GESCHIEDENIS 19de eeuw

Ternat in de 19de eeuw

Franse republiek

In 1794 veroverden de Franse revolutielegers de zuidelijke Nederlanden. Op 1 oktober 1795 werden onze gewesten bij decreet een deel van de Franse Republiek. Er brak nu een tijd van grote veranderingen aan. De Fransen, trouw aan het gedachtegoed van hun revolutie van 1789, maakten snel komaf met het ancien régime. Gedaan was het met heerlijkheden, allerlei privileges, ouderwetse rechtspraak, inmenging van de kerk enzovoorts. Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid, dat waren de thema’s die voortaan het leven zouden moeten beheersen.

De drossaard verloor zijn job. Hij werd bij wijze van overgangsmaatregel nog enkele maanden aan het hoofd van de gemeente gelaten als ‘agent national’ totdat de nieuwe ordening effectief zou werken. Voortaan zou een municipaal bestuur, dat in principe door de inwoners zou worden verkozen, de leiding van de gemeente verzekeren. Ook de vrederechters moesten door de burgers worden verkozen. 


De gemeente heeft een dubbele opdracht: enerzijds de gemeentelijke belangen behartigen en anderzijds taken opgedragen door de bevoogdende overheden uitvoeren. Deze dubbele taak werd geformuleerd in het decreet van 14 december 1789 en via het besluit van 19 frimaire jaar iv in de Belgische departementen bekendgemaakt. Het decreet introduceerde municipalités, geleid door een maire en zijn gemeentebestuur (het kiessysteem komt aan bod bij de behandeling van de bronnen). De functies eigen aan het gemeentelijke bestuur hadden onder meer betrekking op het beheer van de gemeentelijke goederen, instellingen, inkomsten en uitgaven. Verder diende gezorgd voor orde, netheid, gezondheid en veiligheid in openbare plaatsen. Het decreet van 16-24 augustus 1790, via het besluit van 7 pluviôse jaar v in de Belgische provincies ingevoerd, gaf de gemeenten ook politionele bevoegdheden. Zij dienden op te treden als de veiligheid en openbare orde in het gedrang kwamen door volkstoeloop, vechtpartijen, brand, besmettelijke ziekten, krankzinnigen enz. 

De grondwet van het jaar iii beknotte de gemeentelijke autonomie. Gemeenten met minder dan 5000 inwoners, de meeste dus, werden verenigd tot municipalités de canton en gemeenten met meer dan 100.000 inwoners werden verdeeld in “arrondissementen”, niet te verwarren met de onderverdeling van een departement die pas onder het Consulaat werd geïntroduceerd. De leden van deze municipalités werden verkozen, wat niet meer het geval was na de wet van 28 pluviôse jaar viii: deze maakte de groepering van gemeenten weliswaar ongedaan en gaf elke gemeente haar eigen bestuur, doch de gemeentelijke gezagsdragers werden voortaan aangeduid onder de gemeentelijke notabelen en niet meer verkozen. Afhankelijk van de grootte van de gemeente wees het staatshoofd of de préfet, de maire en zijn adjoint(s) aan. De préfet benoemde de leden van de gemeenteraden. De uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenten kwam vooral de burgemeester toe. Deze voerde de wetten uit en beheerde de goederen, de openbare werken en de financiën. Hij was ambtenaar van de burgerlijke stand en stond in voor de ordehandhaving. Vanaf het jaar x werden de leden van de gemeenteraden benoemd door het staatshoofd, op voorstel van de kantonale kiescolleges. 

Ternath behoorde tot het Canton Asse. De definitieve afbakening van de kantons in het Dijledepartement had plaats bij besluit van 27 frimaire jaar IV 18 december 1795). 

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

De grondwet van 1815 maakte het onderscheid tussen steden en plattelandsgemeenten. De bestuurlijke organisatie van de steden werd geregeld door de besluiten van 12 mei 1817 en 5-22 januari 1824 en die van de plattelandsgemeenten door de besluiten van januari-april 1818 en van 23 juli 1825. Het besluit van 1817 voorzag in de steden een raad en een college van burgemeesters en schepenen, belast met het dagelijks bestuur. De burgemeester en de schepenen werden benoemd door de Koning uit door de raad voorgedragen personen. In plattelandsgemeenten werd de burgemeester eveneens benoemd door de Koning, maar de benoeming van schepenen en de leden van de gemeenteraad kwam toe aan de Gedeputeerde Staten, die een keuze maakten uit door de raad voorgedragen personen. De wijzigingen die de besluiten uit de jaren 1820 met zich brachten, waren vooral van belang voor de steden. Deze verloren het recht van voordracht van de burgemeester, die ook niet langer uit de raad zelf diende te komen. Het aantal schepenen en raadsleden werd verminderd. 

De gemeentewet van 30 maart 1836 legde de basis van de gemeentelijke organisatie in het onafhankelijke België. Ze zou gedurende zo’n 150 jaar geen fundamentele wijzigingen ondergaan.



Aanvankelijk werden de provincies, departementen genaamd, ingedeeld in kantons. Gemeenten met minder dan 5000 inwoners kregen geen eigen bestuur maar werden gegroepeerd in kantonmunicipaliteiten die als kleinste bestuurseenheid fungeerden. Elke gemeente werd in de kantonraad vertegenwoordigd door een municipale beambte (agent municipal). Gemeenten met meer dan 5000 inwoners vormden elk een afzonderlijke kantonmunicipaliteit.


Door de staatsgreep van Napoleon in 1799 kwam er, na de voorbije jaren van gesukkel, wat meer stabiliteit in de organisatie van de samenleving met de invoering van een autoritair systeem. De gemeente werd nu bestuurd door een ‘maire’, bijgestaan door twee adjuncten, allen benoemd en niet verkozen. De overheid benoemde ook een gemeenteraad maar de bevoegdheden van de ‘conseil municipal’ waren aanzienlijk beperkt. Zeer democratisch was het allemaal niet. 


Onder het Consulaat, werden in 1800 de kantons en de kantonmunicipaliteiten afgeschaft en alle gemeenten werden zelfstandig. Er ontstonden 2776 gemeenten, van grote tot zeer kleine. Ze stonden aldus onder de rechtstreekse voogdij van het departement (préfecture), via het onderdepartement (sous-préfecture). Enkele weinige fusies werden onder het keizerrijk doorgevoerd.

Tijdens het Verenigd koninkrijk der Nederlanden veranderde er weinig: enkel een aantal kleinere gemeenten werd gefusioneerd.

Bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830 werden de gemeenten door de Grondwet behouden. Er waren toen 2739 gemeenten.


VERKIEZINGEN


Met de grondwet van het jaar iii werden getrapte verkiezingen en een cijnskiesstelsel geïntroduceerd. Elke Franse staatsburger van 21 jaar of ouder die op het registre civique stond ingeschreven en die een bepaalde som aan grond- en personele belasting betaalde of had deelgenomen aan een veldtocht voor de republiek, bezat stemrecht. In een kanton werden de eerstegraads kiezers verzameld in assemblées primaires. Elk kanton telde minstens een primaire vergadering. Deze verkoos de gemeentelijke ambtenaren in gemeenten met meer dan 5000 inwoners en de leden van de op departementaal vlak ingerichte assemblées électorales. In gemeenten met minder dan 5000 inwoners werden de eerstegraads kiezers verzameld in assemblées communales. Deze duidden de gemeentelijke ambtenaren aan. De leden van de assemblées électorales dienden 25 jaar en eigenaar, vruchtgebruiker of huurder te zijn van een woning of een landgoed met 100 à 200 daglonen 58 Bronnen van openbare instellingen opbrengst. De electorale vergaderingen verkozen de leden van de administration centrale van het departement en de afgevaardigden voor het Corps législatif. De municipale administraties bereidden de primaire, communale en electorale vergaderingen voor. Ze hielden het vermelde register bij en stelden de lijsten van kiesgerechtigden op. In 1797, 1798 en 1799 gingen er in de geannexeerde departementen effectief verkiezingen door. De grondwet van het jaar viii voerde op de laagste trap van het verkiezingssysteem zowat een algemeen stemrecht in. Deze kiezers duidden, gegroepeerd per arrondissement, de gemeentelijke notabelen aan. Deze notabelen, verzameld per departement, wezen de departementale notabelen aan. Deze duidden in hun schoot de nationale notabelen aan waaruit de Senaat dan de afgevaardigden voor het Corps législatif koos. Uit de gemeentelijke en departementale notabelen selecteerde men de leden van de gemeentelijke en departementale bestuursorganen. Het systeem werd toegepast in het jaar ix. De wet van 13 ventôse jaar ix bepaalde dat de gemeenteraden de lijsten van de stemgerechtigden moesten opstellen. De burgemeester diende deze vervolgens aan de sous-préfet te overhandigen, waarna deze de definitieve lijsten samenstelde. Het senatus-consulte van het jaar x bracht weer wijzigingen in het kiessysteem. Op de laagste trap gold weer een quasi algemeen stemrecht. De vergaderingen van de stemgerechtigde burgers vormden de assemblées cantonales. Deze mochten de leden van de arrondissementele en departementale kiescolleges aanduiden. Deze stelden op hun beurt kandidaten voor: voor het Tribunaat, het Corps législatif en de arrondissementele en departementale bestuursorganen. Het decreet van 17 januari 1806 bepaalde dat de eigenlijke lijsten van de stemgerechtigden in de assemblées cantonales dienden opgesteld door de sous-préfet. Dit geschiedde echter op basis van de lijsten die hem door de burgemeesters werden overhandigd. De weinige bewaarde kiezerslijsten uit de “Franse tijd” worden in hun bruikbaarheid beperkt door de doorgedreven selectie en manipulatie die van hogerhand werd doorgevoerd. 


KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

De grondwet van 1815 maakte een onderscheid tussen stad en platteland. De besluiten van 12 mei 1817 en 5-22 januari 1824 regelden de procedures voor de steden, de besluiten van januari-april 1818 en van 23 juli 1825 deden dit voor de plattelandsgemeenten. Ook in deze periode kende men een cijnskiesstelsel en getrapte verkiezingen. De betalers van een bepaalde som aan directe belastingen (patentrecht uitgezonderd) waren in de steden stemgerechtigd. De stemgerechtigden duidden de kiezers aan (die een bepaalde belasting betaalden) en die op hun beurt de leden van de gemeenteraden aanwezen. De gemeenteraadsleden vaardigden hun vertegenwoordigers af in de Provinciale Staten, waar deze zetelden met de vertegenwoordigers van platteland en adel. Na de hervorming van 1824 telde voortaan ook de patentbelasting mee bij het bepalen van de kiescijns. De leden van de gemeenteraden van de plattelandsgemeenten werden benoemd door de Gedeputeerde Staten. De raadsleden moesten voor 1/3 worden gekozen uit de voornaamste grondeigenaars en voor 2/3 uit de meest notabele inwoners. Omdat de Koning elk benoemingsrecht strak in handen hield, was de impact van het electorale systeem gering, doch de lijsten werden alleszins opgesteld.

BELGIE

Aan de gemeenteraadsverkiezingen mocht men deelnemen als men minstens 21 jaar was en een cijns betaalde van 15 à 100 gulden, afhankelijk van de woonplaats. Met de wet van 12 maart 1848 werd de kiescijns voor alle verkiezingen herleid tot het grondwettelijk minimum van 20 gulden of 42,32 frank. De wet van 12 juni 1871 bracht de vereiste kiescijns voor de provincie op 20 frank en voor de gemeente op 10 frank. De minimumleeftijd voor de verkiezingen voor de provincieraad en de Kamer werd bepaald op 21 jaar. De wet van 24 augustus 1883 behield deze categorieën, maar voegde daar de capaciteitskiezers aan toe : mannen met bepaalde diploma’s of functies of wie slaagde in een capaciteitsexamen. 


BRON http://commissionroyalehistoire.be/pdf/bronnen/3GemeentenLokaleOpenbareInstellingen.pdf




De Franse periode in Ternat


F.J. Vanderperren hoofdmeier jaar IX of 1801

C:P: Verbrugghen hulpmeyer

Philip Emanuel Arents meier    jaar XI of 1803

P;J: Vanderstaeten hulpmeier

Aan de kerk vinden we nog deze grafsteen van een andere Jan Baptist De Wever, gestorven 13.03.1865, zijn vrouw Vaerman, en hun jongste kind Catharina Adelia, gestorven 10 dagen voor haar vader, Waarschijnlijk beide aan een besmettelijke ziekte. Zie hieronder

De Franse periode in Lombeek

Burgemeester Jean Baptist De Wever 1801-1808

In de Geslachten van Ternat van Freddy Verdoodt vinden we dat het geslacht De Wever één der oudste en voornaamste geslachten van Kruikenburg was dat we zeker tot de plaatselijke “landadel” mogen rekenen. Gelet op de vele vertakkingen was het voor Verdoodt bijna onmogelijk in korte tijdspanne een volledige genealogie te brengen, maar niettemin hebben we een leidraad door de eeuwen heen kunnen trekken qua groot Ternat. Zoals zal blijken, gingen de oudste naamdragers ook voorname huwelijken aan, wat

hun status bewijst. We vinden er ook de eerste burgemeester van Lombeek, zoon van VIII. PEETER DE WEVER, °L. 1727, x (L. 1749) Catharina DE SMET ), vanwie te L.:

1. Catharina (1750-1834), x (L. 1774) Joos DE SMET );

2. Joos, °1751, volgt IX;

3. Guillam-Antoon, °1753, volgt IX-bis;

4. Frans (1755-1810), x (L. 1791) Barbara KESTENS );

5. Peeter (1757-1817), ongehuwd;

6. Elisabeth (1758-1833);

7. Jan-Baptist (1761-1810), burgemeester


In de 19e eeuw waren tyfus en cholera veel voorkomende ziektes in Europa. Beide veroorzaakten duizenden dodelijke slachtoffers. De ziektes werden teruggedrongen doordat mensen een beter begrip kregen van het belang van hygiëne en schoon drinkwater.

In 1866 vielen bij een epidemie in België 43.400 doden. ... België werd in de negentiende eeuw zeven keer door cholera geteisterd. Pas met de installatie van waterleidingen en -zuivering in de late 19e eeuw zou de verspreiding stoppen. De laatste grote uitbraak dateert van 1892-1894. Op lange termijn bleken de politieke effecten niettemin groot. Mede dankzij de ervaring van de cholera-epidemieën omarmde de 19e-eeuwse liberale klassenmaatschappij de idee van een staat die sterker kon ingrijpen, op basis van wetenschappelijke inzichten en in het algemeen belang. Epidemieën legden met andere woorden mee de basis voor het 20e-eeuwse ‘nieuwe’ en centrale beleidsdomein van de volksgezondheid. 


Nederlandse Gemeynte Ternath 1815-1830



Vanaf 1815 lag de Gemeynte Ternath in de provintie Zuyd-Braband van het Koningryk der Nederlanden. De Ternattenaren werden voor vijftien jaar Nederlanders en hadden als vorst koning Willem I der Nederlanden.


Het Frans werd vanaf 1815 ook in Ternath en in het hele arrondissement Brussel systematisch teruggedrongen

door het Nederduits - toenmalige benaming voor het Nederlands.


De  meier ( burgemeester ) en zijn assesoren ( schepenen ) beschikten nog niet over een degelijk gemeentehuis. Kasteel De Mot werd namelijk pas in het Belgische tijdvak aangekocht.


Het Ternatse plaatselyk bestier ( bestuur ) besprak o.a. deel- neming in de kosten van de Steenstraat ( steenweg ). De gemeente correspondeerde met het arrondissement Brussel, de provincie Zuid-Brabant en ministeries in Brussel. Uitzonderlijk kwam er al eens een brief uit Den Haag of ´s-Gravenhage. 


Kolonel Graaf Hendrik de Fourneau de Cruquenbourg was de belangrijkste inwoner van Ternat. Hij was bij de Nederlandse kroonprins, de latere koning Willem II, toen die gewond raakte te Eigenbrakel in 1815. Hij streed in de slag bij Waterloo als adjudant van de prins van Oranje. In 1822 huwde hij Eulalia de Festraets. Hun gezin moest in de maanden na de Belgische Omwenteling de wijk nemen, eerst naar Aken, dan naar Noord-Nederland. De graaf bleef trouw aan het Koninkrijk der Nederlanden.


Lees meer: https://ternat.webnode.at/nederlandse-gemeynte-ternath-1815-1830-1831-1839/ 

HET BESTUUR VAN DE GEMEENTE ONDER HET HOLLANDS BEWIND


De benoemde burgemeester werd bijgestaan door schepenen, die waren aangesteld uit leden van de gemeenteraad. De raad zelf stelde de kandidaten voor voor de opvolging van zijn leden die einde mandaat waren. De medezeggenschap van de grote massa zelf bij de aanstelling van haar vertegenwoordigers was dus, ook nu, nog niet bijster groot. In het onafhankelijke Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werd het onderscheid hersteld tussen de stad met autonome rechten en de gemeente, die deel uitmaakte van een ambachtsheerlijkheid. De ambachtsheer benoemde een deel van de gemeenteraad en kon informeel de keuze van de wethouders beïnvloeden. Alle besluiten van stad en gemeente moesten door de regering worden goedgekeurd.[1] 



Het ‘Platte Land’ van de provincies was opgedeeld in gemeentes, die op hun beurt gegroepeerd waren in districten. Het beheer van de gemeente was toevertrouwd aan een burgemeester, twee assessoren of schepenen en een gemeenteraad. De gemeenteraad, burgemeester en schepenen inbegrepen, telde zeven of negen personen (afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de grootte van de bevolking).


DE BURGEMEESTER, SCHEPENEN EN ANDERE GEMEENTERAADSLEDEN MOESTEN AAN EEN AANTAL CRITERIA VOLDOEN, WAARONDER:

• geboren zijn in het Rijk of zijn koloniën (of gelijkgesteld zijn volgens vastgelegde regels),

• bewoner zijn van de gemeente (de burgemeester kon wel tegelijk de functie vervullen in verschillende gemeentes),

• minstens 23 jaar oud zijn,

• een bepaald minimumbedrag aan directe belastingen betalen,

• voldaan hebben aan de militieverplichtingen.

Daarnaast waren ook een aantal onverenigbaarheden vastgesteld, situaties die maken dat men niet verkiesbaar is.


De burgemeester werd benoemd door de koning en maakte automatisch deel uit van de gemeenteraad. De assessoren of schepenen, gekozen uit de gemeenteraad, werden benoemd in naam van de koning, door de commissaris van de koning van de provincie. De gemeenteraadsleden tenslotte werden benoemd door de ‘provinciale staten’ (het provinciebestuur), na raadpleging van de lokale overheid.


De burgemeester, schepenen en raadsleden werden benoemd voor een termijn van zes jaar. Daarnaast moesten vanaf 1828 om de twee jaar twee raadsleden, aangewezen bij lottrekking, aftreden. Ze waren wel telkens herkiesbaar. 


De burgemeester en de schepenen mochten als teken van hun ambt een medaille dragen met aan één zijde het wapen van het koninkrijk en aan de andere zijde de naam van de gemeente. De medaille was bedoeld om aan een geel lint op de borst gedragen te worden.  


TAALBESLUIT


In het ‘Taalbesluit’, een Koninklijk Besluit van Willem I van 15 september 1819 werd in de Vlaamse provincies het gebruik van het Nederlands opgelegd aan de overheid en de notarissen. In Brabant gold dit besluit vanaf 1823. De Franstalige bourgeoisie was hierover hoogst verontwaardigd. Op 4 juni 1830 zou Willem I die taalwetten noodgedwongen afschaffen. En vanaf de Belgische onafhankelijkheid werdenren de verslagen opnieuw in het Frans opgesteld ... 

P. Poodt              meier                »      1816

J. B. Vandegucht    iste assessor (hulpmeier)»  1816

P. J. Vanderstraeten 2de      »          »»        1816

Baudewyns sekretaris                          »     1816

P. F.Poodt  sekretaris                           jaar 1826

P. F. Poodt burgemeester en sekretaris       1827

Fd. Vandegucht 13te assessor (hulpburgemeester) 1827

J. B. Verbrugghen 2de assessor (hulpburgemeester)


P. F. Poodt burgemeester in 1831                                  

 P. J. Leemans lste assessor 

J. B. Verbrugghen 2de assessor

E. P. Vandeguch sekretaris overleden 9 november

                                                                                     

J. B. Verbrugghen burgemeester vanaf 17 december 1831              na overlijden Poodt                                    

Leemans 1 ste assessor

A.Evenepoel 2de


Aan de kerk van Lombeek vinden we de grafzerk van burgemeester Petrus Franciscus Claes. Hij was burgemeester van 1825 tot aan zijn dood in 1847.

In het familiegraf ook zijn ouders Josephus Claes, geboren 1750 en zijn vrouw Anna Maria Van Audenrode, Geboren te O.-L.-V.-Lombeek op 25 september 1755 en er overleden op 9 december 1824. Op 11 juni 1776 trouwde ze met pachter Jozef Claes uit Sint-Katharina-Lombeek en ging er wonen. Na de dood van haar man en van haar broer Joannes Henricus keerde Anna Maria, samen met haar zoon Frans Philip Claes. terug naar O.-L.-V.-Lombeek. Daar was ze bij de verdeling van de nog onverdeelde goederen eigenares van ‘Den Molensteen' geworden. 

en de broers en zussen van Petrus, Matia Theresia, Gertrude en Judocus. 

IV. JOSEPH CLAES, °L. 1750 (m. is Maria Timmermans); Anna-Maria Van Audenrode, van wie te L.:

1. Cornelis-Joseph, °1778;

2. Geertruyd-Joanna, °1781;

3. Peeter-Frans, °1783;

4. Frans-Philips, °1785;

5. Joos-Philips, °1787;

6. Maria-Theresia, °1790.

Hieronder Martinus Carolus, oom van Joseph, geboren 1721 met drossaard de Heze en  en zijn vrouw Carolina de Fourneau bij de doop

Carolus Claes

Carolus Claes. Zie ook in https://sites.google.com/.../het.../het-ontstaan/test : In 1868 had de conservatief-katholieke boer en grootgrondbezitter Carolus Claes zich afgescheurd. Hij behaalde met zijn nieuwe partij, annex muziekmaatschappij, "De Ware Vrienden", de overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1872. Claes werd bij KB van 28 augustus 1872 tot burgemeester benoemd en bleef tot een stuk na 1900 aan de macht. Uit de nalatenschap van Carolus kwam het gelijknamige WZC voort. 




Carolus Claes




Carolus Claes




Johannes-Baptista Emile Verbrugghen,  Unionistisch burgemeester

Unionist


Verbrugghen is een duidelijk product van het Unionisme van de eerste periode van het onafhankelijke België. Net als nationaal werken ook plaatselijk "katholieken" en "liberalen" samen. Ook in Ternat werd er door de zwarte en de witte kiesverenigingen steeds een eenheidslijst ingediend voor de gemeenteraadsverkiezingen. Vader en zoon kregen de steun van pastoor Lascabanne (die - niet toevallig - school liep in Pitzemburg het stadscollege van Mechelen blogimages.bloggen.be/sintgertrudisheemkring/attach/14693.doc ) die in zijn in 1902 verschenen Geschiedkundige schetsen schrijft:



Johannes-Baptista Emile Verbrugghen, werd geboren op de 16e ventôse ofte 7e maart 1801 en was burgemeester van Ternat van 1831 tot 1872. Aan hem heeft Ternat voor een aanzienlijk deel zijn spoorweg en zijn markt te danken, tevens ook de aankoop in 1845 van het kasteeltje De Mot, het huidige gemeentehuis, en de oprichting in 1859 van een postkantoor. Na de Tweede Wereldoorlog werd in het centrum van Ternat de Gendarmeriestraat, verbindingsweg van de Keizerstraat met de Markt, omgedoopt tot J.-B. Em. Verbrugghenstraat. Zijn zoon, geneesheer, met identieke naam en voornamen was burgemeester van 1891 tot 1911.

 

Plaatselijk geschiedkundige Frans Dumong wou deze voor Ternat belangrijke figuur eer bewijzen en maakte tot hoofdrolspeler in twee historische kortverhalen: ‘Over den à-vapeur’ en ‘de marché hebdomadaire’ , "een wat geromantiseerd geschiedverhaal met historisch-realistisch decorum" zoals hij het zelf noemt. Tegenspeler van onze held is zijn jongere collega uit Assche: graaf Jean-Claude du Chastelit, "een naar de Asschesche contreien afgezakte nazaat van een wat laat Napoleongezind adellijk geslacht ergens uit het Waesland."

 

                                      ---


 


"Wij wijzen…op die gewichtige kwestie der verzorging van wegen, banen en waterloopen, dewelke onze Burgemeester J.B. Verbrugghen, in 't bijzonder in zijne ambtsbevoegdheid heeft, om er te beter zijne zorgen aan te wijden daar dit punt rechtstreeks het belang van ieder en in 't bijzonder aan den landbouwer raakt, en alzoo zijn dorp, dat hij hartstochtelijk bemint, als een voorbeeld wil verheffen." Net als vader J.B. Verbrugghen, wiens naam voor altijd verbonden blijft aan het "onschatbaar drietal bronnen van geluk: den ijzerenweg, het postkantoor, de markt.".

Het marktreglement van 1839 (Archief Heemkring Ternat)




 Plaatselijk geschiedkundige Frans Dumong wou deze voor Ternat belangrijke figuur eer bewijzen en maakte tot hoofdrolspeler in twee historische kortverhalen: ‘Over den à-vapeur’ en ‘de marché hebdomadaire’ , "een wat geromantiseerd geschiedverhaal met historisch-realistisch decorum" zoals hij het zelf noemt. Tegenspeler van onze held is zijn jongere collega uit Assche: graaf Jean-Claude du Chastelit, "een naar de Asschesche contreien afgezakte nazaat van een wat laat Napoleongezind adellijk geslacht ergens uit het Waesland."

 

                                      ---


 



Het reglement van de in 1846 in Ternat opgerichte NACHTWACHT.





Alle mannen tussen 20 en 23 jaar zullen dienst doen in deze wacht die de personen en de eigendommen moet beschermen. Wie niet komt opdagen krijgt een boete.





 



Joanna Francisca Van de Gucht




Wie was Joanna Francisca Van de Gucht en hoe kwam zij in Aalst terecht, waar zij werd begraven in 1836 Dat vroeg  deken De Ridder van de heemkring zich in 2017 af. Geen idee of iemand hem heeft kunnen helpen bij het beantwoorden van deze vraag. 


 



Een watermolen voor het malen van koren, een door paarden aangedreven molen voor olie en twee brouwerijen staan er in de kadastrale legger van Lombeek in 1840




https://lib.ugent.be/.../RUG01-001871362_2013_0001_AC.pdf 


In Sint-Katherina-Lombeek noteert Popp een watermolen voor het malen van koren, een door paarden aangedreven molen voor olie en twee brouwerijen 


 



https://lib.ugent.be/.../RUG01-001871362_2013_0001_AC.pdf 

Sint-Katherina-Lombeek kadastrale legger Popp 


Onder de brouwerij in de Kerkstraat

"Eénlaags boerenburgerhuis van zes traveeën onder een pannen zadeldak, uit de 19de eeuw. Inrijpoort naar het erf en haakse langsschuur met zadeldak, uit dezelfde tijd", stond er in de inventaris die.in de periode 1971-1975 werd opgemaakt door. de toenmalige Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg  

Volgens Popp was er hier ook een oliemolen aangedreven door paarden.

Onder de watermolen Hof ten Berg

Huwelijk Elisa Caudron met Victor Verbrugghen te Sint-Katherina- Lombeek op 6 februari 1872





 





Dokter Poodt en de conservatief- katholieke 

zwarte lijst



Voor 1880 werd er door de zwarte en de witte partij steeds een eenheidslijst ingediend voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar uit de in 1878 opgerichte Muziekmaatschappij De Verbroedering is in 1880 de Katholieke Gilde ontstaan die financieel gedomineerd wordt door de graven de Lichtervelde en waarvan Dr Th. Poodt de leidende politieke figuur wordt. Zij bestempelen de witten als "liberalen" en "vrijmetselaars, ook al is de witte partij pluralistisch. Burgemeester Verbrugghen heeft steeds de steun gehad van pastoor Lascabanne. 


Later zullen Cantillon en Leempoels respectievelijk de liberale partij en de socialistische werkersbond oprichten. Op twee verkiezingen na zullen alle witten echter steeds eendrachtig naar de gemeenteraadsverkiezingen trekken. Het apart opkomen speelde immers in de kaart van de zwarten. 



Leempoels, die in 1900 aan het station van Ternat kwam wonen en voorman van de socialisten werd, sluit zich aan bij Euterpe, muziekmaatschappij en lokale kiesvereniging. In een pamflet naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen (gedeeltelijke vernieuwing gemeenteraad) van 1907 lezen we : "Leempoels en De Croes, twee Euterpemannen hadden wedding aangegaan met (Dokter) Poodt (van de Katholieke Gilde, nvdr) op de uitslag van de verkiezingen." Op de meeting van de Katholieke Gilde wordt opgeroepen niet voor de lijst 2 (Euterpe) te stemmen: "het zijn geen echte katholieken maar liberalen en te vergelijken met de Franse Combisten (nvdr Combisten zijn volgelingen van Justin-Louis-Émile Combes, een Frans minister en premier. Combes volgde het seminarie maar ontwikkelde zich later als een fervent antiklerikaal en antikatholiek staatsman. In 1885 werd hij verkozen tot senator en in 1895 werd hij minister van Onderwijs) 




De witten haasten zich om in hun pamfletten te zeggen: "Wij, wij laten de religie waar ze moet, in den grond van onze conscientie…De witte partij is samengesteld uit boeren en werklieden, uit herbergiers, winkeliers en ambachtslieden…brave, eerlijke en deftige burgers… die niemand verstoten…die de verdraagzaamheid en de rechtvaardigheid oefenen, die de vrede en het welzijn in onze gemeente willen en de vrijheid voor iedereen. Achteruit met die zeden en gebruiken der middeleeuwen, waartegen onze voorvaderen zozeer hebben gestreden! …Weg met de twistzoekers die de langdurige vrede door de heren Lascabanne en Verbrugghen bewerkt, verbroken hebben." Zie ook Freddy Verdoodt, De Ternatsepolitiek rond 1900.en http://users.belgacom.net/vancauwelaertguido/ONTSTAAN.htm

                                   x x x


Na de gemeenteraadsverkiezingen zullen zij steun bieden aan Lepage, Huysmans en Janson." 

Evenepoel wordt ervan beschuldigd de Blauwbloem te hebben gedragen in Brussel ( Waarschijnlijk een verwijzing naar de Vlaamse vrijzinnige volksmaatschappij De Veldbloem, een Brusselse vereniging gesticht op 1 augustus 1852 door Michiel van der Voort. De vereniging wilde de intellectuele ontwikkeling van de arbeidersklasse bevorderen. Aanvankelijk lag het accent op het zuiver letterkundige aspect en organiseerde De Veldbloem onder andere avondonderwijs. Bij de parlementsverkiezingen van juli 1870 achtte De Veldbloem zich onvoldoende georganiseerd om openlijk aan de verkiezingsstrijd deel te nemen, maar het streefde toch naar eenheid onder de Vlaamsgezinden. Tijdens de volgende jaren bleef het buiten de partijstrijd, hoewel Hoste toenadering zocht tot de liberalen.  In 1892 fusioneerde De Veldbloem met de Liberale Vlaamsche Bond. De nieuwe gemeenschappelijke vereniging werd geleid door Alfons Prayon-van Zuylen en steunde de Vlaamsche Volkspartij. Deze verdween echter al in 1895. Bron https://nevb.be/wiki/Veldbloem,_De )



Frans Moens  in het tijdschrift van de Ternatse Heemkring

Onder - Hoevetje in U-vorm in de Kerkstraat zonder nummer (Foto 1971)

Hoevetje uit begin 19de eeuw. Eénlaags boerenhuis met stal in het verlengde. 

Aan de straatkant, langsschuurtje in vakwerk- en leembouw. https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images/288470...

Hoevetje in U-vorm in de Kerkstraat zonder nummer (Foto 1971)

Hoevetje uit begin 19de eeuw. Eénlaags boerenhuis met stal in het verlengde. Aan de straatkant, langsschuurtje in vakwerk- en leembouw. https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images/288470...

Aanleg van de spoorlijn Brussel-Gent doorheen Ternat in 1856


De Société anonyme du Chemin deFer de Dendre et Waes et de Bruxelles vers Gand  was de eerste spoorlijn die niet door Engelse kapitaal werd gefinancierd maar door Belgische bankiers van de Société Générale. Jean-André De Mot en Jean-Baptiste Gendebien verwerven samen met Prosper en Ferdinand Spitaels in 1852 een concessie voor de aanleg van een spoorweg van Brussel naar Aat via Denderleeuw. De Société Générale neemt de aanleg van de spoorlijn op zich en legt een spoorlijn aan van Ath naar Lokeren via Aalst en Dendermonde, van Brussel naar Denderleeuw en van Aalst naar Schellebelle. De exploitatie wordt overgelaten aan de Belgische Staat mits een vergoeding bepaald door het aandeel in de opbrengsten van deze spoorlijn. Op 9 juni 1853 begint de exploitatie van de lijn tussen Aalst en Dendermonde, het traject Ath-Geraardsbergen wordt geopend op 9 april 1855 en het deel Geraardsbergen - Aalst volgt op 1 december 1855. Op 13 februari 1856 is  het deel Dendermonde - Lokeren klaar voor ingebruikname. De Société anonyme du Chemin de Fer de Dendre et Waes et de Bruxelles vers Gand is  een zeer winstgevende onderneming aangezien op basis van de bruto-ontvangsten een onophoudelijke inkomstenstroom wordt gegenereerd. Pas vanaf 1876 (20 jaar na de afwerking van de lijn) kan de Staat de spoorlijn terugkopen.


Zie ook op de oude website  https://erfgoedternat.webs.com/stationsomgeving


Jean-Pierre Cluysenaar

Voor het ontwerp van de stations doet men beroep op Jean-Pierre Cluysenaar die stations ontwerpt te Ternat, Denderleeuw, Ninove, Zandbergen, Idegem, Geraardsbergen, Deux-Acren,  Lessines, Papignies, Rebaix, Schellebelle, Aalst, Gijzegem, Lede, Dendermonde, Zele en Lokeren. 

Chemin de fer de Dendre et Waes (d'Athe à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand ... Door Jean-Pierre Cluysenaar

https://books.google.be/books?vid=GENT900000222107&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false 

Chemin de fer de Dendre et Waes (d'Athe à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand ... Door Jean-Pierre Cluysenaar

Toen Ternat een station kreeg kwam meteen in de kranten de commentaar dat het nu ook gedaan moest zijn met postbedeling vanuit Asse (een restant van de paardenpost….). Het zou immers al te gek zijn om post, aangekomen per trein in Ternat, eerst naar het paardenpostkantoor in Asse te vervoeren (Ternat had nog geen postkantoor) om dan van daaruit de post te bedelen in Ternat. Een eigen Ternats postkantoor liet dan ook niet lang op zich wachten. Het werd ingericht in het station….. Er werd een post ingericht in Ternat in 1859. 

Veel van de postkaarten verstuurd vanuit de scholen aan het station dragen de poststempel Bruxelles-Poperinge. Ze werden dus afgegeven in het station en afgestempeld in het postkantoor in de trein. Zie hierover https://nmbs-asp.adlibhosting.com/Content/GetContent?command=getcontent&server=museum_pdf&value=Historische%20fiches%5CPosttreinen_NL_V1.pdf 

En hierboven de kaart van Schaillee van het Stationsgebouw, eerst afgestempeld in de trein Bruxelles-Poperinge en daarna in Wandre, bij Luik.

Meer dan 200 mensen gaan elke dag naar Brussel werken waar ze 3 à 4 keer zo veel verdienen als op het platteland. Er is dan ook een groot contrast tussen de welstand en de vrolijkheid in hun families en de miserie in de 9/10 andere families, leest men in Le Peuple van 25 oktober 1897.

Gedurende de maand oktober 1899 vertrokken er in het station van Ternat in totaal 5023 reizigers, waarvan 1556 met een werkliedenabonnement, 3206 met een kaartje 3de klas en 261 in 2de klas.

HENDRIK CONSCIENCE over TSERCLAES

In 1874 schreef Hendrik Conscience een historische roman over Tserclaes. Conscience wil de indruk van historiciteit wekken – hij citeert zelfs uit de Brabantsche Yeesten van Wein van Cotthem – maar dat heeft hem er niet van weerhouden om rond T’Serclaes een hele liefdesgeschiedenis te verzinnen die op geen enkele manier terug te voeren is op middeleeuwse bronnen. De Vlaamsgezinde Conscience lijkt het ook moeilijk te hebben met het feit dat de ‘verlosser van Brussel’ zich de facto tegen Vlaanderen had gericht. Hij benadrukt dat het graafschap Vlaanderen in de middeleeuwen nog deel uitmaakte van Frankrijk. De Vlaamse graaf wordt door één van de personages zelfs aangeduid als ‘een nederige schoenenlikker van den Franse koning’. Je kunt de roman lezen via deze link https://books.google.be/books?id=08NXAAAAcAAJ...  


MARKT EN JAARMARKT

In Ternat is er sinds 17 november 1859 een officiële markt. In 1913 werd de donderdagvoormiddag als de vaste marktdag ingevoerd. Ook de Jaarmarkt vond plaats op donderdag en wel in juni, zoals je kunt zien op de affiche uit 1895 in bijlage. De zondag voordien was het Sinksenkermis met bloemenstoet..

Over het ontstaan van de  wekelijkse markt, de marché hebdomadaire ,  schreef Frans Du Mong een leuk verhaal, opgenomen in de verhalenbundel Denkend aan vroeger, in bijlage.


LONGCHAMP FLEURI of BLOEMENSTOET sinds 1894


In 1877 wordt de Atlas van de Onbevaarbare Waterlopen opgemaakt

Helemaal onderaan de windmolen van Sempst op de Langeveldberg. Soms noemt men die ook Windberg of Wilgberg.


Te raadplegen via Cartesius


Het ontstaan van de socialistische beweging

Tussen 1892 en 1912 worden er in de drie deelgemeenten zo'n 25 meetings georganiseerd waarop belangrijke socialistische voormannen zoals Edward Anseele en Edmond Van Beveren (oprichters van de Gentse coöperatieve Vooruit), Emile Vandervelde, De Brouckère en Camiel Huysmans het woord voeren. In Lombeek gebeurt dat o.a. bij Gustaaf De Graeve in Essene-Winkel (nu Bosstraat), bij Eugeen De Backer, in de herberg van de latere schepen Fiel D'Hoe op de Heidestraat, bij Frans Van Mollem, in Ternat bij Sneppe in de Zaal Concordia (nu Molenstraat), bij Anselmus De Neef (Hopstakenkaai) en bij Theophiel Verbruggen in 't Sint-Anneken en in Wambeek bij Van Varenbergh (Café Pol De Mont, achter de kerk).

Julien Huygens BWP-kandidaat voor het parlement in 1896

De in 1852 in de Dronkenborrestraat in Wambeek-Overdorp geboren en door het "christelijk socialisme" van Pieter Daens geïnspireerde Julien Huygens was in 1896 kandidaat op de lijst van de Belgische Werkliedenpartij voor de wetgevende verkiezingen. Huygens behaalde bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1894 in lombeek reeds 200 stemmen op de lijst union, de "geiten".

De socialistische werkersbonden

In 1909 worden in Lombeek 1060 exemplaren van de socialistische Gazet van Brussel verkocht. De oprichting van een werkersbond wordt erin aangekondigd. De Lombeekse pastoor verkondigt op de preekstoel dat de lezers van het blad verdoemd zullen zijn.

Vanaf 1920 ontstaan er in Ternat en Lombeek Werkersbonden aangesloten bij de Belgische Werkliedenpartij Partij die lijsten indienen voor de gemeenteraadsverkiezingen. De eerste secretarissen zijn J.B. Pollet en Lodewijk De Vos in Lombeek en P. Dekock en Frans Leempoels in Ternat. Hun lokaal is bij Th. Stichelmans op de Bosstraat en bij Frans Seghels aan de Hopstakenkaai. Leempoels, Nevens, De Ridder, Van Schuerbeek, Seghels, Lagart, Zerck, Hoste, Wathelet, Pie Van de Gucht en Toussaint zijn in 1932 kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen in Ternat. Clement Maes en Pollet in 1926 in Lombeek.

Gezocht: Wie meer weet over deze pioniers van het socialisme in onze gemeente kan contact opnemen met: Guido Van Cauwelaert, 02 582.61.74 of 0498740341 of Jean Trembloy, 02 582.31.74.

LEES MEER op  http://users.belgacom.net/vancauwelaertguido/ONTSTAAN.htm

OF LEES DE TEKST MET VOETNOTEN

Aan het CC De Ploter vertrekt De Rode Loper, een groene wandelroute  die je langs de belangrijkste plaatsen uit de geschiedenis van de socialisten leidt. De paal is ondertussen spijtig genoeg verdwenen...

Sint Rochusgilde




Van Euterpe tot Club 68 


Eind 19de eeuw ontstonden in Ternat de twee muziekverenigingen, verbonden met de witte en de zwarte partij: de Koninklijke muziekvereniging Euterpe begon in 1867 als zangkoor. Na een jaar ontstond hieruit een fanfare en nog tien jaar later werd een heuse muziekvereniging in het leven geroepen. De Koninklijke harmonie De Verbroedering werd in 1878 door Graaf de Lichtervelde gesticht. In het begin van de jaren 1880 werd Dr. Theofiel De Poodt (jawel, die van de hoger genoemde straat) de leider van deze maatschappij, waaruit later De Katholieke Gilde ontstond.

 

“Uit die verenigingen ontstonden ook operettegezelschappen, begeleid door muzikanten van harmonie en symfonie, soms ook door violisten”, vertelt Jean-Piere Van Cauwelaert. “Begin jaren 50 werd er gespeeld in de zaal van Laiz’n aan het station. Jonge muzikanten van het gezelschap begonnen in 1956 met het orkest Melodia, met o.a. François Van Cauwelaert, Maurice De Celle, Willy Decelle en Jef Vander Borght. In 1967 stopte het orkest ermee. Irma, de moeder van Jean-Pierre en François Van Cauwelaert, die sinds 1945 een café uitbaatte in de Poodtstraat, kocht toen voor François een (electronisch) Hammondorgel. Een jaar later vormde François samen met Jef Vander Borght, Maurice Decelle, Willy Decelle, Jean-Pierre Van Cauwelaert, Raymond Vander Borght en zanger-gitarist Willy Beeckman het nieuwe orkest Club 68. Op de repetities in het café speelden ze zo hard dat de glazen van de schappen vlogen.


Het werd een écht balorkest. De jonge mannen werden overal gevraagd door verenigingen en op schoolfeesten. “We speelden op het bal van de burgemeester en dat van de BSP, bij de postmannen in Brussel en in heel Vlaams en Waals Brabant. Het geld dat we verdienden investeerden we in nieuwe instrumenten en materieel. Daardoor waren we één van de best uitgeruste orkesten van de streek. Ons laatste optreden was in 1986 of 1987”, zegt Jean-Pierre. Toen was de tijd van de bals stilaan voorbij en kwamen er fuiven met dj’s. “We kwamen nog wel eens samen en speelden voor het plezier maar daar bleef het bij.” 

https://editiepajot.com/regios/19/articles/48911

Operette Wittekind

Boven de operettegezelschappen. Daaronder rechts Melodia en links Club 68 

De vrijwillige brandweer in 1830

ZOT WAMBEEK

De auteurs van de Geschiedenis van Wambeek geven als een van de verklaringen dat in de periode tussen 1890 en 1900 een paar tientallen Wambekenaren op last van de gemeentelijke overheid in krankzinnigentehuizen werden geplaatst. 

Het heeft te laken met inteelt, zegt Ria De Troch: “Er waren veel minderbegaafden door de huwelijken binnen de familie. Dat deed men om de landerijen bij mekaar te houden. Zo zocht bijvoorbeeld Petronella De Troch van de brouwerij in Zierbeek in de familie een man, Jozef De Troch , van de brouwerij in Wambeek, mijn over grootvader, om de landerijen bij mekaar te houden...wat na Napoleon(egalite...) veel gebeurde in Wambeek!

Vandaar de naam zot wambeek !

Er werd ook niet veel getrouwd, dus minder erfgenamen,en zo bleven de landerijen allemaal in zijn geheel en ook de brouwerij! Vandaar de overlevering!”


Madeleine Sergooris : Mijn vader heeft ons vaak verteld dat 'zot' te maken had met 'rebels' en 'eigenzinnig'. Wambekenaren lieten zich niet de wet dicteren. En, ze konden ook een stukske drinken, het waren wilde en onbesuisde feestvierders, dat is ook 'zot' gedrag.


Jules-Jacques Van Ysendyck, een van de wegbereiders van de Vlaamse Renaissancestijl en de auteur, in die stijl, van het gemeentehuis van Ternat (1871-1875).