muilen, op de grens van Liedekerke en Lombeek, wordt verwoest) door de Habsburgse Nederlanden raasde. De hertog van Alva, voerde tussen 1567 en 1573 als landvoogd van de Spaanse Nederlanden een waar schrikbewind.  Er een eenmalige taxatie van al het roerend en onroerend vermogen. Per omschrijving, vaak een parochie, werden enkele schatters aangesteld die elk onroerend goed binnen de gemeente in kaart brachten. Op basis van hun gegevens stelde de lokale ontvanger per fiscale omschrijving een kohier op. Dat gebeurde ook in Lombeek. In dat kohier lezen we wie er eigenaar of pachter was in de parochie.

In 1576 wordt Aalst, dat in handen van de Staatsen (opstandelingen tegen het Spaanse gezag, geleid door de Staten-Generaal van de Nederlanden, waarnaar) , belegerd door de Spanjaarden.

In 1566 wordt het klooster Ter Muilen wordt verwoest door de “beeldenstorm’’. In 1582 wordt het klooster wordt in brand gestoken door de soldaten van Olivier van den Tempel, officier in het leger van Willem van Oranje. 

Tijdens de godsdienstoorlogen werd het kasteel van Ternath in naam der Staten door een garnizoen bezet, vertellen Lascabanne en De Bast. Wambeek, Ternath en Lombeek moesten in 1580 eene oorlogsbelasting aan het Spaansche garnizoen te Hal betalen.

Nicasius Cleengat uit Ternat wordt leider van de opstandelingen

“In juli 1581 mislukte het beleg van het slot van Moorsel (23), waar de bezetting de streek bleef terrorizeren. Op 22 februari 1582 'zou het zelfs nog weerstand bieden met zes man. Op 9 november 1581 mislukte een poging van de hogervermelde N. Cleengat om in de vroege ochtend met een vijftiental mannen, verkleed als boeren en boerinnen, geladen met hout, stro en eetwaren, langs de Baasrodepoort toegang te verschaffen aan de verborgen troepen van de Staten (24). Hij werd later gevangen genomen en op de Grote Markt van Aalst geworgd en verbrand.” lezen we in DE MARTELAREN VAN DE ABDIJ TE AFFLIGEM van W. VERLEYEN in

http://www.hetlandvanaalst.be/.../01/LVA-JG-41-1989-56.pdf

Kruikenburg komt in handen van Karel de Fourneau

In 1549 werden de broers Frans en Eeveraert t Serclaes door de Raad van Brabant veroordeeld voor de moord op edelman Karel Lois. De goederen van Frans werden verbeurd verklaard maar zijn moeder Catharina Naegels  behield wel het vruchtgebruik. Door het betalen van een boete van 4000 gulden , betaald door schoonbroer Jan de Ghyn t Serclaes, kwam het goed in handen van dochter Maria de Ghyn, die op 20 augustus 1562 huwde met Karel de Fourneau.

HET TWINTIGSTE PENNINGKOHIER VAN SINT-KATHELIJNE LOMBEEK (1571) (Nicolas De Vijlder in Vlaamse Stam, jg. 49, nr. 3, mei-juni 2013)

 

Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva, voerde tussen 1567 en 1573 als landvoogd van de Spaanse Nederlanden een waar schrikbewind. Om de heersende onlusten neer te slaan kon hij rekenen op een, naar die tijd, omvangrijk leger van zo’n 10.000 man sterk. Het uitbetalen van de soldij, alsook het bekostigen van de bevoorrading van deze krijgsmacht legde dan ook beslag op een groot deel van de overheidsfinanciën. Alva poogde dan ook via een reeks fiscale hervormingen de financiële slagkracht van de landsheer uit te breiden én in een klap de politieke macht van de Staten van Vlaanderen en Brabant te fnuiken. Sluitstuk van Alva’s hervorming was de invoering van een permanente belasting, de tiende penning.(1 P. Stabel en F. Vermeyelen, Het fiscale vermogen in Brabant, Vlaanderen en in de heerlijkheid Mechelen: de Honderste Penning van de hertog van Alva (1569-1572), Brussel 1997, pp. 15-18.Vlaamse Stam, jg. 49, nr. 3, mei-juni 2013  241) Door verzet van regionale machthebbers is deze belasting er evenwel nooit gekomen. Wel kwam er een eenmalige taxatie van al het roerend en onroerend vermogen, de honderdste penning. Nadat op 9 september 1569 deze nieuwe ordonnantie was gepubliceerd werden de lokale ontvangers van de te volgen procedure bericht. Per omschrijving, vaak een parochie, werden enkele schatters aangesteld die elk onroerend goed binnen de gemeente in kaart brachten. Op basis van hun gegevens stelde de lokale ontvanger per fiscale omschrijving een kohier op. Deze penningkohieren vormen voor zowel genealogen als historici een dankbare bron. Ze herbergen niet alleen een schat aan informatie betreffende het grondgebruik en de bezitsverdeling binnen de parochie, maar bieden ook een overzicht van de vroegere bewoners van het dorp, alsook hun familiebanden. Verder kan hun veelvuldig gebruik binnen het historisch en genealogisch onderzoek verklaard worden door hun systematische opbouw en hun grote regionale verspreiding doorheen Vlaanderen. Voor de streek rond Kortrijk, Roeselare en het zuiden van Oost-Vlaanderen zijn nog bijna alle penningkohieren bewaard. Voor het hertogdom Brabant is het aantal overgeleverde kohieren evenwel een stuk beperkter. Verderop in deze bijdrage wordt een volledige transcriptie van het penningkohier van Sint-Kathelijne Lombeek uit 1571 gegeven. Alvorens tot de eigenlijke transcriptie te komen staan we kort even stil bij enkele markante elementen die uit deze bron kunnen gepuurd worden.

Zuidwest Brabant in het midden van de zestiende eeuw

Sint-Kathelijne Lombeek maakte samen met Ternat en Wambeek deel uit van het Land van Overzenne, een hertogelijk domein dat samen met de omliggende parochies onder de meierij van Rode ressorteerde. Dit gebied was gelegen op zo’n 10 kilometer van Brussel, waardoor de landbouwproductie deels was afgestemd op deze Brusselse markt. Zoals we in onderstaande grafiek kunnen zien, werd een behoorlijk percentage van het landbouwareaal als ‘hoplochting’ gedefinieerd. Opmerkelijk, want in andere gebieden zoals Zuid-Oost-Vlaanderen blijft de hopteelt uitermate beperkt. Deels valt dit te verklaren door de gunstige grondkwaliteit in Zuid-Brabant (hoofdzakelijk natte leemgronden),in tegenstelling tot binnen-Vlaanderen waar voornamelijk zandgronden te vinden zijn. Dit is evenwel niet de enige verklaring. Ook de groei van Brussel speelt een belangrijke rol in hoe het landbouwareaal in de ruime omgeving werd aangewend.

Grafiek 1: Grondverdeling Sint-Kathelijne Lombeek – 1571. Stadsarchief Gent, Reeks 28, Penningkohier Sint-Kathelijne Lombeek 1571.


De opkomst van de hopteelt in het domein van Overzenne liep dan ook in sterke mate parallel met de groei van Brussel. In Sint-Kathelijne Lombeek bleef in de vijftiende eeuw het aantal percelen waarop hop werd geplant nog relatief beperkt. (3 N. De Vijlder, The rural land market in the Southern Low Countries, Fifteenth to sixteenth centuries.Masterproef Faculteit Economie (promotor prof.dr. K. Schoors), Universiteit Gent, 2012, pp.46-50. 242 Vlaamse Stam, jg. 49, nr. 3, mei-juni 2013)  

Hier kwam in de loop van de zestiende eeuw evenwel verandering in. De bevolkingstoename van Brussel veroorzaakt een evenredige stijging van het bierverbruik. Zodoende wordt het stedelijk  bevoorradingsgebied stelselmatig uitgebreid en werden levensmiddelen van steeds verder aangevoerd. Zo ook hop uit Sint-Kathelijne Lombeek. De teelt van dit gewas gebeurde hoofdzakelijk op kleine, erg vruchtbare stukjes grond. Door de bank genomen waren gronden die voor de hopteelt gebruikt werden ook zo’n 50 procent duurder dan doorsnee bouwland van een vergelijkbare grote. Het telen van hop was dus behoorlijk kapitaalsintensief. Dit zegt meteen ook iets over de sociale positie van deze hop-boeren binnen deze gemeenschap. Het waren zeker niet de kleine garnalen die zich op deze teelt toelegden, maar eerder de grote (pacht)boeren.Voorgaande vaststelling leidt ons naar de vraag hoe ongelijk rijkdom verdeeld was binnen St-Katehlijne Lombeek in de tweede helft van de zeventiende eeuw en welke veranderingen hierbij doorheen de tijd op te merken zijn. Dit kan relatief eenvoudig onderzocht worden door het berekenen van het Gini-coëfficiënt. Deze maatstaf geeft weer hoe (on)gelijk de rijkdom binnen een samenleving verdeeld is. Hierbij varieert het Gini-coëfficiënt tussen 0 en 1 waarbij 0 correspondeert met perfecte gelijkheid en 1 met perfecte ongelijkheid, in dit laatste geval zouden dus alle bezittingen aan één persoon toekomen. Op basis van het penningkohier van 1571 bekomen we een coëfficiënt van 0,65, hetgeen wijst op een behoorlijk gepolariseerde samenleving. Vergelijking met andere regio’s schept evenwel een ander beeld. In Dudzele, een parochie nabij Brugge werd voor het midden van de zestiende eeuw een Gini-coëfficiënt gevonden van 0,79. (K. Dombrecht, ‘Edel, arm en rijk, maakt de dood gelijk?’ Sociale ongelijkheid (post mortem) in plattelandsgemeenschappen ten noorden van Brugge (1500-1579)’ In: Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 91(2) pp 19). Dit markante verschil kan verklaard worden door de verschillende vormen van bedrijfsvoering in beide gebieden. In het poldergebied van Vlaanderen overheersten grote, commercieel gerichte landbouwbedrijven vanaf de vroege vijftiende eeuw. In het binnenland, primeerden dan weer voornamelijk kleine uitbatingen gecombineerd met enkele middelgrote pachtboeren.

Transcriptie van het penningkohier van Sint-Kathlijne Lombeek -1571

De integrale transcriptie van het penningkohier van Sint-Kathlijne Lombeek uit 1571 vindt u in onderstaande tabellen, respectievelijk voor de verpachte en niet verpachte onroerende goederen. Om opzoekingen te vergemakkelijk werden alle gegevens alfabetisch gerangschikt op achternaam van de grondbewerkers. Naast privépersonen hadden ook allerhande instellingen grondbezit in Sint-Kathelijne Lombeek. Hierbij kunnen we niet enkel niet alleen grote seculiere instellingen als de Norbertijnenabdij in Ninove en het benedictinessenklooster in Groot Bijgaarden onderscheiden, maar ook de Heilige Geesttafel, Kerk en armentafel van het naburige Lombeek. De gehanteerde oppervlaktematen zijn deze van 20 1/3 voet per roede, goed voor zo’n 31,4375 ca per vierkante roede.