Vrede

Het nieuws van het overlijden van oorlogsvrijwilliger sergeant Hubert Willems[1], zoon van de hoofdonderwijzer van Wambeek, gesneuveld bij het laatste Belgisch offensief te Moorslede, heeft vanzelfsprekend velen beroerd. Eerst werd hij begraven aan de Ijzer. Op donderdag 20 maart 1919 werd hij na een plechtige lijkdienst begraven op het kerkhof te Wambeek (Ons Vaderland, 23 maart 1919). Hij kreeg ook nog een huldeblijk van de Brabantse Studentengilde in Asse op 2 oktober 1919 (Ons Vaderland, 30 september 1919). 

Victor Mergan (+ 13 februari 1919) en Leon Sneppe (+9 maart 1919) hebben de oorlog overleefd, maar zijn toch als gesneuvelden opgenomen op een oorlogsmonument




Zoals al aangegeven is er met de eerste wereldoorlog een einde gekomen aan de zuivere private onderwijsinstellingen te Ternat. Dit heeft er toe geleid dat notaris Goossens van Ternat op 21 januari 1919 een openbare verkoop heeft georganiseerd van ‘Pensionnat D’Hauwer[1] (Le Soir, 29 december 1918). Maar er loopt blijkbaar wat mis[2], want in Le Soir van 12 maart 1919 wordt het instituut onderhands te koop aangeboden. Ook het Pensionnat de Saint-Joseph werd – weliswaar een jaar later - in openbare verkoop gesteld (De Standaard van 25 januari 1920; Le Soir van 18 januari 1920).



[1] In het café van Pierre van der Voorde aan het station van Ternat.

 

[2] Ofwel is de verkoop niet doorgegaan, ofwel was de koper ontevreden.


63.                       In Ternat kwam zeer kort na de oorlog ook het verzet tegen de verfransing op gang. Op donderdag 24 april 1919 werden ‘de Vlaamschgezinde Hoogstudenten van het Payottenland” opgeroepen om deel te nemen aan de stichtingsvergadering van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond

(De Standaard, 23 april 1919).  [1] De oproep in Ternat had wel succes (afgaand op de bespreking van die bijeenkomst in De Standaard van 28 april 1919), maar lijkt toch niet de stichtingsvergadering te zijn geweest

van een afdeling Payottenland van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond. 



[1] Dat Verbond werd in het leven geroepen toen het ‘Vlaams Verbond’ (opgericht in 1902) door de KULeuven verboden werd. Het Vlaams Verbond zelf was de Vlaamse afgesplitste koepel van de unitaire overkoepelende studentenvereniging te Leuven, de ‘Société Générale des Etudiants'. https://nl.wikipedia.org/wiki/Katholiek_Vlaams_Hoogstudentenverbond (rdpl. 29 jan. 2019).

 

63.                       Omdat het Duitse leger grote delen van de spoorverbinding Gent – Brussel (Vorst) had vernield, moesten herstellingswerken worden uitgevoerd aan kunstwerken (die tussen Gent en Melle waren allemaal vernield) of grondwerken worden uitgevoerd (zoals te Wambeek en Sint-Katharina-Lombeek). De werken rond Gent werden eerst uitgevoerd; de werken in onder meer Wambeek en Lombeek zijn pas in een tweede fase gerealiseerd (Het Handelsblad, 10 april 1919). 

 

Nog een resultaat van de oorlog was het te koop aanbieden, door de ontvanger van de registratie, van 40 canada’s en 1 iep aan het station van Ternat, nabij de Nattestraat. Het bericht in Le Soir van 22 maart 1919 vermeldt uitdrukkelijk dat het gaat om oorlogsbuit (‘Butin de guerre’).

 

Al tijdens de oorlog waren er eretekens toegekend aan militairen, waaronder militairen uit Groot-Ternat (zie bijv. de toekenning van het Oorlogskruis aan August Coreman (ook krijgsmedaille 2de klasse) en Jan Serfranck[Mogelijk wordt hiermee Felix Jean Servranckx bedoeld] uit Wambeek, bekendgemaakt in De Payot der Taalgrens van 1 maart 1918 en nogmaals op 1 augustus 1918; aan Lodewijk Dewever uit Wambeek, bekendgemaakt in De Payot der Taalgrens van 1 augustus 1918). Na de oorlog kwamen ook burgers aan de beurt: E.H. F. Mertens uit Ternat kreeg een erkenning voor ‘distinguished and galant services’ (4th Supplement to the London Gazette, 26 augustus 1919). In Wambeek ging een bronzen medaille van de Britse regering naar de Congregatie van de Zusters van Onze Lieve-Vrouw van Barmhartigheid

(zuster A. Stevens), en een formele bedankingsbrief naar E.H. Van Eeckhoudt en notaris Van Eeckhoudt, alsook naar Alice Evenepoel uit Wambeek


En in Wambeek waren ze ook snel met het herdenken van de gesneuvelden. Nadat de soldaat, geïdentificeerd als private Brown in 1918 begraven was op het kerkhof in Wambeek, werd al in 1918 een grafmonument voor deze soldaat[Er bestaat nog altijd geen zekerheid over de identiteit van deze soldaat: is het dezelfde als private Barbour die er ook een graf heeft?] en voor de gesneuvelden besteld en geplaatst.[2] Op zondag 16 en maandag 17 mei 1920 werden dan de Vredefeesten gehouden in Wambeek.[3] Ternat is gevolgd op zondag 22 augustus 1920[In de krant wordt gepreciseerd dat het monument dat toen werd ingehuldigd, het werk is van de heren De Munter en Stoffyn. Er is nadien heibel ontstaan over de subsidie die werd toegekend voor dit monument. Het monument zou 28633 fr. hebben gekost. Ternat heeft in 1921 een bedrag van 2200 fr.

Gekregen uit een budget voor schone kunsten. De auteurs van het monument, A. de Munter en Paul Stoffyn, zijn daarop gaan klagen bij de minister dat volgens hun contract die subsidie aan hen toekwam, waarop werd geantwoord dat dit een zaak was tussen de gemeente en henzelf (S. CLAISSE, Du soldat inconnu aux monuments commémoratifs belges de la guerre 14-18, 2013, Académie royale de Belgique, en bebooks.be, p. 336-337 en 396] (Le Soir, 16 en 23 augustus 1920[5]; De Standaard, 25 augustus 1920[Waarin wordt gepreciseerd dat de composities het werk waren van Dom Augustinus Verhaegen van de abdij van Affligem, oud-leerling van August De Boeck en Paul Gilson. Een fragment van die cantate werd nadien ook in Opwijk gebracht als een bisnummer (De Standaard, 4 maart 1921).])


Op de achterzijde van een exemplaar van een fotokaart van de Vredesfeesten van 1920 verstuurd door de broer of zus van Louise, aan hun tante en (Hen)riken in Mechelen, lezen wij dat "pa en moeder" op de foto maar hij weet niet welk ‘jonsken’ ernaast staat. (uit collectie Herman Herpelinck) De kaart was blijkbaar gemaakt door Photo Armand in Etterbeek. Tussen 1922 en 1927 werden er nog kaarten uitgegeven door A. De Bosschere, 699, Che de Wavre, Etterbeek.

Het gaat hier vooral om kaarten in verband met het Pensionnat des Ursulines, alsook een kaart van Sint Anneke en 2 kaarten van de gesneuvelde soldaten 1914 - 1918 uit Ternath.

Na de oorlog komt het gewone leven weer op gang. Velen trekken naar Brussel om er te gaan werken. Het openbaar vervoer moet deze werklieden vervoeren. De trein is het meest geschikte vervoermiddel. Maar er waren nagenoeg geen treinen.  Eind 1918 is er in de voormiddag maar 1 trein ’s morgens om 5u39 in Ternat, die om 6 u 30 aankomt in Brussel Noord. Dat is dan nog een trein die normaal voorbehouden is voor 63.                       werklieden. Maar er is een gedogen dat ook de bedienden, scholieren en gewone reizigers hem mogen gebruiken. Die zijn dat wel veel te vroeg in de school of op hun werk. Maar de volgende trein naar Brussel is pas om 14 u. En ’s avonds laat is er maar een trein terug om 19 u 20.  In de media wordt daarover geklaagd (Le Soir, 27 februari 1919).

Volksvertegenwoordiger Moyersoen bekomt dat er een ‘nieuwe trein’ wordt ingelegd voor de werklieden die naar Brussel moeten vanuit WestBrabant en Oost-Vlaanderen: vanuit Boerst (om 4 u 12!) vertrekt er alle werkdagen via Denderleeuw (om 4 u 36) en langs Ternat (om 4 u 53) een trein naar Brussel die daar aankomt om 5 u 32. ’s Avonds gaat het in omgekeerde richting: om 18 u 40 vertrekt de trein in Brussel Noord om in Ternat te kunnen aankomen om 19 u 20[1] (De Volksstem, 27 juli 1919). 

Het illustreert de lange werkdagen van de werklieden in die tijd



[1] Tijdens de eerste wereldoorlog werd de zomertijd ingevoerd. Het is niet uit te maken volgens welke tijd de uren in de kranten zijn vermeld.

Bij de terugtocht der Duitse troepen na de wapenstilstand in 1918 werd voor het gemeentehuis een kanon achtergelaten van het type Mortier 210. Het tuig werd geplaatst rechts op het terrein dat gelegen was voor het gemeentehuis in de nabijheid van de publieke pomp.

Ingevolge een schrijven van het Ministerie van Landsverdediging dd 29 april 1926, referte 217/7526 werd het gemeentebestuur aangezocht te willen laten kennen of het geneigd zou zijn het Duits kanon terug af te staan.

In de zitting van 4 juni 1926 besliste de gemeenteraad de Minister van Landsverdediging te machtigen op kosten van genoemd ministerie, het kanon weg te nemen.

Het werd door de diensten van genoemd departement weggehaald in de periode 1935-1936. 

HET WONDER OP DE KLEEMSTRAAT

Gaston Weeckers vertelt: “Op de kleemstraat is er ooit een wonder gebeurt. De zusters gingen in die tijd bij boeren langs met O.L.V van Fatima. Toen ze op de kleemstraat een boer vroegen om ze daar te plaatsen ging deze akkoord. De schuur werd met witte lakens versierd en O.L.V kwam er staan. Toen een vrouw kermde van de pijn door vele wonden van een vleesetende bacterie. Elke dag werd er vlees in deze wonden gestoken. Ze vroeg breng mij bij haar. De zusters brachten haar op houten lader naar onze lieve vrouw. Plots zei de vrouw dank je wel tegen onze lieve vrouw. Ze heeft nooit nog pijn geleden tot haar dood in 1925.”