Meiseniers 

Eeuwenlang trokken vele van onze voorouders naar Grimbergen om er hun meisenierschap te bewijzen. Dat het voor hen heel wat betekende om als meisenier erkend te worden kunnen we afleiden uit het feit dat we in de archieven vele duizenden registraties aantreffen.

De oorsprong van de ‘maiseniedelieden’ (zoals ze genoteerd werden in de oudste teksten), gaat terug tot de vroege middeleeuwen, en meer bepaald de 12e eeuw. Dit is de periode dat het hertogdom Brabant vorm kreeg en ook het moment dat de heren van Grimbergen op het toppunt stonden van hun machtspositie. We lezen in de ‘dictionaire du moyen Français’ volgende definitie voor het woord ‘maisnie’: « une compagnie qui entoure quelqu’un / en particulier compagnie ordinaire d’un grand personnage". Vrij vertaald kan men dus zeggen dat de meiseniers kunnen beschouwd worden als landlieden die, in ruil voor zekere voorrechten in (militaire) dienst stonden van een Heer. In 1159, na het beëindigen van de ‘Grimbergse oorlog’, is er meer dan waarschijnlijk een overeenkomst opgemaakt tussen de Hertog van Brabant en de heren van Grimbergen waarin de rechten van beider meiseniers opgenomen werden. In 1256 werd tussen Godfried II van Perwez en Leon II van Aa (heren van Grimbergen) enerzijds en Hendrik III, Hertog van Brabant anderzijds “mits de veranderinge van tyt” een charter opgemaakt “daer by het voorgaende is geconfirmeert ende boven dien gestipuleert dat d’officieren nochte de colfdragers van den hertogh van Brabant egeen gesagh en sullen moeghen hebben in den lande van Grymberghen in wat saken het selve soude moeghen wesen dan onder andere ten opsichte van de meyssioniermannen des hertoghs…” [1]. We lezen dus dat er reeds een vroegere overeenkomst opgemaakt was en dat deze in de loop der tijden herbevestigd werd door de nieuwe heersers. 

VOORRECHTEN

Aan dit statuut waren enkele voorrechten verbonden. De voornaamste waren de vrijstelling van tol over heel het Hertogdom Brabant, vrijstelling van “dode hand” (dwz dat hij of zij geen successietaksen diende te betalen bij het overlijden van een familielid), en de vrijstelling van karweien. Daarenboven genoten zij het recht om alleen gevonnist te worden voor de eigen schepenbank, waar ook het aangeklaagde misdrijf moge gebeurd zijn. De Heren van Grimbergen hadden op hun beurt het recht om gratie te verlenen aan hun meisenier. Hij moest eerst wel een verzoek indienen waarna de gratie mogelijks volgde. De gratieverlening werd genoteerd in een remissiebrief, waarin ook een volledig relaas van het aangeklaagde misdrijf in detail opgenomen werd. Voorwaarde voor de gratie (remissie) was de betaling van een vergoeding aan de Heer en aan de erfgenamen van het slachtoffer, de zogenaamde ‘zoeninge’. Het meiseniersrecht was een erfelijk (‘van wettigen bedde ende meyssionierdebloede geboeren”), en individueel recht dat verviel bij overlijden van de meisenier [4]. 

BRON  https://www.de-meiseniers.be/demeiseniers.html

Frans Cornelis heeft in zijn boek over Sint-Katherina-Lombeek een lijst van de Lombeekse meiseniers 

Ook in het boek over de Ternatse geslachten van Freddy Verdoodt wordt er telkens bij families naar verwezen

CORTVRIENDT  Oud Wambeeks pachtersgeslacht dat ook heel wat meiseniers leverde en nog steeds menige naamdragers heeft. Zoals zal blijken, werd de familienaam op verschillende wijzen geschreven. De familie situeerde zich voor het grootste deel in Wambeek.

I. JAN CUERTVRINDT 1, x Joanna Willems, leefden in de 16e eeuw

Via meiseniersbrieven hebben we ook dit stamboomfragment kunnen opstellen.

I. JOOS CEUPPENS, x Cathelijne Meerts, vanwie:

II. JAN CEUPPENS, meis. in 1660 1; x Joanna (-Catharina) VERHASSELT (=), pachters te Zellik

DE VOS : zie ook Roesems. Familienaam die zowat overal zijn oorsprong kan vinden, zowel gebaseerd op het uiterlijk van de persoon of op de slimheid. De oudste meiseniers in deze familie komen we begin 16e eeuw tegen in de streek van Grimbergen. We vonden hier maar één meisenier terug: Jan de Vos, meis. in 17171, z.v. Nicolaes en Cathelijne Bogaerts, wonend te W.

DE LEENER : zie ook Baussens. Oud meiseniersgeslacht dat zijn bakermat heeft in de streek van Lennik en St-Anna-Pede. Oorspronkelijk was de familienaam “de Leenheere”. In de 17e eeuw komen we hier volgende naamdragers tegen: I. ZEGER DE LEENEER, x (T. 1657) Josina ROGGHE (=), vanwie te L.:

DE TROCH  Dit geslacht is één der interessantste van groot Ternat door de eeuwen heen. Het is een meiseniersgeslacht dat hier nog veelvuldig voorkomt en waarvan de familienaam zeker niet met uitsterven bedreigd is. Veel mannelijke naamdragers waren voorname pachters en de dochters werden meestal uitgehuwelijkt aan zonen van andere voorname families. De bijzonderste tak was toch deze van het Vroonhof te Wambeek (brouwerij De Troch) waar ze al ongeveer 400 jaar eigenaar van zijn, en waar de graven von Goëss in Karinthië van afstammen.

I. JAN DE TROCH, geboren begin 16e eeuw, vader van:

1. Philips, volgt II;

2. Nicolaes, meis. in 1568, molenaar op de Voordemolen te S.M.B.;

3. (waarschijnlijk) Maria, x Joos CRICKE, z.v. Jan en Maria T’Serclaes (d.v. Jan en Heylken

Rombouts te S.M.B.).

II. PHILIPS DE TROCH, meis. in 1568 samen met zijn broer en toen pachter te Itterbeek; x Lysbeth

DOOMS

De familienaam werd op verschillende wijzen geschreven zoals zal blijken uit deze genealogische schets. Dit geslacht is afkomstig van Merchtem. In 1575 vinden we er Peeter en Antoon Dooms als meisenier (zonen van Peeter) en in 1595 Jan Doms, z.v. Claes en Maeycken Buelens, alsook Hans Doms, z.v. Jan en Kathelijne de Neve.

FAES

Oud geslacht dat hier rond 1500 al gevestigd was zoals blijkt uit de oudste meiseniersbrieven.

I. JAN FAES, † vóór 1543,

GEEROMS

Oud geslacht afkomstig van Merchtem, eerst uitgeweken naar Wambeek en enkele jaren later naar Pamel zoals we kunnen afleiden uit de meiseniersbrieven.

KEYMOLEN

Oud meiseniersgeslacht dat we hier van in de 16e eeuw kunnen volgen. Ze waren vooral gevestigd te L.

I. JAN CAEYMOELEN, x Elisabeth DE WEVER (=), vanwie:

II. JAN CAEYMOLEN, meis. in 1601 , wonend te L.

KIEKENS

Oud Ternats geslacht waaronder heel wat meiseniers. Leeft hier en omstreken nog steeds voort.

EERSTE TAK

I. JAN KIEKENS, x Margaretha de Neefve, vanwie o.a. te T.:

1. Jan, volgt II;

2. Gillis, °T. 1591, meis. in 16101;

3. Barbara, cit. 1631 als doopmeter.

MAES

Oud meiseniersgeslacht dat we heden nog zowat overal tegenkomen. Het is best mogelijk dat men in

groot Ternat met eenzelfde stamvader te maken heeft.

NAGELS

Dankzij de meiseniersbrieven konden we van deze familie een korte genealogische schets samenstellen, onder voorbehoud. Allen woonden te T.

I. PEETER NAGELS, † vóór 1511, ...

RASPOET : zie ook Aelbrechts, Leyssens. Ook hier hebben we te maken met een oud meiseniersgeslacht dat afkomstig is – begon 16e eeuw – uit Brussel waar de familienaam nog “Ranspoet” was. Een Jacob RANSPOET werd er in 1497 aanvaard in het Roodenbeke-geslacht1.

ROGGHE (Rogge)

We hebben hier te maken met een landelijk meiseniersgeslacht dat reeds in de 15e eeuw te Ternat was gevestigd en waarvan hier nog talrijke families afstammen, zij het dan vooral in vrouwelijke lijn. De familienaam is eenvoudigweg een verkorting van de voornaam Rodger of Rogier1. In 1310 vinden we reeds een Adam Rogghe terug in een akte betreffende Opwijk: “… datse hierna volghen. Wi mijn her Jan van Moelneem, mijn her Heinrijc van Morseke, Floreins vanden Eeken, Gherart Hacke van Belle, Daneel van Nedervelt, Adam Rogghe, Heinrije die Meier van Opwijc, Willem van den Perre, Jan Wiel, Heinrijc Wiel, Jacob vander Hert, Willem de Clerc, maken cont…”2. Te Asse vinden we in 1356: Gillis Rogghe van der Nuwermolen3.

SEGERS (SEGHERS)

Oud meiseniersgeslacht dat nog wijd verspreid in Ternat en omstreken voortleeft. In groot Ternat was het vooral te Wambeek gevestigd als pachtersfamilie.

SCHOEP

Oud Lombeeks geslacht dat hier rond 1500 al meiseniers kende, wat toen een zeker stand in het dorp betekende.

- Vranck Scoepe, meis. in 1510, z.v. Claes;

- Vranck en Peeter Scoepe, meis. in 1530, zonen van Vranck.

SCHOONJANS : zie ook Arijs, Sneppe. Zeer oud Ternats meiseniersgeslacht dat in de 16e en 17e eeuw tot de voornaamste families van Kruikenburg

behoorde. JOOS SCHOONJANS, meis. in 15891 en schepen van Kruikenburg in 1603; x Joanna de Troch, vanwie te T. ...

SNEPPE

Oude Lombeekse familie die ook de meisenierstraditie in ere hield, wat toch op haar voornaamheid wijst.

SNOECK

Oud meiseniersgeslacht dat zijn vrijbrieven bij de schepenbank van Gaasbeek ging afhalen1. We kennen

Dierick van der Straeten, geheten Snoeck, heer van S.M.B. rond 1457, x Maria Offhuys, waarvan de

naamdragers zeker afstammen.

SPEECKAERT

Oud meiseniersgeslacht uit het Pajottenland. Een Thomaes Speeckaert, z.v. Michiel († vóór 1566) was hier reeds meis. in 1566.

I. JAN SPEECKAERT, x (T. 1719) Barbara FAES (=), vanwie te T.:

II. LENAERT SPEECKAERT, °T. 1725, x (T. 1752) Joanna Peeters, landbouwers op Overnellen

TIMMERMANS

Zeer oud meiseniersgeslacht dat te Ternat en omstreken goed ontwikkeld geraakte, denken we nog maar aan de verschillende brouwerijen.

TAK VAN LOMBEEK

I. JOOS TIMMERMANS, x Cathelijne van Lathem, vanwie o.a.:

1. Andries, volgt II;

2. Goossen, °ca 1619, † L. 12-10-1715 in de ouderdom van 96 jaar !

II. ANDRIES TIMMERMANS, meis. in 16521, schepen van Kruikenburg in 1668, † L. 1670; x (L. 1634)

Anna Agneessens, † L. 1668,

VAN BLIJENBERGH

Oud geslacht dat in de 16de eeuw reeds te Lombeek was gevestigd en ook bij de meiseniersfamilies mag gerekend worden.

VAN CAUWELAERT

Oud meiseniersgeslacht dat hier en in de streek nog steeds heel goed voortleeft. Dankzij de meiseniersbrieven hebben we de eerste generatie kunnen aaneenschakelen.

I. JAN VAN CAULAERT, cit. O.-L.-V.-Lombeek 1557

VAN DER HEYDEN

Sedert de 16e eeuw heeft een oud geslacht – van der Heyden – vaste voet gekregen in Ternat, met een eerste vertegenwoordiger en stamvader te St-Katherina-Lombeek. De bakermat van deze familie is moeilijk te bepalen aangezien er meerdere plaatsen zijn waar de toponiem “Heide” voorkomt. Het is derhalve niet uitgesloten dat er verschillende stammen bestaan en één ervan – bijvoorbeeld – zijn oorsprong kent in Asse-ter-Heide. Wij hebben ons hier beperkt tot de Ternatse stam die (toevallig ?) in Asse begint en tot op heden nog steeds wijd vertakt is, zowel langs mannelijke als vrouwelijke zijde. Het betreft hier een typisch meiseniersgeslacht waar men “van vader op zoon” te Grimbergen meisenierschap ging bewijzen

VAN DER SLACHMOLEN :

zie ook De Koninck, Timmermans, Van de Winckel. Oud Lombeeks meiseniersgeslacht dat hier zeer wijd vertakt geraakte.

VAN DER STEEN

De oorspronkelijke familienaam is VAN DEN STEENE. Hij komt nu nog voor als VAN DEN STEEN. Het betreft hier een zeer oud meiseniersgeslacht dat hier zeker sinds begin 16e eeuw gevestigd was

VAN HEYMBEECK

De familienaam werd zowat op alle wijzen opgetekend zoals Hijembeeck, gewoon Heymbeeck, enz.. Het betreft hier een oud meiseniersgeslacht maar in groot Ternat werd niemand meisenier

VAN LAETHEM (VAN LATHEM)

Zeer oud meiseniersgeslacht dat zich overal in het Pajottenland en ook daarbuiten heeft verspreid. Het vindt zijn oorsprong op het oude Hof te Latem in St-Martens-Lennik. In 1636 werd het zo beschreven: 2 bunder 2 dagwant, “een schoon groot pachthof metten huizingen, schueren ende stallingen … coolhove, boomgaerde..”

WILLEMS (=), vanwie o.a.:

1. Jan, volgt III;

2. Laureys, vader van Joos de Troch, meis. in 15903.

MOERENHOUT

De familienaam was oorspronkelijk “Moernaey” en werd nadien Moernaert en Moernault om uiteindelijk

tot Moerenhout te komen. In de 16e eeuw komen we dit geslacht voor het eerst in onze streek tegen te

St-Kwintens-Lennik als meiseniers waarvan de Ternatse naamdragers vermoedelijk afstammen.

I. WILLEM MOERNAEY, † vóór 1531, vader van:

1. Jan, † vóór 1573, meis. in 15571, vader van:

a) Merten, meis. in 15732 en wonend te St-Kwintens-Lennik;

2. Hendrik, volgt II.

II. HENDRIK MOERNAEY, vader van:

III. JAN MOERNAEY, meis. in 15743. Hij is vermoedelijk te vereenzelvigen met de eerste Moernault te T.

III. JAN MOERNAULT, vader van o.a.:

IV. PEETER MOERNAULT, meis. in 15894 en toen te T. wonend; x Anna NAGELS (=), vanwie o.a.:

1. Nicolaes, meis. in 16085 samen met zijn moeder en dezelfde getuigen;

2. Jan, meis. in 16086; x Barbara DE CONINCK (=), vanwie te T.:

a) Anna, °16237;

3. Joos, volgt V;

4. Louyse, x Pauwel TASSENOY (=).

V. JOOS MOERNAERT, x Geertruyd de Coster, vanwie:

1. Anna, meis. in 16598 en toen wonend te Schepdaal

PLETINCKX

Vermoedelijk afkomstig van O.-L.-V.-Lombeek of Gooik waar er meerdere meiseniers waren in de 18e eeuw.

PUTTAERT

Oud geslacht dat hier in de 16e eeuw reeds talrijke meiseniers telde. Dankzij de getuigen ervan konden we de oudste naamdragers in een stamboomschets gieten. De oorspronkelijke familienaam was de Puttere of van de Putte.

VAN OVERSTRAETEN

Zeer oud geslacht dat tot de zogenaamde “landadel” behoorde, dus grote voorname pachters.1 Ze stammen voorzeker allen af vanop het Hof Overstraete te St-Martens-Lennik. Hun wapenschild laat ons zelfs vermoeden dat ze afstammen – via een bastaard – van de oude hertogen van Brabant. PEETER VAN OVERSTRAETEN, °ca 1560, pachter op het Hof te Latem te Lennik, meis. bij de schepenbank van Gaasbeek, bij brief van 1603 

VAN ROSSEM

Oud Ternats pachtersgeslacht dat hier reeds zeer vroeg was gevestigd en menig meisenier leverde. Zoals de familienaam het zegt, was de stamvader ofwel uit Rossem – gehucht te Wolvertem – of van het Hof te Rossem in Lebbeke.

VAN VAERENBERGH : zie ook De Mesmaecker.

Oud meiseniersgeslacht dat we hier van oudsher in de streek tegenkomen.

VLEMINCKX

Oorspronkelijk was de familienaam de Vleminck. In 1632 wordt Cathelijne de Vleminck meisenier; zij was d.v. Marc en Margriete Plas, en toen reeds weduwe van Everaerd de Cuyper. In de parochieregisters vinden we geen enkele naamdrager terug.

Wapenschild Van der Heyden