Pepijn van Landen en Gertrudis van Nijvel

Pepijn van Landen en Gertrudis van Nijvel

 

Na de dood van de Frankische koning Clovis in 511 werd zijn koninkrijk verdeeld onder zijn vier zonen. Maar in 613 wordt Chlotharius II, met de hulp van de Austrasische hofmeier Pepijn van Landen en de Frankische edelman Arnulf van Metz, weer alleenheerser over het Merovingische rijk. Pepijn en Arnulf zijn er echter in geslaagd de feitelijke macht in handen van de aristocratie te leggen. Zo begon de periode van de “Vadsige of Luie koningen”: de Merovingische koningen die alleen in naam regeerden terwijl de hofmeiers de feitelijke macht uitoefenden.

De streek rond Gooik, Lennik en Wambeek behoorde toe aan Pepijn Van Landen. Hij was gehuwd met Ida van Nijvel. Ze hadden vier kinderen, waaronder een dochter Gertrudis of Geertrui. In 640 stichtte Ida, die inmiddels weduwe geworden was, de abdij van Nijvel, waar Gertrudis intrad en op 20-jarige leeftijd abdis werd.

Ida en Gertrudis schonken Gooik, Lennik en Wambeek aan de abdij. 

Volgens historicus Jan Verbesselt omvat het domein toebehorend aan de abdij van Nijvel + 6.700 b., een van de grootste entiteiten van West-Brabant. 

In 877 wordt het blok Wambeek vermeld als een goed toebehorend aan het Convent of de kloostergemeenschap van Nijvel. Het maakte toen een blok uit van 2191 bunder (1 bunder is 1 ha. 34 a. 37 ca), volgens Herman Herpelinck. 


Volgens de oudst gekende meting (1686) werd het domein van Wambeek als volgt ingedeeld, zegt Verbesselt: 

Wambeek 780 b. of 855 ha. in 1846: land 580 b.; weide 60 b.; bos 11 O b.; vijver 1 b.; 29 b. erven volgens Beda Regaus (2). Er waren 75 huizen, 3 brouwerijen, 4 herbergen, 2 winkels, 1 watering. In 1846 waren de weiden herleid tot 40 ha., de bossen tot 91 ha. - 

Ternat 863 b. of 962 ha. in 1846: land 577 b. (Beda Regaus geeft slechts 837 b.); weide 129 b.; bos 95 b.; vijvers 7 b.; erven 54 b., verdeeld onder 54 hofsteden volgens Beda Regaus. Er waren 122 huizen, 3 watermolens, 4 brouwerijen, 3 herbergen, 4 winkels (3). - 

Sint-Katherina-Lombeek 548 b. (volgens Beda Regaus 531 b.) of 630 ha. in 1846: land 232 b. (Beda 213 b.); weide 92 b.; bos 185 b.; vijvers 9 b.; 30 b. erven, 30 huizen vertegenwoordigend. Er waren ook 6 hofsteden, I watermolen, 2 brouwerijen, 2 herbergen, l winkel! (4). De tellingen van de huizen geven het volgende: Van 1437 tot 1492 wordt nog geen afzonderlijke telling gegeven. 

De drie dorpen maken nog altijd één geheel uit. In 1437: 253 huizen, waarvan 111 van arme lieden, die niet getaxeerd werden; 1464: 259; 1472: 251; 1480: 240, waarvan 192 getaxeerd; 1492: 128. - 1492: 38 te Wambeek, 65 te Ternat, 28 te Lombeek; totaal 131 getaxeerde huizen; 1 leen te Ternat; 2 huizen van geestelijken te Lombeek; 3 te Ternat; geen te Wambeek; 25 huizen van Armen te Wambeek, 29 te Lombeek; 34 te Ternat; leegstaande huizen te Wambeek 10, te Lombeek 2, te Ternat 8. - 1526: 36 getaxeerde huizen te Wambeek; 48 te Lombeek; 74 te Ternat Samen 158. 4 leegstaande huizen te Wambeek; 3 te Lombeek; 7 te Ternat. 39 van Armen te Wambeek; 13 te Lombeek; 41 te Ternat. 5 hoven te Wambeek; 4 te Lombeek; 14 te Ternat. 2 geestelijke huizen te Wambeek; 12 te Lombeek; 5 te Ternat. 5 volle lenen te Wambeek, geen te Lombeek; 1 te Ternat.

- 1900: 316 huizen of 1647 inwoners te Wambeek. 453 huizen of 2375 inw. te Lombeek. 528 huizen of 2683 inw. te Ternat (5).

De bevolkingscurven zijn overal dezelfde in de periode 1437-1492. Van 1437 tot 1472 zijn er geen grote schommelingen. Zij weerspiegelen nog de bloeiperiode van de 14e eeuw. In 1480 begint de daling, vooral geaccentueerd in 1492, een dieptepunt ingevolge de oorlogen van Maximiliaan en de pestepidemieën. In 1526 is de bevolking weerom gestegen en overtreft het vroeger peil. Vergeleken met Lennik bereikte het blok Wambeek slechts de cíjfers van Sint-Kwintens-Lennik alleen; de andere delen van Lennik niet medegerekend. Het is jammer dat wij de afzonderlijke cijfers van vóór 1492 niet kennen. Uit de cijfers van 1492 menen wij te mogen afleiden dat voordien Wambeek vóór Lombeek kwam; maar na Ternat. Na de rampjaren van 1480-1488 heeft Wambeek zieh niet meer hersteld en komt het altijd na Lombeek, terwíjl Ternat primeert. Deze achteruitgang wordt later nog meer geaccentueerd. Zie de verhoudingen in 1900. Het is er niet op verbeterd. Van waar de achteruitgang van Wambeek? De opkomst van Krukenborch in de 13e eeuw, wanneer de heren van Wezernaal zieh vestigen te Ternat, er een grote borcht bouwen en er het beheerscentrum van hun bezittingen en rechten van maken, niet alleen te Ternat gelegen, maar in gans het oud domein, zelfs uitdeinend onder een deel van SintMartens-Lennik en Bodegem. De vestiging van deze grote heren, trouwe dienaars van de hertogen, heeft de machtsverhouding verbroken. Wanneer Wambeek voordien het centrum van het domein Nijvel was werd dit verplaatst naar Ternat. Wambeek bleef wel het beheerscentrum van het overgebleven deel van de abdij Nijvel; maar de heren van Wezemaal vestigden een nieuw, machtiger en uitgebreider centrum te Krukenborch. Meteen greep een verschuiving plaats en werd tegelijk het vroeger appendicium de Nath een zelfstandige parochie. Ook Lombeek volgde die weg.

Deze verdeling en verschuiving heeft plaatsgehad rond 1250, de periode waarin zovele afhankelijkheden zelfstandig werden. In het oud domein Wambacha gebeurde zelfs die eigenaardigheid bij de verdeling: het grondgebied van de afhankelijkheid de Nath werd groter dan dit van de moederkerk Wambeek: 863 b. tegenover 780 b. Dit is eerder abnormaal en kan alleen worden toegeschreven aan het overwicht van de heren van Wezemaal op de oude abdij Nijvel. Niet alleen de grotere oppervlakte heeft meer bevolking mede gebracht; maar vcoral de uitstraling van Krukenborch en zijn heren. Meteen werd meer bevolking en een uitgebreider administratie aangetrokken. Ternat nam onmiddellijk de Ieiding en heeft ze niet meer afgestaan. Zelfs het kleiner Lombeek heeft hiervan geprofiteerd ten nadele van het nu afgelegen Wambeek.

Wanneer in de periode van de grote domeinen het landbouwareaal primeerde dan hebben vooral in de 13e eeuw andere factoren de boven hand gehaald: de vestiging van een nieuwe macht, wiers bevoegdheid verder reikte dan het oud domein, nl. tot binnen Lennik en Bodegem. Bovendien hebben diezelfde machthebbers de ontginning van het overgebleven heide- en bosgebied gestimuleerd. Dit gebied lag op de eerste plaats te Ternat en Lombeek en slechts voor een derde deel te Wambeek. Het werd een harde strijd tussen de heren van Wezemaal, gesteund door de hertogen, vooral Hendrik III, 1250 en de abdij Nijvel. Rond 1250 liet de abdij hen zelfs excommuniceren. Maar tenslotte wonnen de Wezemaals en de hertogen het pleit en diende de abdij afstand te doen van een groot deel van haar vroeger bezit. Meteen verrees ook Krukenborch als het symbool van de Wezemaal's te Ternat. De strijd werd voortgezet tot 1290, wanneer het Kapittel van Nijvel aan hertog Jan van Nijvel zijn bossen van Overalfen diende af te staan in vruchtgebruik om ze in cultuur en bewoning om te zetten (6). Alhoewel nergens wordt gezegd wanneer en waarom de eerder vreemden aan de streek , de Wezemaal, in het domein Wambeek werden ingeplant, mogen wij in het kader van de streekgeschiedenis stellen dat ze een vooruitgeschoven verdedigingspost van Brabant tegenover het steeds verder opdringend Vlaanderen zijn geweest bij gebrek aan voorname plaatselijke bondgenoten. Aan de Cauchie werd halt geroepen. De Cauchie, de grens tussen Vlaanderen en Brabant, is er een litteken van. In die buurt, eigenlijk het centrum van het oud domein Nijvel, werd de burcht Krukenborch opgericht. Tot hier er niet verder! De grens tussen Vlaanderen en Brabant, vastgelegd rond het midden van de 11 e eeuw is er het bewijs van

 

- 304- - 305 - Het beemdenareaal van de Lombeek wordt echter binnen het Warnbeekse beperkt tot een smalle strook langs weerszijden van de beek. Dc heuvels naderen ze dicht. Haar areaal werd bovendien beperkt enerzijds door de Steenstraat of Romeinse baan, anderzijds door het uitgestekt heidegebied dat de bossen van Liedekerke voorafging. Aan de twee bijzonderste overgangen ontmoeten wij dan ook Overdorp en Lombeek. Beide zijn ongetwijfeld oude nederzettingen; maar gezien de weg, die er over de Lombeek trok, slechts van plaatselijk belang was, groeiden ze niet uit tot grote dorpskernen. Overdorp bleef in de schaduw van Wambeek, Lombeek groeide wel uit tot een eigen dorp en parochie, maar zulks eerder onder invloed van Krukenhorgh - Ternat en door toedoen van de 13e -eeuwse ontginningen. Wij achten Overdorp evenwel oorspronkelijk even belangrijk als Lombeek.

OVERDORP

De naam zelf getuigt dat wij te maken heb ben met een Dorp t .o. v. Wambeek aan de andere zijde van de Romeinse baan gelegen. Overdorp is er trouwens rechtstreeks mede verbonden door de Fossenbergstraet (Popp) en ligt op evenwijdige afstand van de Steenstraat als Wambeekdorp. Zoals Wambeek aan de overgang van de Keurebeek of Wambeek is gelegen, zo ligt Overdorp aan de overgang van de Lombeek . Het strekt zich uit met twee driesen tussen de twee overgangen van de Lombeek: de Veebrug onderaan en Kleinbrugge bovenaan. Qua structuur gelijken de twee driesen zeer op de typische ''Oppemdriesen'' (Oppem-Meise en Wezembeek-Oppem). Twee wegen leiden er van uit Wambeek naar toe: de Fossenbergstraat en Doornveldbaan, beide uitmondend op de onderste dries, het eigenlijk Overdorp. Zoals overal zijn ze slechts langs de buitenzijden behuisd. Op zichzelf kon Overdorp uitgroeien tot een eigen dorpsentiteit. Het areaal is bijna even groot als dit van Wambeek-dorp, wanneer wij de Steenstraat als as nemen. Zoals Wambeek ligt het langs een hoofdbeek met overgangen. Het heeft ook zijn eigen land- en beemdenareaaJ. Maar anderzijds rnoeten wij rekening houden met het feit dat dit areaal werd beperkt door een groot deel bos en heide, dat liep tot aan de Kattestraat (7) en in dc vroegste periode zeker over die straat doorliep tot aan de Loddershoek .

(7} Kattestraat herinnert hier zeer duidelijk aan de straat gelegen aan het uíteinde van het bos en het begin van her landbouwareaal.

-          305 –

Dc tegenstelling tussen de parcellaire verdeling van het gebied over de Lombeek met dit aan deze zijde, dat zeer nauw aansluit met her areaal van Wambeek-dorp, toont het duidelijk aan. Aldus werd het areaal van Overdorp beperkt en groeide het niet uit tot een eigen entiteit. De kans heeft er zeker ingezeten, Na de scheiding van Sint-Katherina-Lombeek was ze voorbij. SINT-KATHFRINA-LOMBEEK OVERDORP. Te Sint-Katherina-Lombeek is de toestand anders. Qua configuratie en oppervlakte gelijkt het op Overdorp. Vergeleken met Wambeek reikt het slechts tot aan de Steenstraat. Ternat bezet de andere zijde van de Steenstraat. Wambeek bezet de twee zijden. Zoais de Kattestraat Overdorp indeelt in een bos- en landbouwgedeelte, zo scheidt de Bos- en Heidestraat van Lembeek bet bos- en heidegebied. Dit laatste maakt bet groot verschil met Overdorp uit. Te Overdorp hebben wij naast het bosgedeelte een oud en vruchtbaar Jandbouwareaal. Te Lembeek komen wij van het bosareaal in een groot beidegebied terecht. De percellaire indeling in kleine rechthoekige pereelen toont duidelijk aan dat wij vertrekken van één groot heidegebied. De toponiemen Boven heide, Beneden heide, de Groot en Klein heide, het Wern/oo (Warneeloo (Popp), de Roost, Schepeneisel, de Vogelheide, later grote velden, bewijzen het. Aldus kernen wij te Lombeek in een heel ander landschap terecht. Dit wordt vooral gekenmerkt door de samenloop van vele waterlopen. Wij hebben eerst de Lombeek, die dwarsdoor bet dorp loopt, rond de Dries een grote bocht naar links maakt en in de Meerstraat de Muggenbeek vanuit bet Schepeneusel opvangt. Verderop aan de Vooreisel mondt de Keurebeek-Wambeek langs Krukenborch en de Verkensmeers uit in de Lombeek. Deze loopt in dezelfde buurt samen met de Steenvoordebeek, het laatste eind van de lange Molenbeek vanuit Bijgaarden, die te Steenvoorde ook de Ysbeek opvangt. Op de grens van Lembeek en Ternat mondt tenslotte de A vernelle van uit Essene en Asbeek uit in de Bosbeek , verderop de grote Bellebeek geheten. Te Lombeek ligt aldus de samenloop van een stel streekbeken. Op zichzelf kan· zulke samenloop een gunstig teken zijn voor de vestiging van een ourle nederzetting. Hier echter is bet duidelijk dat deze waterkom ongunstig heeft nagewerkt. Wij staan er in een uitgestrekt nat gebied niet alleen te Lombeek en Ternat, maar ook langs de overzijde ender Essene en Teralfene. Dit gebied was bovendien omgeven door grote bossen en beiden. Derhalve heeft de bodemgesteldheid ongunstig ingewerkt en zien wij eerst vrij laat een dorpseenheid ontstaan

Van alle waterlopen blijkt de Lombeek de meest gunstige gelegen te zijn geweest om een nederzetting te bevorderen.

TERNAT Ongeveer eenzelf de versehijnsel doet zieh te Ternat voor, maar in gunstiger zin. De drie grote beken zijn: de Keurebeek-Wambeek, de Molenbeek over Op- en Neeralfene, de Ysbeek van uit Nieuwermolen over Vitseroel. De Keurebeek komt van Wambeek over Sempst, Ioopt met een grote boeht omheen Krukenborch om verderop Lombeek-dorp te bereiken. Ze staat niet reehtstreeks in verband met de dorpskom. Voor Krukenborch en Sempt is ze essentieel. Hun ontstaan is er reehtstreeks mede verbonden. Alhoewel de Molenbeek Ternat dwarsdoor snijdt is ze minder belangrij k dan de Keurebeek. Op haar lange loop liggen niet zoveel plaatsen. Opa/fen ligt boven de beek. Alhoewel de molen van het hof ten Berg op de beek is gelegen houdt het hof meer verband met de grate Berg. Neeralfen ligt dichter bij de beek; maar strekt zieh verder uit op de heuvelflank. Ook Ternat-dorp houdt geen reehtstreeks verband met de beek. Het ligt tussen de twee beken in een ''nat'' gebied. De bijzonderste plaats op de Molenbeek is Steenvoorde, de oude doorgang langs een stenen voorde of brug van de Romeinse baan, juist vóór men de stijle Moretteberg beklimt. Men kon verwachten dat zieh hier een belangrijke nederzetting, zoais b.v. te Leerbeek, zou gevormd hebben. Het is bij een kleine wijk gebleven omdat men zieh reeds dichtbij Asse bevond en hier in feite de Calciata eindigde. Verderop moet men niet veel meer zoeken dan de A vernellemolen omdat wij ons hier bevinden in een uitgestrekt ''nat'' gebied. De naam Ternat past derhalve zeer goed bij dit uitgestrekt ''nat'' gebied langs en tussen de twee hoofdbeken. Langs de Ysbeek noteren wij alleen Vitseroel. Alleen ter Linden beantwoordt aan de klassieke hofnederzettingen aan de oorsprong van een waterloop, zoals dit vooral te Lennik het geval is. · Wanneer wij het kadastraal beeld bekijken is er grote gelijkenis met Lombeek: kleine reehthoekige pereelen overdekken de oppervlakte .. De Toponymie versterkt dit beeld. Groot en Klein Beuken, de Opperste en Nederste Brembos, het Heuverenbos, de Heide, het Bosblok, enz., herinneren averai aan beiden en bossen. Het oudste gedeelte moet langs de Keurebeek worden gezocht. Wij noteren er Semst, de uitgestrekte Natte (dorps)kouter, het Neerveld.

- 311 - Zo Wambeek, verbanden door de Stenenbruggestraat over de Wambeek; Lembeek verbanden door de Kerkstraat, vroeger de Groenstrate, ook de Bruytstraate geheten; Ternat door de Brusselstraat. Wij hebben steeds de indruk dat de dorpskernen langs de Cauchie reeds bestanden vóór het trekken van. de Romeinse baan. Zij werden op de eer te plaats gecondioneerd door de natuurlijke bodemgesteldheid, terwijl de Cauchie werd bepaald om strategische redenen. Van dezel fde aard zijn de twee andere, wellicht nog oudere weg en. De baan Halle-Sint-Martens-Lennik loopt eveneens buiten de dorpskom van Wambeek onder de naam Schapenbaan. Op de grens van Ternat splitst ze in twee: een tak naar Ternat-dorp en een tak gekend als Heirbaan naar Opalf en of naar Sint-Ulriks-Kapelle (de Brusselstraat) of naar Asse. Kan er eventueel een verband met Ternat-dorp worden gelegd, voor Warnbeek-dorp is zevan geen betekenis. Al is betspoor moeilijk te volgen, toch menen wij deze oeroude Schapenbaan-Heerbaan van Opalfen te mogen doortrekken over Eisenbeek en Kruisborre naar Asse. Met de Lange straat van Wambeek, zeker een hoofdstraat van bet Dorp, staan wij voor eenzelfde probleem. Wij kunnen ze zeer goed \'Olgen doorheen Wambeek naar Zierbeek, Sint-Anna-Pede, door Vlezenbeek en Leeuw (Gaspeldoren, Brukom), naar Halle, aldaar gekend als Brabantse baan (Halle-Asse), maar of de Lange straat van Wambeek er rechtstreeks verband mede heeft zien wij niet in; wel als verbindingsstraat met de Brabantse baan. Wanneer wij het streekwegennet zo bekijken staan wij in het oud gebied Wambeek voor een plaatselijk wegennet, dat aansluit op de oude en grote wegen. Dit is anders dan op vele andere plaatsen. Derhalve zijn wij aangewezen op een zuiver plaatselij k wegennet om de oorsprong van de dorpskommen te achterhalen. Het is op de eerste plaats afgestemd op de bodemgesteldheid en de verdeling van de velden. Bovendien staat de kerk centraal in de drie parochien, zodat wij zouden moeten vertrekken van de kerk om het wegennet en de oorsprong van de dorpskom te bepalen. Dit veronderstelt dat wij vóór de bouw van de eerste kerk geen dorpskom zouden hebben. Dit komt ons onmogelijk voor. Daarom stellen wij, gezien het Wegennet geen oplossing biedt, dat wij vooraf de verdeling van de bodem onderzoeken. –

III. DE BODEMVERDELING. Bij bet overschouwen van de bodemverdeling in de drie prochien aan de hand van de kadasterkaarten valt bet onmiddellijk op dat er een grondig verschil bestaat tussen Wambeek en de twee andere delen, Ternat en Lombeek. De structuur is er geheel anders.

De bossen aanleunend bij het groot Liedekerkebos terzijde latend en één geheel vormend voor de drie dorpen tot in de l 9e eeuw, heb ben wij er reeds herhaaldelijk op gewezen dat wij te Ternat en Lembeek staan voor een doorlopend oud heide- en bosgebied tegenover een zeer oud landbouwareaal te Wambeek, aansluitend bij het Lennikse. Kadastraal is dit verschil opvallend: te Ternat en Lombeek één doorlopende en gelijkmatige verdeling in honderden kleine rechthoekige percelen, die wij vooral terugvinden in gebieden van heideontginningen. Oat zulke ontginningen hier hebben plaatsgevonden weten wij door de oorkonden van rond 1253 en 1290, waardoor telkens schikkingen worden getroffen tussen de abdij Nijvel, de hertog en de Wezernaal's in verband met de spoliaties door de twee laatstgenoemde ter gelegenheid van de ontginning van de wastinae. Sinds deze ontginningen groeiden Ternat en Lornbeek van afhankelijkheden naar zelfstandige parochies

 

WAMBEEK

Tegenover Ternat en Lembeek vertoont Wambeek een geheel andere kadastrale structuur. Deze is gebaseerd op een typische kouterindeling, afgelijnd door rechte lijnen, overeenstemmend met straten. Op hun beurt worden de kouters onderverdeeld in rechtlijnige lange stroken, waaraan ve/dwegen beantwoorden. Deze stroken werden verder ingedeeld in gelijkmatige blokken, die wij ''bunderblokken '' zouden kunnen noemen. Boven het Dorp, d.i. boven de lijn gevormd door de Stenenbrugge- en Lange straat, ontwaren wij bovendien een drietal typische blokken, die wij ''Dorpsblokken '' noemen. Bekij ken wij dit alles even in detail.

De as van dit landbouwareaal is de Langestraat, verlengd door de Stenenbruggestraat en de Fossenbergstraat naar Overdorp. De grole /ijnen boven vn as zijn de Steenstraat, de Vossestraat, de Bollestraat en de Weverstraat.

Een eerste kouter wordt gevormd door de Steenstraat en de rechtdoorlopende veldweg langs de Jinkerzijde van de Kouterbroekbeek. Deze benaming van de beek herinnert duidelijk aan de nabijgelegen kouter, verband houdend met het ''broekgebied'' langs de beek. Dit blok, beginnend aan de Steenbruggestraat en eindigend aan de Sempsstraat werd verdeeld in twee gelijke stroken door een doorJopende Jijn (IA, b, e). Elke strook werd onderverdeeld in gelijkrnatige blokken. Voorbeelden zijn de nrs 264, 265, 250, 253 langs de Steenstraat. Aan de overzijde van de straat Jopen de kadasterlijnen voort. Langs weerszijdcn van de Kouterbroek-beek noteren wij een gelijkmatige strook beemden, afgczoomd door een kouterweg

De tweede grote kouter ìigt tussen de Vosse- en Weverstraat: de eigenlij ke dorpskouter De Bollestraat verdeelt de kouter in twee tot aan de dwarse voetweg tussen wat wij noemen de Dorpskouter en de Molenkouter (de rechtlijnige weg tussen o.a. nrs 302 en 200) (Il a.b en III a.b). Aldus bekomen wij twee grole rechtrhoekige dorpsblokken plus het Molenveld of een klassieke drieledige kouter. Merkwaardig is vooral de onderverdeling in gelijkmatige blokken, telkens ornlijnd door rechte veldwegen. Typevoorbeelden zijn de nrs 326 en 310 a.b.c.d., 314-317, 348-368.

Een ander groot koutercomplex is gelegen tussen de WeverSche/lingstraat, de Beldekensstraat, de Schapenbaan en de Lange straat onderaan. Het wordt onderverdeeld door een aantal rechtlijnige veldwegen. Hierdoor bekomen wij een aantal omsloten blokken, waarvan o.a. het blok nrs 254-255, 264-267 en 277 het meest typische is. (IV a. b.; IV c.1-2. IV d.1-2; V a.b.c.d.)

Wanneer wij de overkant van de Lange straat bekijken bekomen wij eenzelfde kadasterbeeld. Lange doorlopende lijnen delen de velden in. Door de Weurf lopen drie lange lijnen, dit gebied indelend in drie lange stroken. Tussen de Klapscheutstraat en Potgieterstraat ligt een groot blok, de Steenberg, onderverdeeld door dwarse lijnen. Tussen de Potgieter- en Doelstraat eenzelfde blok met analoge onderverdelingen. Tussen de Doel- en Massestraat een derde analoog blok, in twee verdeeld door een doorlopende veldweg. Tussen de Massestraat en Schapenbaan links en rechts en de Lange straat langs de bovenkant en de grens met Lennik onderaan, ligt een analoog blok , grole gelijkenis vertonend met dit aan de overkant van de Lange straat. De Polleringstraat verdeelt het in twee grote velden, op hun beurt onderverdeeld door rechte veld wegen in stroken en blokken. De Schapenbaan sluit dit groot geheel van het oud dorpsareaal van Wambeek af. Dit geheel gelijkt ten zeerste op de even typische blokindelingen van Bodegem.

Over de Schapenbaan is het beeld enigszins anders. Het gaat er meer om grote strookindelingen tussen de Schapenbaan, Lange straat en de grens van Bodegem, evenwel nog in zekere mate aansluitend bij het dorpsareaal. Aan de overkant van de Lange straat verschilt het kadasterbeeld meer en staan wij voor twee grote veldenblokken, van mekaar gescheiden door de Groenstraat of Terlindenstraat.

— 319 —

Eenzelfde kadastrale indeling treffen wij aan aan de overzijde van de Steenstraat tot aan de Molenbeek te Overdorp. Overdorp met zijn dubbele dries is blijkbaar het overgangsgebied tus-sen het areaal van Wambeek en het heidegebied, afgesloten door de Kat-testraat, waarachter het bosgebied - de Langehage - begint, aansluitend bij het groot bos van Liedekerke. De kadastrale indeling van dit heide-gebied verschilt duidelijk. De Fossestraat deelt dit gebied in in twee de-len: boven de straat een zuiver heidegebied, aansluitend bij dit van Sint-Katherina-Lombeek; onderaan een gemengd oud heide- en bosgebied.

Samenvattend kunnen wij Wambeek indelen: - 1. in een zeer oud landbouwareaal langs weerszijden van de Steenstraat met het accent op het dorpsareaal van Wambeek-dorp, gaande tot aan de Schapenbaan, waarachter een enigszins ander veldenareaal is gelegen; Overdorp is er de verlenging van aan de overzijde van de Steenstraat en wettigt aldus zijn naam van Dorp gelegen over de Steenstraat; - 2. in een heide- en oud bosgebied tussen Overdorp en de Kattestraat, hier duidelijk de eindstraat" of afsluiting van het bos; - 3. het bosareaal van de Lange hoge.

Wij hadden graag de indeling van het oud landbouwareaal willen con-cretiseren door de Toponymie van de velden. Het is ons niet gelukt. Wij kennen een aantal oude toponiemen in dit gebied; maar konden ze niet altijd nauwkeurig genoeg situeren. Een aantal is interessant. Wij beginnen met de Steenberg, verdeeld in Opperste en Nederste, te situeren rond Klapschette-Klapschuete (aende Molenbeke te Clapschot-te tegen den Driesch en den Steenberch (1720); den oppersten Steen-berch, gen. den Heritsen (1720); op Steenberch aent Kerckgat tegen de Steenstrate (1604); opden Steenberch tegen den wech naer Clapschetten (1604); op Steenberch tegen de Wasboote (1604); op Steenberch tegen t Kerckgoet ende Personaetsgoet aenden Lennickschen wech (1604) (8). Volgens deze plaatsaanduidingen strekte de Steenberg zich uit van aan de Steenstraat tot over de Molenbeek te Klapscheute en tot aan de Was-boote, de kleine waterloop langs de Massestraat; aldus een enorm groot veld vormend tussen de Steenstraat en de Massestraat. Wij staan hier inderdaad op een berg, in het beste landbouwareaal van Wambeek. De vergelijking met de Steenberg van Gooik, waar in 1974 een romeinse villa werd blootgelegd door de Opgravingsdienst van de KMKG van Brussel, gaat zeer goed op. De parcellaire verdeling vertoont er een typische kouterindeling, die kan opklimmen tot de Gallo-romeinse culturae. Ook hier is het mogelijk

 

(8) RAB. KA., nrs 4173 (Kerkrekeningen) en 4178 (Armenrekeningen).

— 320 —

een romeinse villa te zoeken. Het areaal sluit aan bij dit van Goutveerde-gein van S.N1.Lennik, één van de oudste wijken van Lennik. Rechte doorlopende straten verdelen de Steenberg in grote lange stroken: tussen de Steenstraat en Klapscheute; tussen de overzijde van Klapscheute en de Potgieterstraat; tussen deze laatste en de Doelstraat; tussen de Doelstraat en de Massestraat. In deze laatste strook situeren wij ook het oud Personaatsgoed of dotatiegoed van de parochie (vermoedelijk nrs 396-401), 12 1/2 bunder of een oude mansus groot. In dit gebied zoeken wij ook de Kerckenhovelie, door de Wezemael's ingepalmd en vermeld in 1350 als behorend tot het goed van Everaard t Serclaes, opvolger van de Wezemael's. (9). "Een ghehele Hovelie es groot XII buendere" zeggen de ontvangers van de cijnzen te Wambeek in 1350 (10). Ook hier dus een mansusindeling zoals van het Personaat. Aangenomen of niet dat het Personaatsgoed en de Kerckenhovelie mogen worden gesitueerd in vn strook, bij het bekijken van de kadastra-le indeling ervan stellen wij vast dat wij hier staan voor één van de dui-delijkste voorbeelden' van een mansusindeling. De strook tussen de Doelstraat en Massestraat wordt van boven naar onder dwarsdoorge-sneden door een voetweg, zodat wij twee gelijke stroken bekomen. Een dwarsweg ongeveer halverwege deelt de twee stroken in vier. Eenzelfde mansusindeling vinden wij terug tussen de Doelstraat en Potgieterstraat; tussen deze laatste en de Klapscheutstraat. Het komt ons derhalve voor dat de Steenberg beantwoordt aan de oudste kouterindeling van het dorp of de villa en er de hoofdkouter-of dorpskouter van is.

Alhoewel wij niet zeker zijn dat de twee grote blokken, gelegen tussen de Massestraat en Schapenbaan de Hoeve vertegenwoordigen (het topo-niem (de hoeve) wordt volgens de Wegenkaart aldaar gesitueerd), stellen wij toch vast dat wij ook hier met een klassieke kouterindeling te doen hebben. Wij hebben er niet de lange strookindeling; maar toch een blok-indeling door oude rechte veldwegen. Het centraal gelegen blok nr 518 is er een markant voorbeeld van: vier rechte veldwegen omlijnen het. Soortgelijke blokken zijn nr 587 en nrs 586 b-f. Ook hier hebben wij een Overste en Opperste Hoeve; I Hoeveblock (1604, 1720). Beide vertegen-woordigen o.i. vier mansi. Met de Hoeve staan wij bij de tenure, het uitgegeven deel tegenover de réserve, die wij eerder in de Steenberg zouden situeren.

(9) J. Verbesselt, Het Domein van de abdij Nijvel in West-Brabant, blz. 120. (10) Idem, o.c., blz. 119.

— 321 —

Het aanpalend groot blok, gelegen tussen de Schapenbaan, Lange straat en de grens van Lennik en Bodegem, zouden wij identificeren met de Paye (1604, 1720), vroeger gekend als Pede (1229, 1362), steeds één van de voornaamste tiendenwijken van Wambeek. De oudste vermelding. van Pede komt voor in de oorkonde van Ar-noud van Wezemael ten voordele van de abdij Ninove in 1229. Symon de Peda is alsdan meier van Arnoud (11). Peda behoorde toen tot de voornaamste wijken van Wambeek. In 1362 is Pede een hoofdwijk van de tienden (12). Honsem sluit hierbij aan als een aanpalende tiendewijk. Hiermede belanden wij te Bodegem. Honsem blijkt evenwel ook door te lopen onder Wambeek volgens de oudst gekende tiendenwijken (1362). Weten wij niet juist waar de Pede-Paye te situeren, uit volgen-de citaten blijkt dat ze langs de Herwech is gelegen, d.i. de Schapen-baan: de Paye tegen de Corte strate; de Opperste Paye tegen t Perso-naetsgoet; de Onderste Paye tegen den Lennickschen wech; de Opperste-Paye lancx den Herwech tegen d Onderste Paye (1604). Daarom ver-moeden wij dat de Pede moet worden gesitueerd naast de Hoeve ener-zijds en Honsem anderzijds. Ook hier hebben wij een strookindeling door kouterwegen. Ze ver-schilt enigszins van de andere. Het gaat er meer om rechthoekige blok-ken, vooral zichtbaar langs de Lange straat (percelen nrs la, 1b, 7, 8, 9 a-b, 102, 103). Noteren wij ook dat de Pede-Paye eenzelfde indeling in Opperste en Onderste heeft als de Steenberg en de Hoeve en aldus aansluit bij het oudste kouterareaal. Het gaat er om een open strook land tussen Wambeek en Bodegem, zonder enige behuizing, gelegen op een lange heuvelflank, waarvan de rechterflank langs de Sierenbeek als grens werd gekozen. De Pede of Paye komt ons ook voor als één van die typische veldengebieden tussen twee dorpen.

Wanneer wij vervolgens de overkant van de Stenenbrugge- en Lange straat, de as van Wambeek, bekijken bekomen wij eenzelfde beeld als onder die as. Het gebied is echter meer accentueerd. De grote lijnen zijn zoals wij reeds zegden: de Steenstraat; de twee straten, die goals te Klapscheut de Molenbeek of het Kouterbroek aflij-nen; de Bollestraat, de Weverstraat en de Schapenbaan. Dit complex vormt één geheel. Tussen de Steenstraat en de rechte weg langs het Kouterbroek hebben wij de Eyckcouter, in twee verdeeld door één rechte lijn. Werkelijk een typische kouter, waaraan het Kouterbroek (beek) herinnert.

(11) J.J. De Smet, Chroniques belges, Cart. de l'abbaye de Ninove, t. 11, F. 860. (12) RAB. KA., nr 2060.

— 322 —

Tussen de Vossestraat (Popp) en Bollestraat, tussen deze laatste en de Weverstraat, tussen de Weverstraat en de rechte veldweg lopend o.a. tussen percelen 69 d en 49 noteren wij drie dorpsblokken, achteraan af-gesloten door een rechte doorlopende weg, o.a. tussen percelen 300-301 en 199-200, 180 en 310 a - b - c en verderop de Vynestraat (Popp). Elk blok wordt onderverdeeld in bunderblokken, waarvan perceel nr 316 het markantste is. Elk blok is omlijnd door voetwegen. In deze drie blokken bevindt zich langs de hoofdwegen de voornaamste dorpsbewoning; ech-ter geen grote hoven. Dit geeft een zeker verschil met de andere zijde van de Lange straat en de eigenlijke dorpskom rond de kerk, waar wij enkele voorname hoven aantreffen. Deze opvallende blokindeling met zijn gelijke onderverdelingen in bunderblokken accentueert nog meer de strookindeling langs de overzij-de van de Lange straat. Hier gaat het om woonblokken - de gekende er-ven én gelegen tegenover de veldenindeling. Het een vult echter het an-der aan. Beide tezamen maken van Wambeek een type, dat rechtstreeks teruggaat naar een koliter- en mansusindelig, zelden zo nauwkeurig nog terug te vinden in de kadastrale indelingen. Vooral gezien tegenover Lombeek en Ternat is dit opvallend. Het toont ontegensprekelijk aan dat wij te Wambeek het oudste dorpstype en -areaal moeten zoeken. Boven de lijn, die de drie blokken verbindt, hebben wij het Molenveld en de Schelling; o.i. te aanzien als een hoeve-tenuregebied. In de verlenging van de drie dorpsblokken zien wij drie lange recht-hoekige stroken: 1. tussen de Lange straat en de rechte voetweg tussen o.a. percelen nrs 289 en 287, 255 en 254; tussen laatstgenoemde percelen en het Pyphagestraatje; 3. tussen dit laatste en de Vynestraat (Popp). Dwarse veldwegen delen vn stroken in twee delen in. Het veldencomplex boven de Lange straat gelegen heeft dus eenzelfde indeling als dit onder vn straat: een eigen dorpsgebied en een hoeve-tenuregebied.

Tussen die twee plaatsen wij de Biest (weyde inden Biest tegen de Biesstrate (1720); 3 dw. inden Biest aende Langhe strate (1604). Wij zoe-ken die plaats tussen de Lange straat en de kleine waterloop van uit de Massestraat naar de Molenbeek. Die plaats komt ons het meest geschikt voor voor een Biest, doorgaans de gemeenschappelijke beemd van het Dorp. In vele grote gemeenten treffen wij zulke Biest aan; o.a. in de twee Lenniken.

Tenslotte hebben wij nog het veldencomplex tussen de Schapenbaan, Lange straat en de grens met Ternat. De Groenstraat of Terlindenstraat

 

— 323 —

deelt het in in twee grote velden. Het eerste wordt doorsneden door het Beeksken naar Terlinden. Hier situeren wij de Pothage (1604, 1720), verdeeld in Overste en Nederste; de Utstock (1778); het Petsveldeken, de Hoeymeere of Hoomere. Volgens de toponiemen hebben wij hier te maken met een hage-stock-gebied. De kadastrale verdeling bevestigt het; derhalve een later ontgonnen gebied. Het tweede veld, de Predikhe-renberg, aldus genaamd naar de latere bezitters, de Predikheren van Brussel, komt ons voor als een koutergebied met zeer grote blokken; eerder een hofkouter dan een dorpskouter, wellicht aansluitend bij het hof ter Linden. Inderdaad, volgens Ferraris hoorde dit blok niet tot Wambeek (nr 30); maar tot Ternat (nr 36) en vormde aldus een geheel met Terlinden.

Aan de overkant van de Steenstraat hebben wij Overdorp. Wij gaven reeds de samenstelling: het deel aansluitend bij het dorpsareaal van Wambeek, gaande van de Steenstraat tot Overdorp; het heide (wasti-nae)-gebied tussen Overdorp en het bos, afgesloten door de Kattestraat; het bos, aansluitend bij het groot Liedekerkebos. Overdorp is de schakel tussen de twee eerste delen. Het ontleent zijn naam aan de ligging over de Steenstraat, parallel met Wambeek-dorp. Bij Popp (1860) zien wij een kleine en grote dries. Bij Ferraris (1777) is de kleine dries nog een grote vijver, langs de vier zijden omringd door behuisde straten. De grote dries is eveneens omringd door straten en voor het grootste deel nog beemd. Er stonden meer huizen in 1777 dan in 1860. Nog een echte dorpswijk. De betekenis van de grote vijver ont-snapt ons. Hij doet ons denken aan een vroegere molenvijver. Een wa-termolen is ons echter onbekend. Overdorp komt ons voor als vroeger veel belangrijker.

Met deze gedetailleerde ontleding van de kadastrale structuur van Wambeek, aangevuld door archiefgegevens, de bodengesteldheid en de Toponymie, hebben wij een voorbeeld willen geven tot welke bevindin-gen zulke historisch-geografische studie kan leiden. Deze berusten op ,anthropo-geografische vaststellingen, die men niet kan voorbijgaan. Wanneer archiefgegevens ontbreken zijn zij de enige, waaraan men een houvast heeft. De studie van het kadastrale beeld werd tot heden omzeg-gens niet gebruikt. Nochthans schuilt in het kadaster een bron van de oudste gegevens over een dorp. De vergelijkende studie van tientallen dorpen heeft ons na jaren geleerd dat men er voor het ontstaan en de ontwikkeling van onze dorpen niet kan en mag aan voorbijgaan.

—324— 

TERNAT

Ternat verschilt sterk van Wambeek. Wij beschikken over goed topo-nymisch materiaal, aangevuld door de kaarten VDM. van 1847 (13) en Popp (1860). VDM. geeft per blad de veldtoponiemen. Wij bezitten ook een Cartularium van de tienden van r. 1675 (13a), ingedeeld per veld. Bij de eerste blik op de kadasterkaarten valt het verschil van de perce-lering te Ternat en Wambeek op: zeer kleine rechthoekige percelen van 1 tot 2 dw.; zeer weinig bunderblokken; zeldzame percelen van 2 tot 3 bunder; uitzonderlijk 5 bunder en meer, in 1675 nog altijd bossen. Een voorbeeld: het Heuverenbosch in 1675 (13b) palend aan Terlinden. Op de 34 percelen zijn er zes van 1 b., één van 3 dw., slechts drie van 3 1/2 b., geen van meer; de overige gaan van 1 tot 2 dw. Vergeleken met het Breembos (Popp: onze nrs 3 en 4) is deze percelering van het Heuveren-bosch groot. Daar gaat het meestal om percelen van 1 tot 2 dw. Wij bevinden ons hier in het bos- en wastinaegebied, rond 1250 ont-gonnen. Het toponiem bos is er bepalend, alhoewel er in 1675 sinds lan-ge tijd geen bos meer was te vinden.

Wanneer wij de ronde van het dorp maken staan wij verwonderd waar wij oude bos- en heidetoponiemen aantreffen. Wij verdelen Ternat in twee grote delen: 1. beneden de Molenbeek-Steenvoorde; 2. boven vn waterloop.

1. BENEDEN DE MOLENBEEK EN STEENVOORDE.

Wanneer wij vertrekken van de grens van Bodegem-Lennik hebben wij onderaan den Heuverenbosch (1675), ons nr 10 bij Popp. Popp be-grijpt hierin het hof en het gehucht Terlinden. Het Cartularium van de Tienden van 1675 situeert beide onder den Busop (nr 9), langs de Here-baen naest Terlinden. Hoe ook, dit groot veld heeft een bostoponiem. Volgens het Cartularium van r. 1675 gaven 34 percelen tienden met een oppervlakte van 29 b. 1 dw. 30 r. Boven het Heuverenbos ligt de Linderstock (nr 8), een blok van acht percelen, 10 b. 1 1/2 dw. groot, links van de Lindebeek gelegen. Stok herinnert eveneens aan houtgewas alhier. Aan de overkant van de beek hebben wij onderaan de Busop (nrs 5 en 9) en bovenaan het Lindervelt (nr 7), beide reikend tot aan de Scha-penbaan. De Linderveldstraat scheidt de twee velden. Qua structuur (13) De kadasterkaart VDM; van 1847 bestaat uit 38 afzonderlijke bladen (een per veld). Berust in de KB. KP. (I3a) RAB. KA., nr 2007: Projet d'un Cartulaire des Dimes au quartier de Wambeck, Lombeck et Ternath, geeft alle percelen waarop tienden werden geheven te Ternat; slechts een klein gedeelte te Wambeek, geen te Lombeek. (13b) Nr 10 van Popp.

— 325 —

verschillen ze niet van het Heuverenbosch en de Linderstok. Ze vormen eenzelfde gebied, waarin wij nog verscheidene grote blok-ken aantreffen, zelfs een blok van 6 b. De twee grote hofcomplexen van Terlinden, nl. het hof Ter Linden (nrs 25-36), bij Popp Pangaerthof ) en het centraal hof van de wijk Terlinden (kasteeltje nrs 204-206) met zijn bijhorend hof (nrs 209-210), komen ons voor als villae novae, wrs. uit de 12e-13e eeuw, met bijhorende hofvelden. Zij gaan o.i. terug naar de grote ontginningsperiode, waarover door de heren van Wezemaal met de abdij Nijvel lange tijd werd getwist. Deze twee hoven staan geheel afgezonderd te midden van het land-schap aan de bronnen van de Lindebeek, een kleine bijloop van de Mo-lenbeek. Het is niet uitgesloten dat ze tot de oudste ontginningsperiode teruggaan. Ferraris geeft nog een zekere mottevorm onderaan het hof Terlinden, evenwel onder Wambeek gelegen; eveneens een rechthoekige grachtenlijn rond het tweede. Beide vormen verwijzen evenwel naar een laat type (rechthoekig, niet rond). Treedt Terlinden later op de voorgrond, dan vormde de Busop in de oudste oorkonden één van de hoofdwijken van het groot geheel, zo voor het Personaat als voor de tienden. Terlinden wordt niet vernoemd in de opgave van de tiendewijken in 1362 (14). De Busop strekte zich uit langs weerszijden van de Schapenbaan. Het gebied reikte enerzijds (links) tot aan de Middelgrecht, anderzijds tot tegen Terlinden; bovenaan tot aan het Groot Beuken (de Vijverkens- en Lindeveldstraat), onderaan tot aan de Breembosstraat. De oudste schrijfwijze is Busupe (1362); Buysoppe in 1422. Het Cartularium van 1675 stelt niet minder dan 151 percelen onder de Busop met een oppervlakte van niet minder dan 91 b. 3 dw. 46 r.

Boven de Busop hebben wij Groot Beuken (nr 1) tussen de Heyerbaan en de Middelgrecht; over de Middelgrecht ligt Klein Beuken (nr 2). In het Cartularium komen beide als dusdanig niet voor. Wij treffen er wel t Reuken aan. Is Beuken geen vervorming door VDM. (1847 ) van Reu-ken? Hoe ook, wij staan hier voor eenzelfde kadastrale structuur als in de Busop. Met Klein Beuken palen wij aan de dorpskom.

Vervolgens hebben wij de Opperste Breembosch (nr 3) naast de Busop over de Middelgrecht en de Nederste Breembosch (nr 4) onderaan de Breemboschstraat en de Busop. De Opperste Breembosch telde in 1675 63 percelen; de Nederste 34 percelen. Het gaat er bijna uitsluitend om percelen van 1 tot 2 dw., uitzonder-lijk om een perceel van 2 1/2 b. Dit verraadt een typisch rooiïngsgebied, wrs. uit de 13e eeuw.

(14) RAB. KA., nr. 2060.

 

Ter-nat (Popp) 1860

1. Groot Beuken 2. Klein Beuken 3. Opperste Breern bos 4. Breem bos 5. den Bussop 6. .,\'attenkouter 7. Lindeveld 8. Lindestraat 9. den Bussop 10. Heuverenbos 11.a. Ophalfen 11.b. Ternatbos 11.c. Vlaminkdries 12. Bergen veld 13. Groot Bergveld 14. Klein Bergveld 15. De Heide 16. Bosblok 17. Steenberg 18. Vitseroelveld 19. Gravenbos 20. Vitseroelveld

22. Doodkruisveld 23. Het Langeveld 24. De Pauling 24.a. Leeuveld 24.b. Kruisveld 25. 't Roshos 26. Steen voortbos 27. Steenvoort 28. Verkensmeers 29. Overnellen 30. Langen meers 31. Steenvoortrnolen 32. Neeralfen meers 33. Neerveld naast Krukenborg 34. Krukenborg 35. Semst veld 36. Semst-gehucht 37. Nattekouter 38. Nattekouter .39. Papenveld grens Wambeek-Ternat

 

Het toponiem Breembos herinnert ook hier aan oud bos- en heidegebied. Meteen stellen wij vast dat gans het gebied, dat de velden nrs 1 tot 10 omvat, oorspronkelijk een bos- en heidegebied is geweest. Het beslaat een vierde van gans de oppervlakte. Behalve te Terlinden is er geen woongebied te bespeuren.

Het hieraan palend gebied verraadt toponymisch en structureel een heel ander gebied. Het gaat er om de Nattenkouter (nrs 6, 37 en 38), Zemst (nrs 35 en 36), het Neerveld (nr 33) en Krukenborch (nr 34). De Nattenkouter verwijst onmiddellijk naar een oud koutergebied en vormt een groot geheel. Wig tellen er 111 percelen volgens het Cartularium. De kadastrale indeling is er anders: een meer onregelmatige tegenover de zeer regelmatige in het vroegere bos- en heidegebied. De percelen zijn ook groter. Verder stellen wij een indeling vast in drie velden. Velden nrs 6 en 38 worden van mekaar gescheiden door een rechte doorlopende veld- of kouterweg; veld nr 37 wordt op zijn beurt in twee verdeeld door een Lange bloorlopende lijn.

Het gaat hier beslist om het oudste veldencomplex van Ternat, aansluitend bij de dorpskom met twee dorpsblokken.

Het aanpalend Zemst is het middengebied tussen de Nattenkouter en het Neerveld-Krukenborch en is amengesteld uit een beemdengebied (nr 36) langs weerszijden van de Kouterbeek of Kleinbeek (Popp) gelegen en een groot veld: het Semsterveld (nr 35). Ferraris geeft er een goed beeld van. Langs weerszijden van de doorgang van de beek door de Lange Wilsbergstraat (Popp) hebben wij de woonkern. Het toponiem Semst, hetzelfde als de belangruke en zeer oude dorpsnaam Zemst bij Mechelen, verwijst naar een oeroude plaats, wellicht ouder dan ter Nat-te. Meer dan het dorp zelf vormt het het middenpunt van het oudste landbouwareaal, nl. de Nattenkouter- het Zemsterveld en Neerveld, rechtstreeks aansluitend bij de Steenstraat of Rorneinse baan. Anthropo-geografisch kan het ouder zijn dan Ternat, wrs. eerst later het middenpunt geworden na de ontginningen van de bodem.

De oudste vermelding van Zemst dagtekent van 1229. Walterus en Boidinus de Zemse worden als schepenen van Wambeek vernoemd in een oorkonde van Arnoud van Wezemaal (15). Zemst is alsdan een van de voornaamste wijken van Wambeek, palend aan de standplaats van vn heren, Krukenborch.

Volgens het Cartularium tellen wij er 70 percelen. Onder het Semsterveil hoorde ook het Papenvelt, gelegen tussen de Steenstraat en de grens met Wambeek, waar wij ook de Sieckhuysen aantreffen. Papenveld

 — 330

slaat hier terug op het primitief veld van de pape, Cure van Wambeek; niet van Ternat. Het Cartularium geeft 46 percelen tienden onder het Papenveld, samen 24 b. 80 r. groot. Het treft dat de 24 b. overeenkomen met twee oude mansi. Gaat het om het oud Personaatsgoed? Het Papenveld ligt bovendien langs weerszijden van de grens van Ter-nat en Wambeek tegen de Steenstraat en Brusselstraat en paalt aan het Neerveld. Naast de Sieckhuysen op vn grens noteren wij er ook het Pa-penblock of Pastoirsblock. Met het Papenveld gaat het in elk geval om een veld, waar nog geen rekening werd gehouden met de grenzen. Op het Papenveld volgt het Neerveld (nr 33), 72 percelen tienden ge-vend in 1675; alle percelen van slechts ± 1 dw. met een paar van 1 b. Het Neerveld paalt aan de Steenstraat; boven aan de Brusselbaen; on-deraan de Koeystraet; rechts aan Krukenborch.

Als laatste hebben wij Krukenborch of het kasteelcomplex. Het Car-tularium geeft hierovei. geen gegevens. Het vormt éen geheel tussen het Dorp en Semst enerzijds, de .Mattenkouter en het Neerveld anderzijds. Het ontstaan moet voorzeker worden gezocht bij de heren van Weze-maal, die zich alhier opdrongen als advocati van de abdij Nijvel in het begin van de 13e eeuw. Nog in de 16e eeuw verhieven hun opvolgers Krukenborch (chateau, forteresse, maisons de Cruckenbourch avecq ses dependances) in allodium (franc alloue) van de abdis van Nijvel (16). Gelet op de band tussen de Borcht en het Dorp, de ligging in de grote bocht van de beek, tussen het oude Semst en ten Natte en te midden van het oudste landbouw- en beemdenareaal, mogen wij stellen dat de Weze-mael's de meest geschikte plaats hebben gekozen voor de vestiging van hun borcht. Waarom hebben zij ze niet te Wambeek, het centrum van het Nijvels domein, gebouwd? ai. juist omwille van dit centrum, dat immer aan de abdij is gebleven. Buiten dit centrum hadden ze meer armslag.

 

Wanneer wij samenvatten zien wij dat dit deel van Ternat in hoofd-zaak bestond uit twee grote delen: - 1. het oud bos- en heidegebied, om-vattend het Groot en Klein Beuken (Reuken); het Lindeveld en de Lin-destok, den Heuverenbosch; de Busop; de Opperste en Nederste Brem-bosch; - 2. het oud kouter- en beemdengebied, omvattend de Natten-kouter, Semst, het middengedeelte; het Papen- en Semstveld; het Neer-veld; Krukenborch.

(16) A. Wauters, Env., t. 1, p. 407.

 

331

2. BOVEN DE MOLENBEEK EN STEENVOORDE.

Het landschap is er heel anders. Wij staan in een brede vallei met on-deraan de brede waterkom tussen de twee Molenbeken, de ene vertrek-kend van Krukenborg naar de Meersstraat te S.K.Lombeek, waar ze de Lombeek ontvangt; de andere van uit S.U.Kapelle langs Neeralfen en Steenvoorde, waar ze de Ysbeek ontvangt om verderop samen te lopen met de Overnelle en Lombeek, vanwaar de Bellebeek vertrekt. Het gaat hier om de samenloop van een aantal beken tussen Ternat en S.K.Lombeek onderaan en de Moretteberg van Asse bovenaan, waardoor wij een brede vallei bekomen. Tussen de twee Molenbeken ligt een brede strook beemden; achter deze strook een reeks uitgestrekte bossen: het Morettebos tussen de Ysbeek en de Overnelle; tussen Vitse-roel en St.-Ulriks-Kapelle de Ternat- en Opalfenbossen. Normaal mochten wij verwachten dat vn strook beemden aanleiding zou hebben gegeven tot voorname nederzettingen voor veeteelt. Hiervan is weinig te bespeuren tenzij langs de Meersstraat van Lombeek met een doorlopende bewoning van slechts kleine doeningen, echter van een late periode; item van Neeralfen tot Steenvoorde, waar de overtocht van de Romeinse baan vooral een rol heeft gespeeld. Wij schrijven dit toe aan de sompige bodemgesteldheid. Ook de reeks bossen toont aan dat wij hier te doen hebben met een ongunstige bodemgesteldheid voor neder-zettingen. Volgen wij de velden en wijken ter illustratie.

Nabij de grens van Bodegem en Kapelle hebben wij Opalfen, een be-langrijke wijk, waar de Brusselbaan van Ternat en de Schapenbaan-Heirbaan samenlopen volgens Ferraris op één enkele grote Dries, de Vleminckdriesch volgens het Cartularium van 1675, volgens het ka-daster op een dubbele dries. Bij Ferraris is de dries en de omgeving nog een beboste dries met errond een aantal kleine doeningen. Hogerop heb-ben wij het uitgestrekt Ternatbos, doorlopend onder Kapelle (nr 11 VDM. 1847), nog goed herkenbaar in 1847 door zijn kruisgewijze dre-ven. In het Cartularium noteren wij volgende toponiemen: het Cleyn en Groot Berghelenvelt teghen scheyden van Bodeghern (nr 12 VDM. 1847); t Berkhelenbosch; het Moylleken; den driesch t Ophalphen of den Vleminckdriesch; t bosch gen. den Backer; t Boschblock; de Plasch-straete. De Toponymie bevestigt dus de bodemgesteldheid van Opalfen: bossen- en driesen. De oudste vermelding van Allene onder Wambeek dagtekent van 1229. Balduinus de Alfena is alsdan schepen van Wambeek (17).

 

 

(17) J.J. De Smet, Chroniques belges, Cart. de I'abbaye de Ninove, t. II, p. 860.

 

334

Het hof ten Berge geeft een geheel ander beeld. Van een dries- en bos-wijk schakelen wij over naar een typisch hofgebied; een groot blok, ver-deeld in twee hofvelden door de Brusselstraat: Groot- en Klein Bergveld (nrs 13 en 14. VDM. 1847). Het hof zelf staat aan de rand van de beem-den. Aan de overgang van de Molenbeek en het kruispunt van straten hadden wij de Watermolen. Het toponiem Brusseghem dat soms te ten Berg wordt gesitueerd is geen eigen plaatsnaam; wel een migratienaam voortgekomen van cle be-zitter van het hof, het Gotshuys van Breuseghem-Brusseghem van Brus-sel. Gezien in het streekkader komt het hof ons voor als een villa nova uit de 13e eeuw, een winning op het bos en de heide, daar wij in de onmid-dellijke omgeving nog veldtoponiemen de Heide (nr 15, VDM.) en het Bosblock (nr 16) hebben. De kadasternrs. 108 en 101 vormen het Klein Bergveld; het nr 124 met de nrs 120-123 en het nr 139 vormen het Groot Bergveld. Onderaan het hof hebben wij een grote Hofbeemd (nr 109). De Middelgrecht en dé Corthaghe (Cart. 1675) sluiten het complex af. Over de Heide (nr 15) en het Bosblock (nr 16) spraken wij reeds. De groep huizen langs de Brusselbaan aldaar is waarschijnlijk ontstaan in gevolge de ontginning van wastinae in de 13e eeuw.

Neeralfen is de tegenhanger van Opalfen. Wij aanzien dit gebied als gelegen tussen de Middelgrecht rechts en de Ysbeek links, en strekt zich uit langs weerszijden van de Molenbeek. (Is de Allene soms niet de oude naam van de beek?). De woonkern ligt aan de overtocht van de beek, te gelijk een kruispunt van twee wegen: de Donkerstraat en Neeral-fenstraat. Aan deze zijde van de beek liggen de Neeralfenmeersen (nr 32 VDM. 1847); aan de overzijde de velden: de Pauling (nr 24), verdeeld in het Leenveld en Kruisveld (24 a en 24 b); het Doodkruisveld (nr 22) en Lan-geveld (nr 23). De kadastrale structuur van deze velden vertoont grote gelijkenis met de ontginningsgebieden.

Een ander gebied is Vitseroel, voor het grootste deel gerooide bossen Het ontstaan moeten wij zoeken in de uitbating van steengroeven op het einde van de 12e eeuw door Ardense steenpoelders en -kappers, door de abdij Af fligem aangeworven. J. Lindemans heeft op dit verschijnsel het eerst de aandacht getrokken. Het is gelocaliseerd rondom Asse. Vitse-roel op de grens Asse-Ternat wordt verklaard als Fichereux, plaats te Esneux (Luik) (18).

 

(18) J Lindemans, Romaansche plaatsnamen te Assche, HKCTD, dl. IV, 1930, blz. 47.

335

 

1.       Neeralfen - 2. Vitserael - 3. Steenvoorde - 4. Overnellen - 5. Ten Berg. (Ferraris 1777)

336

 

•-.' - --• .• . • Wak. ~b ■•••■ •••■ ••••■•• IEP .•••"i* •••• 'Mae ••-• • •

 

..•••• 'uk .

 

• - ••••■•

 

Het Kasteel Vitseroel in 1724 door P. Van Breuseghem (RAB. KP., nr. 2016) Tekening P. Lidemans

 

 

 

 

337

Wij noteren er volgende velden: de Steenberg (nr 17); een Vitseroel-veld (nr 18) rechts van de Ysbeek; een Vitseroelveld (nr 20) links, nog grotendeels bos in de 19e eeuw (nrs 338-341 s.B); het Gravenbos (nr 19); het Klein Dorenveld (nr 21). Het centrum is het hof te Vitseroel, later kasteel, klassiek gevestigd aan een doorgang van de Ysbeek.

Vervolgens hebben wij Steenvoorde. De naam is duidelijk: een stenen voorde over de beek. Die voorde dagtekent zeker uit de Romeinse perio-de, daar de Cauchie alhier over de beek trekt. Vandaar een halte en ne-derzetting juist vóór men de Moretteberg beklimt. Wij ontmoeten hier dan ook enkele belangrijke hoven en afspannin-gen Het gebied rond de voorde bleef lange tijd bebost. Wij noteren er: het Groot Dorenveld (nr 21); het Rosbos (nr 25); het Steenvoortbos; aan de-ze zijde van de beek de grote Verkensmeersch (nr 28); aan de grote bocht van de beek op het einde van Steenvoort hadden wij de Steenvoortmolen met het Molenblok (nr 31). Ferraris tekent hier nog le chateau de Steen-voort.

De laatste wijk is Overnellen op de grens van Essene aan de overgang van de Overnellebeek door de weg van Essene naar Ternat. Het was im-mer een afgelegen wijk te midden van de grote beemden: o.a. de Langen meersch (nr 30) en de Morette-Steenvoortbossen.

Wanneer wij het gedeelte van Ternat over de Molenbeek samenvatten staan wij vooral voor twee grote drieswijken (Op- en Neeralfen) met er tussen een hofcomplex (ten Berg), duidelijk een villa nova uit de 13e eeuw; Vitseroel, een wijk ontstaan ingevolge het steenpoelen op het ein-de van de 1 le eeuw; een zeer oude wijk rond de Voorde van de romeinse baan (Steenvoorde); een uithoek te Overnelle. De overgangen van de beken met bijhorende kruispunten van wegen hebben de centra van deze wijken bepaald. Er bleven grote delen van de vroegere bossen bewaard tot in de 19e eeuw. Alhoewel wij er grote meersen aantreffen, toch hebben ze de ne-derzettingen niet beïnvloed. De natte gronden begunstigden de nederzet-tingen niet.

SAMENVATTING

Is Ternat uitgegroeid tot de hoofdplaats van het oud domein Wam-beek dan kondigde de bodemgesteldheid dit niet aan. Het is lange tijd

 

— 338 —

ten achter gebleven tegenover het vruchtbaarder Wambeek. De naam delle natte geeft zelf de verklaring. Gans de middenstrook van Ternat was één groot nat gebied. Daar langs uitgestrekte wastinae en bossen. Alleen het gebied langs de oude verlengde Warnbeek maakte een uitzon-dering met Semst, de Nattenkouter en het Neerveld. Daar ligt dan ook het oudste landbouw- en beemdenareaal en de bewoning. De opkomst van Krukenborg heeft ongetwijfeld de ontwikkeling van het del natte-dorp in de hand gewerkt. De historische gegevens zullen het bevestigen. Reeds ten tijde van de scheiding van Wambeek in de 13e eeuw zag het er naar uit dat Ternat op weg was Wambeek te overvleuge-len. Reeds toen kreeg het een grotere oppervlakte dan Wambeek: 863 b. tegenover 780 b. Weliswaar waren die gronden toen nog minder waard toch zijn ze een litteken dat Ternat met zijn heren van Kruken-borg reeds Wambeek overvleugelde. Bleef Wambeek eerder geconcentreerd rond de oude dorpskern dan zwermde Ternat meer uit dankzij de ontginning van de wastinae en ont-stonden er aldus een áantal buitenwijken.

Ternat is een typisch, maar toch zeldzaam voorbeeld in Brabant, van het verdringen van een oud domeincentrum. Parochiaal heeft het echter moeten wachten tot aan de Franse Revolutie om de banden met de pri-mitieve moederparochie los te gooien. Men had er wel een machtige ho-ge toren gebouwd, maar raakte daarom niet los van het Personaat van Wambeek.

SINT-KATELIJNE-LOMBEEK

Nog veel meer dan Ternat is Lombeek een ontginningsgebied geweest. Wij kunnen stellen dat Lombeek uit de ontginningen is ontstaan en ge-groeid. Wanneer wij de kadastrale structuur bekijken zien wij zeer dui-delijk dat een deel tot ver in de 18e eeuw nog bos was gebleven, en een ander deel gewonnen werd op wastinae-heiden. Een derde deel bestond vooral uit natte meersen. De Toponymie bevestigt de evolutie. Wij mogen stellen dat de Bosch- en Heydestraet oorspronkelijk de grens is geweest van de uitgestrekte bossen tussen Liedekerke - Borcht - Lombeek en Sint-Katelijne-Lombeek. Ferraris geeft hiervan nog een duidelijk beeld in 1777. Dit deel heet nog het Liedekerkebosch. Alsdan was reeds een lange strook links van de Bosstraat ontgonnen: de Herti-gemcouter van Popp. Hertigemkouter heeft niets te maken noch met een gem-toponiem, noch met een primitieve kouter. Het is een vervor-ming, zoals het aanpalend Hertigembosch, van Hertogenkouter-

— 339 —

 

-

.41

V.3,111,11, Wt•IC V.1.

 

ida - • ;j•-•;--,-

 

Het Bos- en Heidegebied in 1777 volgens Ferraris

 

— 342 —

Hertogenbos. Inderdaad sinds de 13e eeuw deelden de hertogen alhier met het kapittel van Nijvel in de bossen. Aldus werd in 1290 door hertog Jan 1 een overeenkomst gesloten met het kapittel "de silvis communibus in Over-alphen" ook genaamd "bois, con dist de Nivelles" omtrent de uitbating en het rooien (19). Waarschijnlijk dagtekent uit die periode de Hertogenkouter. Naar gelang het kappen van het bos vernemen wij dat het in 1579 68 bunder groot was; in 1787 87 bunder (20). Een ander deel van de Overalfenbossen heette de Crainhembosschen, die in de 14e-15e eeuw 32 b. besloegen. Ook deze bossen waren af-komstig van het domein van de abdij Nijvel. Ze werden aan de heren van Kraainen, getrouwen van het hertogelijk huis, vermoedelijk in de 13e eeuw toegewezen. De opbrengsten werden evenals die van de Herto-genbossen gedeeld met het kapittel (21). Een derde deel hoorde aan de abdij A ffligem en werd daarom de Af-fligèmbosschen genoemd; item de Overalphenbosschen. Zij besloegen 49 b. (22). In 1686 telde men nog te zamen niet minder dan 185 b. bos onder Lombeek. In 1846 waren ze herleid tot slechts 26 ha. voor geheel Lom-beek. De ontbossing geschiedde vooral tussen 1834 en 1853. A. Wauters geeft volgende statistieken: bij de telling van 1686 werden nog meer dan 400 b. opgegeven voor de drie dorpen; in 1834 nog altijd 369 ha.; in 1853 amper 150 ha. Ten tijde van Ferraris waren de Overalfenbossen nog intact met hier en daar nog kleine verspreide bossen te Lombeek. Na 1850 kan men niet meer spreken van bossen. Over de verspreid gelegen bossen licht de Toponymie ons in. Aldus kennen wij het Wermeloo, bij Popp Warneeloo. Hiervan is geen spoor meer te vinden bij Ferraris. Nochtans herinnert het toponiem loo aan een relatief uitgestrekt bos in die buurt. Van het Weymebosch (Popp), dicht bij het dorp, is evenmin in 1777 nog een spoor te vinden. Alleen hier en daar een verspreid bos. Wanneer men tot aan de Franse Revolutie nog 185 b. op een geheel van 548 b. voor geheel Lombeek telde betekent dit dat nog een derde bezet was met bossen.

Wanneer wij vervolgens overschakelen naar de wastinae-heiden wordt het beeld van de ontginningen te Lombeek nog intensiever. Volgens de telling van 1686 waren er geen heiden meer. Nochtans ver-raadt de Toponymie een even groot aantal heiden als bossen.

(19) A. Miraeus, Opera, t. IV, p. 723-724. (20) A. Wauters, Env., t. I, p. 423. (21) Idem, o.c., t. 1, p. 423. (22) Idem, o.c., t. 1, p. 424.

- 343 --

Wij kennen de Groote en Cleijne Heyde en daarboven de Beneden heyde Onderaan dit uitgestrekt gebied hebben wij de wijk Schepenvs-sel; bovenaan de Vooryssel. Yssel-eusel herinnert eveneens aan heide. De velden Over en Beneden de Muggebeek behoren beslist tot hetzelfde gebied. De Vogel(Popp)heide mag er eveneens worden bij gerekend. Wanneer wij er het Wermeloo en de Weymebosch bij tellen dan mo-gen wij vooropzetten dat geheel het centraal gedeelte tussen de Bosstraat en de twee zijden van de Muggebeek één groot heidegebied is geweest tot aan de straat van Wambeek naer Ste Catherine Lombeek (Popp). De kadastrale structuur van dit gedeelte bevestigt het zeer duidelijk: een-zelfde perceelsindeling, die doorloopt tot dicht bij het Dorp.

De betwistingen tussen het kapittel van Nijvel enerzijds en de herto-gen Hendrik III, Jan I en de Wezemael's anderzijds in 1253, 1268, 1292 bevestigen de belangrijkheid en intensieve ontginningen in het oud do-mein Wambeek, vooral te Belle Natte en Lombeke. De 13e eeuw is de grote periode van de ontginningen van de wastinne. Het gelijkmatig ka-dastraal beeld getuigt ervan. Wij kunnen en zelfs de vroegere bossen on-derscheiden te midden van de heiden: grotere percelen tussen de kleine rechthoekige.

Wat dan met het resterende deel van Lombeek? Hierin onderscheiden wij twee delen: het landbouwgedeelte en de vele grote meersen langs de beken. Ook van het landbouwgedeelte menen wij dat het hoofdzakelijk een oud wastinaP-gebied is geweest; meer bepaald een dries-gebied. In het kadasterbeeld zitten andere lijnen. Wij hebben er trouwens het Dorps-centrum, enkele grotere hoven, een watermolen en een Driescomplex. De Dries-structuur leiden wij af uit de structuur van de straten, de grote Dries op het aanknopingspunt van het landbouw- en beemdena-reaal en de plaats van de kerk. Wanneer wij de kaart Ferraris goed bekijken zien wij zeer duidelijk hoe Lombeek is gestructureerd. Rondom wat wij de Grote Heide noe-men lopen drie straten: de Bosstraat, de grens met het bos; de Meersstraat als grens met het beemdenareaal, de straat van Wambeek naar Sinte Catherine Lombeek als grens met het oudere landbouw area-

al.

Vooral de twee laatste zijn druk behuisd met een lint bouw van kleine doeningen, vooral langs de Meersstraat, omdat wij hier aansluiten niet het meersengebied. Nergens een belangrijk hof. Het gaat er om een wer-kelijk typische ontginningsbevolking omheen de Grote Heide, waar bin-nen geen behuizing tenzij in de kleine Luishoek, duidelijk een latere ne-

 

— 346 —

derzetting. Dit deel van Lombeek vertoont werkelijk een typisch beeld van een grote heide-ontginning, die wij trouwens kunnen situeren: de 13e eeuw.

De twee vn straten lopen samen aan de bijzonderste overgang van de Lombeek, blijkbaar de hoofdbeek, die dan ook haar naam aan het dorp heeft gegeven. Aan die overgang lopen ook de straten van de overzijde van de Lont-beek samen: de Invalweg onderaan (de naam zelf getuigt van zijn bete-kenis); de Kerkstraat, waarlangs de kerk werd gebouwd, en die aanslui-ting geeft met de Koeystraete van Semst, waardoor wordt bevestigd dat Semst te Ternat een bijzondere plaats heeft ingenomen, wellicht nog vóór het ontstaan van de Dorpskom; de Processieweg of de aansluiting met Ternat. Met de twee laatste straten bekomen wij een tweede halve cirkel, te zien tegenover die van de Grote Heide. De Invalweg moet worden gezien als de verbinding mende zeer oude watermolen op de Lombeek, te ver-gelijken met Semst. Dit stratennet, alleen van plaatselijk belang, is werkelijk typisch voor een driesgebied. Wij staan hier voor een verlengd driesstelsel. Onderaan de dorpskom, d.i. tussen de Invalweg en de straat van Wambeek, merken wij bij Ferra-ris nog een met bomen bezette strook, waar middenin een rechthoekig vlak wordt getekend. Bij Popp zien wij in dit blok (nr 695) nog een lange smalle vijver en een kleine vierkanten vijver verbonden met de Molen-beek. Hier situeren wij de oude plaats van het hof van de heren van Lombeek. Het hof in nr 691 is er klaarblijkelijk de opvolging van. De plaatsnaam voor dit gebied "Achter Lombeek" verwijst hier o.i. naar het gebied dat t.o.v. de dorpskom achter de centrale kern van het dorp is gelegen. Het oude hof werd blijkbaar voorafgegaan door een dries, het ka-dasternummer 46. Tussen de Meersstraat en de Processieweg loopt de Lombeek. Hier ook is een dries merkbaar, bovenaan afgesloten door een korte weg tus-sen de twee straten. Meteen komen wij aan de grote "Dries" van Lombeek. Bij Ferraris is hij nog bezet met twee rijen bomen en vormt hij een ovaal blok, waar-rond de klassieke behuizing. Aan het linker boveneinde zien wij de wa-terput, de Lippensput van Popp, de klassieke drinkput bij alle oude driesen te vinden. De Meersstraat loopt er rond met een verbreding. Zo-als reeds werd gezegd staan wij hier op de aansluiting met het uitgestrekt meersengebied. De Meersch is voor Lombeek blijkbaar de hoofdmeers geweest. Verderop volgen de Verkens- en Langenmeers.

— 347 —

Wanneer wij Lombeek zo bekijken wordt het duidelijk dat wij in het dorpsareaal werkelijk staan voor een oud driesgebied. De plaats van de kerk onderlijnt dit. Zij staat te midden van een on-deraan afgeknot vierkantig blok, geheel omgeven met straten, langs de verbindingsweg met Semst; wat er op wijst dat Semst vóór Ternat-dorp meer aantrekkingskracht zou hebben gehad. Trouwens langs de weg naar Semst is de behuizing steeds drukker geweest. Van een rechtstreek-se verbinding met Ternat is geen spoor te bemerken. Om naar Lombeek te gaan slaan wij nog altijd buiten Ternat rechts af. Die vorm is typisch voor vele driesgebieden, waar een kerk werd ge-bouwd. Voor ons is het een straatkerk. Eens de kerk gebouwd groeide er een agglomeratie rond en hebben wij o.i. een verschuiving van de ou-de Drieskern naar de Kerkkern medegemaakt.

Heeft de doortocht van de Romeinse baan enige invloed gehad op de oudste nederzetting? Op het eerste gezicht merken wij er niet veel van. Bij nader toekijken stellen wij vast dat er wel een nederzetting moet ge-weest zijn juist vóór de doortocht van de breede strook meersen tussen de twee Molenbeken. Bij Ferraris zien wij dat aldaar een wijk werd gevormd met niet onbe-langrijke doeningen, zelfs belangrijker dan Steenvoorde. Deze wijk werd echter bij de scheiding van de drie parochies verdeeld onder Lom-beek en Ternat, zodat ze enigszins uit mekaar werd gerukt. Wanneer te Steenvoorde romeins mocht worden gevonden dan is dit echter ook het geval in deze wijk.

Ook de kadastrale indeling vertoont hier een ander beeld dan in het heidegebied. Zij sluit bij het naastmekaarleggen van de kadasterkaarten van Lombeek en Ternat duidelijk aan met die van het Semstveld en Neerveld. Wij ontwaren er nog een aantal lange rechte lijnen, vooral naar de Romeinse baan toe, die naar een zeer oude kouterverdeling kun-nen wijzen. Zulke lijnen zijn merkbaar o.a. tussen de percelen nrs 788 en 777 en vlg., tussen de percelen nrs 751 en de percelenstrook nrs 754-759 van het Meulen velt. Oude veldwegen werden er op aangelegd. Eenzelfde lijnenstel zien wij in het Kapelleveld, waar o.a. een rechte voetweg vanaf perceel nr 985 tot nr 932 loopt. Men mag aannemen dat de strook tussen de Lombeek en de Cauchie aansluit bij het koutergebied van Ternat en zeer wrs. van ouds werd be-bouwd. In zekere mate sluit hierbij aan het gebied tussen de Lombeek en de straat naar Wambeek. Daar vinden wij trouwens het oud hof van Lombeek aan de grote doorgang van de beek.

 

— 348 —

Resten nog de meersen. Zij vormen één brede en lange strook:  igeersch, de Verkensmeersch, de Lange meersch, de Roost. Veel meer dan wat wij er onder Ternat over zegden kunnen wij niet mededelen. Al wat aan deze zijde van de Molenbeek was gelegen werd aan Lombeek toegekend bij de scheiding; de overzijde aan Ternat Voorbij de samenloop van de Lombeek en Molenbeek werd aan Lom-beek over de beek een gelijkmatig deel van dit van Ternat toegekend. Zo kreeg ieder ongeveer een gelijk deel van de grote meersenstrook. Wanneer langs de zijde van Ternat slechts een bewoning langsheen Steenvoorde merkbaar is dan is deze doorlopend te Lombeek langs weerszijden van de aangrenzende Meersstraat. Voor Lombeek zijn de meersen derhalve veel gunstiger uitgevallen dan voor Ternat. Van grote veehoven is echter geen spoor te vinden. Het is een echte lintbouw van kleine doeningen, deels verband houdend met de meersen, deels met de Grote Heide. Het topóniem van de grote Verkensmeersch wijst naar wat er al werd gekweekt: varkens. Het houdt verband met de drassige toestand van de meersen. Dat ook de meersen langs de andere beken - de Lombeek, de Subbeek en de Muggebeek - niet zeer geschikt waren voor groot vee toont het beeld dat Ferraris ons geeft: langs hun loop liggen nog heel wat kleine bossen een aantal vijvers langs de Lombeek; zelfs ontstaan wegens slechte afwateringen.

SAMENVATTING

Wij onthouden: een derde van Lombeek was bosgebied tot in de 19e eeuw; het centraal gedeelte was oorspronkelijk één groot heidegebied met hier en daar een bos; langsheen de Cauchie lag een driesgebied en aanpalende kouters; tenslotte noteren wij een groot meersengebied, ge-schikt voor veeteelt, gunstiger voor Lombeek dan voor Ternat. De bewoning werd gevestigd hoofdzakelijk langs de drie straten rond de Grote Heide enerzijds en de tegenovergestelde halve cirkel van stra-ten in het Driesgebied. Waar beide mekaar raken werd de dorpskom ge-vestigd aan de bijzonderste doortocht van de Lombeek, onbetwistbaar de hoofdbeek, die haar naam aan het dorp gaf. De ontginning van de Grote Heide heeft ongetwijfeld de doorslag ge-geven voor de ontwikkeling van Lombeek. Kenschetsend is de doorlo-pende lintbouw; namelijk de vele kleine d • oeningenangs ee I h n de hoofd-wegen.

— 349 —

De talrijke en uitgestrekte meersen zijn van mindere invloed geweest voor de ontwikkeling: geen grote veeteelt, wel voor de varkensteelt. Zeer typisch is vooral de opeenvolging van een aantal driesen in de dorpskom met als kern de Dries met zijn waterput en de er rondom wo-nende bevolking op de aansluiting van land en meers. Wij nemen aan dat de bouw van de eerste kerk een verschuiving heeft medegebracht en zeker een nieuwe kern heeft tot stand gebracht rond de kerk. De invloed van de Romeinse baan is vooral merkbaar in het Molen-en Kapelleveld; ook in het gebied tussen de Lombeek en de straat naar Wambeek. In dit gebied treffen wij het hof te Lombeek aan, ongetwij-feld de hofkern van de villa de Lombeke.

Slotsom. Voor twee derden van het gebied Lombeek is de bodem-gesteldheid tot in de 13e eeuw niet gunstig geweest voor nederzettingen. Aldus bleef slechts een klein derde over voor oude nederzettingen. Van dit gebied was de Lombeek de as. Op de plaats waar de twee halve cir-kels van straten mekaar raakten aan de overgang van de Lombeek ont-stond dan ook de dorpskern. Aan alle doorgangen van de Lombeek hebben wij een oude nederzet-ting: zo de grote Dorpsdries; het hof te Lombeek aan deze zijde; het hof daartegenover van J. Claes (1847) in nr 413; de watermolen; het pacht-hof van het Gasthuis van Sint-Elisabeth van Brussel aan de Vianestraat. Hier tegenover slechts lintbouw omheen de Grote Heide.

IV. DE DORPSKOMMEN.

WAMBEEK

De dorpskom werd gevestigd volgens een klassiek patroon: aan de sa-menloop van twee beken, waar de hoofdbeek een grote bocht naar rechts maakt en de plaatselijke beek aansluit. Aldus ligt ze op een kleine helling, zuid-oost gericht naar de zon, tussen de twee beken. Bovenaan loopt de Steenbruggestraat, die verbinding geeft met de Romeinse baan en doorloopt langs de Lange straat, de hoofdstraat, die het gebied in twee deelt. Op deze straat staan in een rechthoek twee andere hoofdstraten: de Bolle- en Weverstraat. De Steenbrugge toont aan dat hier van ouds een stenen brug over de beek lag. Welke beek hier als de Wambeek doorgaat kan moeilijk wor-den achterhaald. Is de Curebeek vanuit Lennik hier de Wambeek gewor-den of is het de plaatselijke beek? Wij zouden voor deze laatste opteren omdat ze eerder op een plaatselijke kentrek wijst en er een klein maar

 

…afbeeldingen…

 

— 352 —

breed dal vormt, waar langs de dorpskom werd aangelegd en de how straat op de rechter helling loopt. De Curebeek zelf heeft geen behtuz. «g-aangetrokken. Het zwaartepunt van de behuizing ligt van ouds aan de1171- zijde van de Steenbrugge, verlengd door de Lange straat, waarop de Bolle- en Weverstraat hoeksgewijs staan. Zoals elders langs de Romeinse baan werd ook Wambeek niet opde baan aangelegd, maar op een hele afstand ervan. Dit geeft immer de in-druk dat de Romeinse baan moet worden aangezien als een trekbaan door het land, een autobaan, die de reeds bestaande kernen heeft verme-den. Wij staan immers voor door de natuur bepaalde kernen tegenover de kunstmatig aangelegde baan. Hebben wij bovenaan de dorpskom op de naar de zon gekeerde hel-ling de lijn Steenbrugge-Lange Straat dan hebben wij onderaan langs wat wij de Wambeek kunnen noemen vier straten - de Klapscheutstraat, Bre.Vdse- (Popp) of Potgieterstraat, de Doelstraat en Massestraat - die de beek volgen, te zamen de tegenhanger van de Lange-, Bolle- en We-verstraat.

Tussen deze twee complexen ligt het Dorp, waar ze mekaar raken aan de samenloop van de twee beken. Op kaart bekeken staan wij voor een Ronddorp. Bij Popp is dit min-der duidelijk dan bij Ferraris. De ronde vorm is niet perfect, maar toch duidelijk. De loop van de beek heeft de vorm beïnvloed. In feite hebben wij twee ringen: een binnenring rond de kerk; een brede ring daarrond met onderaan de Kamstraat, verwijzend naar een oude brouwerij (wrs. de nrs. 730-731) en bovenaan de Lange straat; beide met mekaar ver-bonden. Het dorpshof in nrs 11-17 (de brouwerij De Troch) ligt buiten de grote ring langs de Lange straat. In dit complex staat de kerk centraal. Hieruit zouden wij moeten besluiten dat dit complex gegroeid is door de kerk. Doch anderzijds stel-len wij de vraag waar zich de oudste woonkern bevond vóór de bouw van de eerste kerk. Wanneer wij het woongebied overschouwen stellen wij vast dat deze volgens Ferraris zich uitstrekte van onderaan de " Wambeek" naar de Lange Straat toe en van hier naar de Steenbrugge, inbegrepen de Wever-en Bollestraat ook voor een deel langs de Doel- en Kamstraat. in f te één gezien is de kerk het bindingsteken tussen de twee delen, in feite een gebied langs de "Wambeek" Hierdoor is o.i. het Ronddorp olhlett-staan. Het litteken van het oudste woongebied is de plaats van dorpshof buiten de grote ring Die oudste woonkern was ontegenspreke-lijk k afgestemd op een zuiver la. ndbouwareaal daar de beemden van We nig betekenis zijn. ,

— 353 —

Vergeleken met Ternat en Lombeek beschikt Wambeek over een zeer vruchtbaar landbouwareaal, dat aansloot bij dit van Lennik. Het is dan geenszins verwonderlijk dat Wambeek tot hetzelfde domeincomplex van Lennik en Gooik van de abdij Nijvel heeft behoord. Wij hebben reeds gewezen op het oud koutersysteem, zo typisch voor Wambeek en zeer beperkt te Ternat en Lombeek. Het was dan ook aangewezen dat de Moederkerk van het oud domein te Wambeek werd gebouwd en het do-mein de naam Wambachum kreeg. Wanneer wij onlangs de dorpskom van Wambeek bezochten hadden wij het gevoel dat dit oud domein- en parochiecentrum meer en meer verlaten aandoet. De oude en vroeger voorname dorpsherberg met win-kel stond er verlaten; verderop lag een schuur in puin. Er blijkt geen toe-komst meer in te zitten. Te ver van de moderne verkeerswegen. Alsof men het oude Dorp schuwt.

TERNAT

Wanneer men Wambeek vergelijkt met Ternat kan men zich moeilijk indenken dat die van Ternat gedurende meerdere eeuwen verplicht ge-weest zijn naar Wambeek te gaan voor alle verrichtingen, zo burgerlijke als kerkelijke. Tot in de 13e eeuw moesten ze naar Wambeek ter kerke en ter schepenbank gaan. Zoals Wambeek-dorp ligt ook Ternat-dorp op een afstand van de Ro-meinse baan. Het is er mede verbonden door de Brusselstraat, die van uit Lombeek komt, langs Krukenborch loopt, er over de beek trekt om verder met een bocht de Plaats te bereiken en van hier naar ten Berg en Opalfen over Kapelle naar Brussel. Wanneer wij de dorpskom op kaart bekijken heeft ze eenzelfde vorm als die van Wambeek. Onderaan loopt de Brusselstraat met een grote bocht; bovenaan de Nattestraat (Popp), de verlenging van de Don-kerstraat van uit Neeralfen. Een rechte weg verbindt de twee, die uitlo-pen op de Plaats. De spoorlijn heeft het oud beeld in zekere mate mis-vormd. De gelijkenis met Wambeek wordt versterkt door de plaats van de kerk te midden van de dorpskom. Een aantal toegangswegeltjes vertrekt van de Nattestraat, de Plaats en de Brusselstraat. De grote dreef van het kasteel naar de kerk is duidelijk van later. Het uiteinde nabij de kerk bleef immer kerkgrond. Het groot verschil met Wambeek is echter de Plaats, zeer duidelijk een primitieve dries in driehoeksvorm. Hij is gelegen op de aansluiting van de twee hoofdstraten: de Brussel- en Nattestraat. Bij Ferraris staat de Wip nog te midden van de Plaats.

 

— 356

Wanneer wij sommige Kempense historici lezen zijn zulke dries en van Frankische oorsprong. Wij ontkennen niet dat ze zeer oud zijn en de oorsp aa rong van vele dorpen liggen; maar in Brabant maken el: duidelijk onderscheid omtrent de ouderdom van dergelijke dor) men. Zijn de driesen een natuurlijk verschijnsel op het knooppitisnkn-t°1 wegen, omtrent hun oorsprong en ouderdom dient men op de van eerste plaats rekening te houden met de bodemgesteldheid. In de vruchtbare landbouwstreken gaat het om het openbaar plein, n ,vaarrond de kern van de bevolking zich vestigde; in de minder vrueci, bare, heide- en driesgebieden, sluit de dries aan bij het landschap en treffen wij er niet één enkele, maar meerdere aan, doorgaans veel groter dan de andere. De behuizing is er veel jonger. De dries van Ternat is er één van. Sluit hij enerzijds aan bij het beperkte koutergebied dan sluit hij anderzijds aan bij het uitgestrekte nastinae-gebied, eerst intens ont-gonnen in de 13e eeuw. Voor ons is hij het type van de heide-driesen. Hier zoeken wij ook de oudste kern van het dorp vóór de bouw van de kerk. De bouw van de kerk heeft de uitbreiding van de dorpskom bewerkt. Hierbij deden wij een eigenaardige vaststelling. De percelen nrs 186 tot 198, gelegen onderaan de ring rond de kerk, waren in 1847 (VDM.) nog altijd Kerkgoed. De kerk en het kerkhof bezetten de nrs 214-215. Ook het nr 213, de toegang van de dreef tot het kerkhof, was nog immer k Kerkgoed in 1847. Waren eveneens kerkgoed de percelen nrs 227, 230, 232-241, 245, 256-260 de Pastorij. Ook de percelen nrs 319-320 op de Plaats waren Kerkgoed. Dit betekent dat het grootste deel van de Kerkring Kerkgoed was. Dergelijke gevallen kennen wij o.a. te Linkebeek en Beersel, oorspron-kelijk afhankelijkheden van Sint-Genesius-Rode. Waar wij zulks ont-moeten staan wij doorgaans voor laat ontstane parochies, die hun dota-tiegoed hebben bewaard, omdat ze ontstaan zijn na de periode van de grote laicisering van het kerkgoed, het einde van het Eigenkerkwezen. Niet alleen de plaats van de kerk werd er uitgesneden, maar heel het Op de kadasterkaart is deze ring rond de kerk duidelijk merkbaar. blok errond. grijkheid sinds het ontstaan van de onafhankewlijakt:ij parochie• St op es scheiden ze Elk pereeelsblok is duidelijk herkenbaar. Kerkwegeltj meestal van mekaar. nrs De Pastorie kreeg haar eigen plaats buiten de Kerk ring in De Pastorie zelf vormt een omwaterd complex; haar berd Wij

 in Nierra' De belangrijkheid van het kerkcomplex en de Pastorie brengen onge verband met de belangrijkheid van de heren van . ver Krukenborch, dietTiero, t vweimeer onder de historische gegevens. jfeld aan de basis van de onafhankelijkheid van Ternat staan. v 

 

LOMBEEK

359

De structuur van de dorpskern hebben wij reeds besproken. Waar de twee halve cirkels van straten mekaar raken langs weerszijden van de Lombeek nabij de overgang van de beek ligt de eigenlijke dorps-kom, samengesteld uit een paar kleine driesen en een grote dries op de aansluiting met het meersenareaal. In feite bestaat de behuizing echter uit een lange lintbouw langsheen de twee halve cirkels van straten. Het is een langgerokken bebouwing, enerzijds rond de Grote heide en ander-zijds langs de straat naar Semst en de straat naar Ternat-dorp. De kerk werd ingeplant in een groot afgeknot vierkanten blok, waar-rond de behuizing automatisch ontstond zonder daarom uit te breiden tot een voorname dorpskom. In feite bleef het een kerkwijk. Behalve het Pastorijblok vonden wij er zoals te Ternat geen ander do-tatiegoed. Ook hier ligt de dorpskom op de klassieke afstand van de Romeinse baan. De doorgang van de Lombeek is beslist bepalend geweest voor het ontstaan van de dorpskom. De voornaamste elementen zijn: de Dries; de overgang van de Lom-beek; het oud hof te Lombeek in nr 695, later verplaatst naar nr 691; alles samen een groot blok vormend, samengesteld uit de nrs 686-698, ongeveer 4 b. groot; de kerk en kerkwijk het laatst ontstaan element.

 

 

IV. DE HISTORISCHE GEGEVENS.

 

 

Wambeek wordt in de diplomata van de abdij Nijvel steeds op gelijke voet gesteld met Lennik en Gooik in 877, 897, 1059. Het is één van de drie grote domeinen-villae- van het Diets domein van de abdij in Zuid-West-Brabant. Voor het eerst hoort men over het appendicium Nath in 1112. Eerst na de 13e eeuw spreekt men de "drie dorpen". De Schepenbank van het domein bleef immer te Wambeek gevestigd. Al hadden die van Ternat reeds lang de bovenhand op Wambeek ge-haald toch moesten ze nog met hun heer naar Wambeek om er de abdis van Nijvel hulde te brengen, wanneer ze de Schepenbank voorzat Zo ook bleef de persona personatus van Wambeek het hoofd van de drie parochies tot het einde van het oud Regime. Dit is de samenvatting. van minstens tien eeuwen geschiedenis van het domein Wambeek. Wij hoeven niet meer in détail te herhalen wat wij reeds schreven over het domein van de abdij Nijvel in West-Brabant.

 

— 362 —

In het keizerlijk diploma van 877 lezen wij: Concedimus... villatri Gaugiacum in comitatu Brachbantinse, Liniacum in eodem comitatu et WAMBACEM (23). Het gaat er om de oudst gekende keizerlijke bevestiging van de bezit-tingen van de abdij Nijvel. Wij hebben reeds onder Lennik aangetoond dat het hier gaat om het patrimoniaal erfdeel van Sint-Gertrudis, aan de abdij geschonken. J. Hoebanx heeft getracht door "un proces de caren-ce" aan te tonen dat wij er niets over weten; maar anderzijds staat het vast dat het Convent er steeds heeft opgestaan vanaf de oudste oorkon-den omtrent betwistingen van deze groep domeinen in het begin van de 13e eeuw dat het deze beschouwde als van levensbelang voor het onder-houd van de gemeenschap. Aan die gemeenschap werd o.a. de groep Gooik-Lennik-Wambeek toegewezen bij de verdeling van de bezittin-gen. Hij komt trouwens op de eerste plaats bij de opsomming vóór de andere domeinen. Een bevestiging van die indeling volgt in 897 door keizer Zwentibold (24). Hier lezen wij: Wambach. In 1059 volgt de bevestiging door Keizer Hendrik IV (25). Wij lezen voor het eerst Wambecca cum ecclesia. In de oorkonde van 966, beter een notitia villarum, komen de oude en grote Nijvelse domeinen niet voor. Uit de oudst gekende oorkonden van de abdij Nijvel blijkt dat Wam-beek tot de oudste reeks domeinen behoort en deeluitmaakt van de groep Lennik-Gooik, afkomstig uit het erfgoed van Sint-Gertrudis zelf. Het is dus evenoud als Lennik en Gooik. Hoe is dit mogelijk? Wambeek zelf behoorde tot hetzelfde vruchtbaar landbouwareaal. Van Ternat of Lombeek is er nog geen spraak. De oorkonde van 1059 is in die zin belangrijk dat voor het eerst het bestaan van de parochie wordt vermeldt. Ecclesia moet hier in de brede betekenis worden genomen: niet alleen de kerk, maar al wat ertoe hoort. Die ecclesia behoorde tot het domein: Wambecca CUM ecclesia en res-sorteerde alsdan onder het deel van het Convent van de abdij Nijvel. Van 1112 dagtekent de oorkonde van bisschop Odo van Kamerijk, waardoor op verzoek van abdis Richeta van Nijvel en het Convent een reeks altaria wordt vrijgemaakt van de personae: quae hack.- nus ... per personal tenuerant, jam ommino absque personis, libero ec-clesiae trado" verklaart de bisschop. Onder deze altaria: allure de Wam" beccha cum appendicio Nath, allure de Lombeccha.

(23) A. Miraeus, Opera, t. I, p. 502. (24) Idem, o.c., t. I, p. 503-504. (25) Idem, o.c., t. 1, p. 511.

— 363 —

Ternat is alsdan een afhankelijkheid van Wambeek, terwijl Lombeek voorkomt als een zelfstandige parochie. Hierin zit een tegenstelling, daar Ternat steeds een zekere voorrang op Lombeek heeft gehad. Onder 0.-L.-Vrouw-Lombeek hebben wij voorgesteld dat het altare de Lom-beccha van 1112 op deze parochie slaat. In dit geval zou er nog geen spraak zijn van Sint-Katelijne-Lombeek in 1112. Wij steunen op volgen-de gegevens. Eerst is er de titel Sint-Katelijne. Het staat vast dat in onze gewesten Sint-Katarina eerst verschijnt als parochietitel in de 13e eeuw; eerst in de steden, b.v. te Brussel en Mechelen. De Sint-Katherina-kapellanieën komen immer na O.-L.-Vrouw en de parochiepatronen, ten vroegste in de 13e eeuw. Het is steeds een relatief late titel en in dezelfde periode. Sint-Katherina is immer de patrones van dit Lombeek geweest. O.-L.-Vrouw-Lombeek heeft bovendien aanleiding gegeven tot een reeds in de 13e eeuw voorname bedevaart. Ten tweede hebben wij aangetoond dat Sint-Katelijne-Lombeek een laatontgonnen gebied is; in zijn geheel genomen later dan Ternat, waar trouwens de heren van Wezemaal zich centraal hebben gevestigd te Kru-kenborch, van waar ze het beheer van het oud domein Wambeek hebben overgenomen. Denken wij aan de Grote Heide van Lombeek, die gans het centraal deel van Lombeek heeft bezet en waarrond de behuizing in hoofdzaak werd gevestigd. Ten derde hebben wij de plaats van de kerk, duidelijk een straatkerk, bij ons immer een litteken van een laat ontstaan. Alles toont aan dat wij te Sint-Katelijne-Lombeek voor een laat ont-staan staan. Het is dan ook moeilijk Sint-Katelijne-Lombeek reeds in 1112 als een zelfstandige parochie aan te nemen; beslist t.o.v. van Ter-nat. Ook de titel doet vreemd aan in het concern van de oude Nijvelse pa-rochies. Meestal hebben ze een verband met de abdijheiligen. Aldus hebben wij O.-L.-Vrouw te Lennik; Sint-Gertrudis te Ternat; Sint-Niklaas te Gooik; enz. Voortgaande op die gegevens menen wij dat Sint-Katelijne-Lombeek in 1112 nog niet bestond, zelfs niet als afhankelijkheid. De drie paro-chies hebben immer samengehoord tot één geheel. Waarom zou het alta-re de Lombeccha in 1112 zelfstandig zijn geweest en er later als afhanke-lijkheid hebben moeten naar terugkeren? Alles wijst uit dat Sint-Katelijne-Lombeek de laatste van de drie parochies is geweest. Te Wambeek kennen wij in het begin van de 12e eeuw reeds een oud geslacht de Wambeke. De oudst gekende is Gosuinus, die in 1111 de oorkonde van hertog Godfried ondertekent waardoor de abdij Affligem wordt bevestigd in het bezit van het groot hof de I'Ausele in Waals-

— 364 —

Brabant. Opder de getuigen komen barones, liberi et servi voor. Gozui-nus de Wambeke staat op de vierde plaats, vóór Gozuinus de Lovanio en Franco castellanus (27). Dit houdt in dat hij onder de liberi mag worden geplaatst. Wij hebben de indruk dat de de Wambeke in de vroegste periode van het hertogdom een voorname plaats innamen en zij geleidelijk werden verdrongen door de Wezemaal's, eens die hun intrede deden in het do-mein. In vn. oorkonde volgt Arnulfus dapifer, te vereenzelvigen met Ar-noud 1 van Wezemaal, op de achtste plaats. Wij mogen aannemen dat vn. Arnoldus alsdan nog onder de ministe-riales van de hertog wordt gerekend, terwijl Gosuinus de Wambeke de rang van liberus geniet. In die periode staan de de Wambeke o.i. nog op gelijke voet van de de Lenneca; rang overeenstemmend met het domein. Een opvolger, Gerbodo de Wambeke, waarover verder, blijkt rond 1173-1184 door het bezit van een derde van de tienden het Personaat van Wambeek te hebben bezeten. Wij mogen derhalve de de Wambeke aanzien als de plaatselijke heren in de 11e-12e eeuw vóór het verschijnen van de heren van Wezemaal.

HOE, WANNEER EN WAAR ONTSTONDEN DE DRIE PARO-CHIES?

Een feit is dat Wambeek de oudste en voornaamste is geweest. Wam-beek wordt reeds vermeld in 877, 897 tot 1059. Daarna verschijnt Ternat als afhankelijkheid en blijkt er van Lombeek nog geen spraak te zijn. Waar de parochie werd gevestigd hebben wij reeds besproken: in een oud merovingisch domein dat afkomstig is uit het erfgoed van Sint-Gertrudis, stichster van de abdij Nijvel. In zijn geheel bekeken is het het domein dat gelegen was tussen drie andere grote domeinen: Lennik, Lie-dekerke en Asse. Indien wij de toponymische verklaring van Nath, ter Nath volgen, nl. ter naad, d.i. bij de grens, zoals J. Lindemans en M. Gysseling voorstaan, dan gaat het om een grensdomein, dat moet wor-den gezien als het laatste domein van de groep Lennik-Gooik die in blok aan Sint-Gertrudis en de abdij Nijvel heeft behoord. Wanneer alleen het accent wordt gelegd op ter naad kan ook worden bedoeld: de grens van het domein Wambeek. Wij durven echter twijfelen aan de verklaring naad-grens, omdat wij ons juist hier bevinden in een nat gebied tussen twee grote beken, zodat het accent best op de bodengesteldheid kan worden gelegd.

(27) E. de Marneffe, Cart. d'Afflighem, p. 36.

 

— 365 —

Bij het antwoorden op de vraag waar de parochie ontstond moet bo-vendien worden gewezen op de bodemgesteldheid van het oudste gedeel-te van het domein: Wambeek. Hier sluiten wij nog aan bij het vruchtbare landbouwareaal van de an-dere delen van de groep domeinen, vanaf het begin als één geheel ver-meld. Hiertegenover vormden Ternat en Lombeek het groot heide- en bos-gebied. Vandaar dat het oud centrum te Wambeek werd gevestigd, te midden van het knooppunt van de twee plaatselijke beken, omringd langs alle zijden door vruchtbare kouters. Hiertegenover boden noch Ternat, noch Lombeek enige kans om uit te groeien tot een oud centrum. Vergeleken met Lennik ging het eerder om een beperkt centrum en kan Wambeek best met Gooik worden vergeleken, niettegenstaande de oppervlakte meer dan het dubbele bedroeg. Wanneer de parochie ontstond is niet zo gemakkelijk te achterhalen. Wij nemen aan dat Lennik de oudste is van de groep, omdat het immer het hoofd van het Diets domein van Nijvel is geweest en teruggaat naar een vicus-parochie. Hiertegenover blijken Gooik en Wambeek eerder villa-domeinparochies te zijn geweest, zoals ook Sint-Martens-Lennik. De plaats van de kerk verwijst duidelijk naar het centrum van een zui-ver landbouwareaal zonder knooppunt van belangrijke wegen. In de oorkonde van 897 is reeds spraak van een capella in het domein Lennik. Wij vereenzelvigden deze met Sint-Martens-Lennik. Wij zijn de mening toegedaan dat wanneer aldaar reeds een capella bestond er ook een dergelijke te Wambeek en Gooik bestond. Het gaat niet op dat in die periode in een groot abdijdomein nog geen parochiekerkje zou heb-ben bestaan. De verbreiding van de villa-kerkjes was zo intens in de 9e eeuw dat er zelfs moest worden geremd door de Capitularia van de Kei-zers. Opgravingen zoals te Neder-Heembeek hebben bewezen dat in zulk klein domein van amper 350 b. er reeds vóór de 9e eeuw een kerkje bestond. A fortiori in een groot domein zoals Wambeek, bovendien een abdijdomein. O.i. hadden wij reeds een kerkje te Wambeek op het einde van de 8e eeuw.

De kerkpatroon is Sint-Remigius, aartsbisschop van Reims. Hij komt eerder zelden voor bij ons. Gregorius van Tours en Flodoardus schrij-ven reeds over hem. De beroemde Hincmar, opvolger van Sint-Remigius, schreef zijn Vita en verhief de relieken in 852. Het komt meer voor dat de verheffing van relieken aanleiding heeft gegeven tot paro-chietitels. Gezien de algemene bekendheid van Sint-Remigius is het

 

— 366 —

moeilijk er een tijdstip aan vast te hechten. Hoe, waarom en wanneer hij te Wambeek werd geintroduceerd kan niet worden achterhaald. Wij vonden geen aanknopingspunt.

Voor het ontstaan van de afhankelijkheid Ternat beschikken wij over de oorkonde van 1112. Dit wil zeggen dat er vóór 1112 een kerkgebouw bestond. J. Lascabanne en J. De Bast vermelden dat volgens de legende de eerste kerk zou gestaan hebben in de Zwaluwput tussen Ternat en Wam-beek. Die kerk zou ontstaan zijn vóór die van Wambeek, Ternat en Lombeek in de 7e eeuw. Er zou een verplaatsing zijn gebeurd (28). Het is een zonderlinge legende, in verband te brengen met de legende van de Kerkberg nabij Koudertaveerne te Asse, waar ook een kerk zou zijn verdwenen. De legende heeft voorzeker een ondergrond. In beide geválen hebben wij met een put te maken: de Zwaluwput te Ternat-Wambeek; de Jodenput te Koudertaveerne, waar klokken verzwolgen liggen. Wij betwijfelen of wij met een verdwenen kerk te maken hebben. Zou het er eerder niet gaan om resten van een verdwenen woonkern uit de romeinse periode? Telkens bevinden wij ons in de buurt van de Ro-meinse baan, de Steenstraat, ook gekend als Duivelsweg. Wij bevinden ons ook dichtbij het zeer oude Semst. Verwonderlijk is ook dat wij er geen bron of kapel, zoals te Asse de Kruisborre, aantreffen als litteken. Wel hebben wij in de buurt het Papenveld onder Wambeek en Ternat, ongetwijfeld oud dotatiegoed van de moederkerk. Wat er ook van weze, de oudste kerk moet steeds onder Wambeek worden gesitueerd.

De kerk van Ternat staat beslist in verband met de Dorpsdries. Deze is voor ons de uitdrukking van de bodemgesteldheid van het grootste deel van Ternat: dries-, heide- en bosgebied. Te gelijker tijd is hij het bindteken met het beperkt koutergebied en het daaropvolgend uit-gestrekt nat meersengebied. De plaats is dus werkelijk ideaal. Wanneer de eerste kerk werd gebouwd kan moeilijk worden bepaald. Wij kunnen ze niet vergelijken met Sint-Martens- tegenover Sint-Kwintens-Lennik, waar beide ongeveer gelijktijdig kunnen zijn. Zij is beslist van een veel later tijdperk dan die van Wambeek. Wij situeren ze in een vroege ontginningsperiode, vóór Sint-Kateli jne-Lom beek , in de 1 le eeuw.

 

(28) J. Lascabanne en J. De Bast, Geschiedkundige schetsen der Kerk en Gemeente Ternath, 2e deel, 1904, blz. 20-21.

—367-- 

J. Lascabanne en Th. Poodt verklaren in hun geschiedenis van Ternat dat 0.-L.-Vrouw de oudste titel is vóór Sint-Gertrudis. J. Lascabanne geeft een tekst van 1502: "de huismeesteres vander prochien van Onser Liever-Vrouwen ter Nath (29). In een dekenaal Visiet van 1572 wordt O.-L.-Vrouw eveneens Ms patrones aangegeven (30). De oudste vermelding van O.-L.-Vrouw als parochietitel komt echter voor in de pauselijke bulle van 1448 ter gelegenheid van de stichting van. de 0.-L.-Vrouwkapelanie in de kapel van Steenvoorde: "quondam ca-pellarn ... de Steen voirt sitam in parochia parochialis ecclesie beate Ma-rie de Nath" (31). Later ontmoeten wij alleen Sint-Gertrudis. Beide had-den een altaar en een kapelanie in de kerk. De Sint-Gertrudiskapelanie dagtekent van 1388; die van O.-L.-Vrouw was ouder, bovendien meer gedoteerd: 15 p. tegenover 10 p. (32). Waarschijnlijk heeft Sint-Gertrudis O.-L.-Vrouw verdrongen in het begin van de 17e eeuw. Op verscheidene plaatsen gebeurde dit alsdan. Het is een tijdsver-schijnsel. De O.-L.-Vrouwtitel staat zeker in verband met de abdij Nijvel, waar ze de patrones van de parochiekerk was. Aldus hebben wij door filiatie O.-L.-Vrouw-Lennik, O.-L.-Vrouw-Lombeek en O.-L.-Vrouw-Ternat gekend. Wanneer wij het altare de Lombecha van 1112 niet vereenzelvigen met Sint-Katelijne-Lombeek moeten wij het ontstaan van deze afhankelijk-heid eerst in de 12e eeuw plaatsen. In die periode groeide de oude dries-kern uit door ontginningen van de Heide. Lombeek kan worden vergele-ken met Sint-Ulriks-Kapelle (1145).

HET VERDER VERLOOP

Wij onderscheiden vanaf de 12e eeuw duidelijk twee delen in de oude villa Wambacense: 1. het parochiaal bezit; 2. het domaniaal bezit. De abdij overkoepelt nog altijd het geheel, maar in los verband. De structu-ren veranderen. Wanneer tijdens de domaniale periode het kapittel het geheel regisseerde als een inherent deel van zijn bestaansmogelijkheden, al dan niet met de inmenging van de lekenabdissen, dan treden in de 12e eeuw lekenheren naar voor om geleidelijk de plaats in te nemen in de wereldlijke bezittingen. Wordt het parochiaal bezit beslecht in het voor-deel-van het kapittel in 1112 dan dringen zich in de loop van de 12e en 13e eeuw de heren van Wezemaal op als de heren van het oud domein.

(29) PA. Ternat, nr 2, b. 9. (30) KA., nr 2323, f. 24 r. (31) AHEB., t. 28, p. 473. (32) Reusens, AHEB., t. 28, p. 118.

 

— 368 —

Deze structuurwijzigingen gebeurden niet zonder moeilijkheden en zullen hun nasleep hebben in tal van processen tot op het einde van het oud Regiem. Wij delen derhalve dit hoofdstuk in in twee grote delen: het parochi-aal en het domaniaal bezit.

1. HET PAROCHIAAL BEZIT.

Dit bestaat in hoofdzaak uit het Personaat en het bezit van de tien-den. Oorspronkelijk hebben beide één geheel gevormd, weliswaar onder scheiden in drie delen: het bezit van de kerk, van de Armen en de Bedie-naar. Vrij spoedig werden er maar twee grote delen gevormd: liet deel van de bedienaar en het deel van de Kerk en Armen in het bezit van de domeinheer, het kapittel. De uitdrukking hiervan vinden wij terug in het ontstaan van het Personaat, dat het derde deel van de tienden van de bediening verenigt met het dos altaris, de inkomsten van de kerkbedie-ning. De twee andere delen van de tienden dienden voor het levenson-derhoud van het Convent, de gemeenschap van het kapittel, dat te gelijk instond voor de algemene Armenzorg van de abdij, vertegenwoordigd door het Sint-Niklaasgasthuis van Nijvel, dat vanwege de keizers in 877 en 897 het recht op alle tienden in de Nijvelse domeinen had verkregen. In de loop van de tijden wordt dit recht maar al te dikwijls verzwegen, zodat het kapittel optreedt als algeheel bezitter. Naar deze algemene toestanden wordt immer verwezen in de latere betwistingen en procesbundels. De data 877, 897, 1059, 1112 en 1136 zijn de klassieke referenties tijdens de vele moeilijkheden tussen het ka-pittel en de plaatselijke belanghebbenden. Wij maken derhalve een onderscheid tussen het Personaat en de ka-pitteltienden.

1. HET PERSONAAT.

Door Personaat wordt verstaan dat de bediening van de kerk of paro-chie in handen was van een privaat persoon. Bisschop Odo van Kame-rijk heft het op in 1112 en maakt de ecclesia van Wambeek samen met andere Nijvelse altaria er vrij van op verzoek van abdis Richeta. "Alta-ria, quae hactenus per personas ternuerant, jam omnino absque perso-nis libero ecclesiae (Nivellensi) trado", zegt de bisschop. Deze tekst houdt in dat de parochie Wambeek tot vóór 1112 in privaat bezit was. Privaat bezit doet in die tijd op de eerste plaats denken aan lekenbezit, daar de Concilies van de grote Gregoriaanse Hervorming van de vorige eeuw vooral hiertegen reageerden.

— 369 —

Te Wambeek zijn er twee mogelijkheden: het Personaat was in han-den of van een plaatselijk belanghebbend heer of van de lekenabdissen en hun opvolgers, zoals wij het te Lennik vaststellen, waar abdis Oda niet zonder tegenstribbelen aan haar Personaat verzaakt tussen 1120 en 1126. Te Wambeek is er twijfel wie van de twee het Personaat bezat. Daar abdis Richeta III zelf de aanvraag doet is het onwaarschijnlijk dat ze het Personaat persoonlijk bezat. Het is niet uitgesloten dat het plaatselijk ridderlijk geslacht de Wambeke het bezat. Door een niet gedateerd vonnis van Willem, aartsbisschop van Reims, gedelegeerd door de Romeinse Curie, vernemen wij dat Gerbodo wordt ontheven van het derde deel van de tienden van Wambeek ten voordele van de proost van het kapittel van Nijvel, Nicolaus, die meteen de eccle-sia van Wambeek verwerft. Deze oorkonde vergt nadere verklaring. Het gaat er ongetwijfeld om een proces tussen het kapittel en Gerbo-do, dat een hele tijd en een procedure in beslag moet hebben genomen. Vooraleer dergelijke zaak te Rome aanhangig wordt gemaakt moet de lijn langs de instanties van Kamerijk en Reims worden getrokken. Wij bezitten slechts de titel en de slot formule van het vonnis in drie verschillende versies. De eerste versie komt voor in het Cartularium 1 van de abdij Nijvel (33); de andere twee in de twee procesbundels van Lombeek van 1660 (34). Wij volgen de versie van het tweede procesbundel omdat ze nauwkeu-rig er is. Wij vernemen dat volgens een niet gedateerde brief van Willem, aarts-bisschop van Reims, legatus apostolicus in de zaak, "dat seker derde paert ende district vander thiende der kercke van Wambeke is aengewe-sen geweest aen Nicolaus, proost van Nyvele, his verbis: Nicolaus, pre-positus Nivellensis, et GERBODO MILES super TERCIA PARTE DE-CIME de Wambeke et TRACTU (35) ejusdem decime et DOTE que ad ECCLESIAM ejusdem ville pertinere dicebantur.

(33) RAB. KA., nr 1417, f. 13 v. (34) Idem, nr 2060. (35) In de tekst van het eerste proces lezen wij braxtu in plaats van tractu. Dit is stellig een foutieve lezing. Tractus komt regelmatig voor in verband met decima in de 12e eeuw. (Zie Ducange, Glossarium, t. VIII, p. 145-146). Wij lezen er ook: cum brax-tu zonder koppeling met decima. Item cum dote met weglating van "que ad eccle-siam ejusdem ville (pertinere dicebantur). Deze schrijfwijzen veranderen de hele contekst. In deze tekst wordt Gerleodomiles niet vernoemd. In het eerste proces gaat het tussen de pastoor van Lombeek, de heer van Kru-kenborch en de persona van Wambeek enerzijds en het kapittel van Nijvel ander-zijds; in het tweede proces tussen de kerkmeesters van Lombeek en de heer van Krukenborch enerzijds en den persoon van Wambeke anderzijds.

 

— 370 —

Auditis testibus et examinatis predictam terciam partem cum TRAC-TU ET DOTE eideur Nicolao preposito et per eum ECCLESIE SUE ad-judicavinus et confirmamus. Actum per Alexum cancellarium.

Wie zijn de betrokken personen? Aartsbisschop Willem; Nicolaus proost van Nijvel; Gerbodo miles. Aartsbisschop Willem- Reeds in 1660 wist men niet meer welke aarts-bisschop van Reims werd bedoeld en verwees men naar de "Histoire ec-clésiastique des Pays-Bas" van 1614, waarin onder die naam voorkwa-men: Guillaume aux mains blancs, 1202; Guillaume, voordien bisschop van Langres, 1226; Guillaume de Cry, oncle du roi Philippe de Valois, 1328-1334. Eenzelfde moeilijkheid ondervonden A. Wauters, J. Smets en J. Hoe-banx in verband met de tussenkomst van een Willelmus (ook geïdentifi-ceeid als Hugo, kardinaal-priester) tijdens ernstige moeilijkheden van het kapittel in de stad Nijvel, hetzij in 1184, hetzij in 1262-1265 (36). Wij sluiten eerder aan bij 'de versie van J. Smets, die vn. Willeltnus identifi-ceert met Willem, kardinaal-priester met de titel van Sint-Sabina in 1179, omdat rond dezelfde tijd een Gerbodo de Wambeke als getuige optreedt in twee oorkonden van de abdij Affligem van 1173 en 1180 (37). Aartsbisschop van Reims Guillaume aux mains blancs is een gekend personnage in verband met de H. Albertus van Leuven en de moeilijkhe-den bij de benoeming van de bisschoppen van Kamerijk en Doornik (38). Hij leefde ten tijde van Gerbodo de Wambeke. Op basis van de getuigenissen van Gerbodo de Wambeke nemen wij aan dat de oorkonde werd verleend rond 1173-1180. Zulks stemt ook overeen met het verwerven van de twee andere derden van de tienden van Wambeek door de Wezemaal's, zoals later in de procesbundels van 1660 wordt beweerd. Hierover verder meer. Gerbodo miles - Zoals reeds werd gezegd kennen wij Gerbodo door twee oorkonden van de abdij Affligem. In 1173 treedt hij op als getuige bij de overdracht van tienden door Walterus de Brussella aan de abdij Affligem. Die overdracht geschiedde in ecclesia de Wambace, alhoewel het ging om tienden gelegen te Anderlecht en Dilbeek (38a). In 1180 is hij getuige bij de schenking van goederen aan dezelfde abdij door domina Olympias, non te Groot-Bijgaarden en nicht van Walteru.s. de A.. Hij tekent telkens: Gerbodo de Wambeke (38b). (36) J. Hoebanx, L'Abbaye de Nivelles des origines au 14e siècle, p.279-28I, n. 9• (37) E. de Marneffe, o.c., p. 227 en 249. (38) E. de Moreau, Histoire de l'Eglise en Belgique, t. III, p. 86, 103, 105-108. (38a) E. de Marneffe, o.c., p. 227. (38b) Idem, o.c., p. 249.

—371 —

In 1184 is Gerbodo de Wambec nog getuige bij de schenking van het domein van Sint-Aichard te Strijtem aan de abdij Ninove (39). Alhoewel in de hier besproken tekst niets wordt gezegd over de ver-houding Gerbodo-Nicolaus is het duidelijk dat het er gaat om de be-twisting van het bezit van het derde deel van de tienden van Wambeek niet al wat erbij hoort. Door de uitspraak van de aartsbisschop wordt proost Nicolaus ervan in het bezit gesteld en Gerbodo ervan beroofd.

Nicolaus, prepositus Nivellensis - J. Hoebanx vermeldt Nicolaus proost van 1176 tot 1192 en Nicolaus II, proost van 1222 tot 1226. Nico-laus I was ook aartsdiaken van Kamerijk (40). Wij opteren voor Nico-laus I omdat hij past bij Gerbodo de Wambeke en als aartsdiaken van Kamerijk op de geschikte plaats kon staan om dit derde deel van de tien-den van Wambeek met het er bijhorend Personaat te verwerven. O.i. passen Willem, Nicolaus en Gerbodo in de periode 1173-1184. Vooral de inhoud van de oorkonde is interessant.

Wij hebben reeds gezegd dat het om een belangrijke zaak moest gaan om ze tot voor de Romeinse Cure te brengen en deze laatste er de aarts-bisschop van Reims mede gelastte, vemoedelijk omdat het vonnis van de bisschop van Kamerijk door één van de partijen niet werd aanvaard. De aanlegger van het geding en geinteresseerde is zeker het kapittel van Nijvel geweest. In dezelfde periode zien wij ook dat de hertogen van Brabant in be-roep gaan te Reims voor een analoog geval, nl. het bezit van het Perso-naat van Overijse, nadat de bisschop van Kamerijk het tot zich had ge-trokken tussen 1147 en 1197. Te Reims wordt hen vn Personaat even-eens toegewezen (41). Waarover ging het? Ongetwijfeld om het bezit van het Personaat van Wambeek. Daarom hebben wij de woorden: "super TERCIA parte de-cime de Wambeke ET TRACTU ejusdem decime ET DOTE que ad ec-clesiam ejusdem ville pertinere dicebantur", onderlijnd. Tercia parte. Door de procesbundels van 1660 weten wij dat dit derde deel immer werd vereenzelvigd met het deel verbonden aan het Perso-naat van Wambeek; niet van Ternat of Lombeek, doorheen de eeuwen steeds aangezien als delen van het ene Personaat Wambeek. Hoe eigen-aardig ook, spijt de onafhankelijkheid van Ternat en Lombeek sinds de 13e-eeuw, zo parochiaal als wereldlijk, het Personaat bleef onverdeeld voortbestaan tot aan de Franse Revolutie. Inherent hieraan waren dit derde deel van de tienden en het dos ecclesiae of het dotatiegoed van de moederkerk.

(39) J.J. De Smet, Chroniques belges, Cart. de Ninove, t. 11, p. 785. Zie ook A. Wau-ters, Env., t. I, p. 400. (40) J. Hoebanx, o.c., p. 333. (41) Zie Het Parochiewezen, dl. 17, Overijse. 

- 372-

Et tractu ejusdem decime - Het woord tractus kernt zcldcn voar ¡11 de oorkonden van bij ons. Ducange geeft een aantal tcksten voor l;raiikrijk (42). Na de 12e eeuw verdwijnt het. Ducange. geeft al~ omschrijving: tractus decime i11 agris et cul turis; tractus decime per singulos annos; tres tractus s1111t in parocliia · tract . d · , /IS carro ectmae. Tractus betekent aldus: het tiende district of de ticndewijk die d . d . d f , l 001 e tien ~~e fer of - steker zelf in de tiendcschuur wordt sametlgebracllt en dat h1J c?.ntractueel van jaar t~t jaar verhuurt. Deze verklaring past zeer goed b1J het Personaat. Het is de pastor primitivus zelf de 1 t. d . d · , a ere persona, ie e tienden rechtstreeks int of ter plaatse verhuurt zoal d meeste pastoors het later nog doen. ' s e Dit derde deel is dus, rechtstreeks verbonden aan de bediení d e z d d mg, e ure. o oen e wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de t\\ ee der?.en van he~ kapittel, \\ aarover ver der, en het deel van de bedienaar. W1J stellen dit vast door het in eeuwigdurend cijnsleen uitgeven ~an de twee derden .van bet kapittel aan de heren van Wezemaal en het ~:;er rechtstreeks. 1nne_n ~an bet derde deel van het Personaat tot aan ranse Revolutìe. Dit is een bevestiging van onze stelling. :t ~ote que ad eccle~iam ejusdem ville {pertinere dicebantur) - Deze ~eetst,: aat zo~der de. mmste twijfel op het dos ecclesiae Wambacense of . a are. Dit doranegoeo kennen wij nog in latere tijden. Het gaat er immer om 12 bunder of de k li · d k k oorspron e ijke mansus als dotatiegoed aan e er toegekend vanaf de o· de tijden b d oorsprong. re 12 bunder bleven doorheen ewaar en hoorden · het P immer tot aan de Franse Revolutie aan ersonaat. In de R 11 1629-1630 l . ece e et revenus du Persona! de Wambeke van en atere jaren kom · k en immer als hoof ddelen van de inernsten van het Personaat t b . de tienden toebeh d wee ru rieken voor: 1. de derde schoof van gelegen te Wamb~;~n(4;:n het Personaat; 2. 12 bunder land in één stuk Wanneer wij "tercia pars d . . eiusdem ecclesiae" b ecime, et tractu ejusdem decime, et dole schoppelijk vonnis ~~me~ ~ndelen dan wordt de slotzin van het bisProost Niklaas wordt ~ar,b n : et per eum ecc!esie st1.e adjudicavi111i1s. en haar bediening. e ezitter van de ecclesia, van dc parochiekcrk

 

Hoe moeten wij tenslotte de verhouding Gerbodo-Nïcolaus zien? Volgens onze interpretatie van voorgaande teksten zou proost Nicolaus de plaats van Gerbodo als persona personatus hebben ingenomen na een langdurige bet wisting. Maar zo eenvoudig lij kt de zaak niet. Wij staan in 1112 voor het feit dat bisschop Odo her Personaat afschaft en de ecclesia vrijmaakt. Werd hieraan geen gevolg gegeven? Blij kbaar niet, want rond 1173-1180 moet het kapittel nog alujd in beroep gaan tot in Reims om één van zijn leden, de proost, te laten aanstellen als persona en tot aan de Franse Revolutie blijft het Personaat van Wambeek voortbestaan. Dit is niet alleen te Wambeek het geval, maar in de meeste parochies, waar het kapittel de domeinheer was. Personaat en domeinbezit gaan voor Nijvel doorgaans samen. Geen vreemden in eigen domeinen. Daarom werd meestal iemand uit eigen midden als persona aangesteld.

 

Hoe was het mogelijk dat men met Gerbodo van Wambeek zulke moeilijkheden had? Wij zien geen andere uitweg dan het onderscheid dat de juristen in 1660 maken ter gelegenheid van de processen tegen het kapittel: do,ninus utilis= het kapittel; dominus censuarius= Gerbodo van Wambeek. Dit rechtskundig onderscheid gold in elk geval t.o. v. de heren van \A/ezemaal, in het bezit van de twee andere delen van de tienden. Waaron1 het njet toepassen op Gerbodo, vermits de toekenning van die twee derden in dezelfde periode als de aanstelling van proost Nicolaus in de plaats van Gerbodo gebeurde? Wat wordt bedoeld door dominus utilis en dom1nus censuarius? Dominus utilis heeft voor de juristen in 1660 dezelfde betekenis als dorninus fundi, de grondheer; in dit geval: de kerkheer, zoais ze de tit el in 1660 omschrijven: den oppersten pastoir originarii,s; prùnar,us seu primitivus der prochie van Wambeke. Prochiekercke is gelijk aan altare, het beneficie pastorael. Van outs is er donatie ende unie per¡Jetuele van de vs prochie aent capiltel, zonder onderscheid voor Ternat en Lo1nbeek, filiae/ekercken (44). Om dit te verstaan \Vordt beroep gedaan op de oorkonden van 877, 897, 1059, 1112, 1136 en ... die van aartsbisschop Willelmus van Reims. Het is een steekspel van juridische ''finesses'' voor ingewijden. Hiertegenover waren de Wezemaal's, t Serclaes, de Fourneau, de Tyras, -de Iatere dorpsheren en opvolgers van Gerbodo de Wa111beke, de bezitters van de kapitteltienden, de domini censuarii, die die tienden in eeuwigdurend cijnsleen bezaten

 

(44) RAB. KA .• nr 2060



Een kerk in de Zwaluwput in Sempst in 1112

In 1112 was er reeds een eerste kerk in Ternat, toen nog Nath genoemd. Dat blijkt uit een oorkonde van bisschop Odo van Kamerijk. In Wambeek was er al eeuwen een “altaar” voor de eredienst. Maar in de oorkonde van 1112 spreekt de bisschop ook over “altare de Wambeccha cum appenditio Nath”.  “Nath, aanhangsel van Wambeek mocht niet worden verwaarloosd", stelde de bisschop.

 

Volgens pastoor Lascabanne, die in 1902 en 1904, samen met De Bast, zijn geschiedenis van de gemeente en de parochie Ternat, uitgaf, was het “altaar” of de “kerk” – volgens mondelinge overlevering - gelegen aan de Zwaluwput. De kerkfabriek had daar een stuk grond, dat onlangs werd verkocht. Deze grond is gelegen op de plaats waar de oude Sempstweg, die het kasteel Kruikenburg met Wambeek verbond, en de Kruisstraat, die de nederzetting met de oude Romeinse heirbaan verbond, samenkomen. Op de Ferrariskaart van de 18de eeuw zie je dat hier dan enkele huizen en een vierkanthoeve staan.

 

Sempst wordt ook beschouwd als de eerste Ternatse nederzetting, verbonden met de Romeinse heirbaan

Dat de straat Kruisstraat werd genoemd bevestigt dat er op de hoogte van Sempst aan de Zwaluwput een kruis en altaar stond. De plaats wordt nog steeds door de bewoners “de zwolmput” genoemd.

Wambeccha cum appenditio Nath


Reeds in 1112 wordt er binnen het oude Wambeek een tweede bewoningskern vermeld, die de naam „Nath" droeg. Vanuit de parochiale kerk van Wambeek worden er ook in Nath erediensten verzekerd: "altare de Wambeccha cum appenditio Nath" staat in een akte van bisschop Odo van Kamerijk. 

Het duurt tot in 1243 vooraleer in het dorp Nath een zelfstandige parochie komt onder de hoede van O.-L.-Vrouw (pas in 1500 wordt Sint-Gertrudis de patroonheilige). Even later groeide een derde nederzetting aan de Lombeek. Zoals de meeste parochies die bij het einde van 12de-, begin l3de eeuw ontstonden, werd de H. Katharina als patrones aangenomen, zodat de benaming St.-Katharina Lombeek ontstond.


De kerkdeur van 1334


Volgens Lascabanne&De Bast is één van de deuren van de pastorie een oude kerkdeur in dik eikenhout met daarop een ijzeren plaat met een ring die als handvat dient . Die draagt het jaartal 1334. De deur zelf draagt het jaartal 1709. Dat zou bevestigen dat er al in 1334 een kerk was in Ternath. Het jaartal op de plaat is aangeduid met één arabisch en verder romeinse cijfers: 9ccccxxxIIII of 9+400+30+4=1334


De Wezemaels


Bij het begin van de 13de eeuw drongen de Heren van Wezemaal het oude domein Wambeek binnen, hierin gesteund door de hertog van Brabant, die de toenemende macht van de abdij van Nijvel met lede ogen aanzag. Zij zullen er later de Kruikenburcht bouwen.

Op het einde van de 13de eeuw was het blok tot een zelfstandige meierij (gebied met meerdere dorpen onder het gezag van een meier of schout, afgevaardigde van de hertog) uitgegroeid. Toen ook werden de verhoudingen geregeld tussen de heer en zijn „dorpsmannen" in de dorpskeure van de meierij van Wambeek, die Jan I „bider gratien gods hertoge van lotrik e van brabant ende van lymborch" bekrachtigde. Deze dorpskeure werd in 1417 herzien ingevolge het brouwen van bier met hop.

In 1662 wordt Kruikenburg, de heerlijkheid van de Fourneau een graafschap.

(Bronnen : H.J. Herpelinck, De heren van Kruikenburg, De Memoires van een dorp en De drie gemeenten )