Kaaskasteel 

of "boerenzweet"

ONSTAAN VAN 'T BOERENZWEET

 In 1772 waren er ongeveer 1350 inwoners met 269 huizen (13). Tot nog toe hebben we, wat Ternat betreft, nog geen concrete gegevens kunnen terugvinden van brandstichtingen of verwoesting van gewone huizen van de inwoners. Het Steenvoordekasteel en het Overnellenkasteel daarentegen werden door genoemde soldatenbenden verwoest terwijl het kasteeltje "Het Boerenzweet" er zijn oorsprong in vindt.

Op zekere dag viel zo'n krijgsbende Ternat binnen. Ze hadden het op het dorp gemunt want hun aanvoerder ging dadelijk het "gemeentebestuur" op de hoogte brengen van de nieuwe situa-tie. Binnen de 48 uur moest een groot bedrag klaarliggen. De "gemeenteraad" vergaderde hierop onmiddellijk en nog zo vlug mogelijk werden aanslagbrieven naar de inwoners gestuurd waar-op een dringend verzoek stond om vóór 's anderendaags 's middags het gevraagde geld te betalen wat hen was opgelegd. Aldus lag de gevraagde som klaar, maar nu gebeurde er iets heel zonderling: de bendeleider kwam het geld niet afhalen want de bende was spoorloos verdwenen. Wat nu aangevangen met het opgehaalde geld? Men besloot het te gebruiken voor een permanente woning voor de drossaard. Er werd een bouwterrein gekozen maar de bouw van een drossaardwoning viel niet in de smaak van de bevolking, temeer daar het met het geld van hun zweet was. Zij eisten de borgsom terug, maar geen van allen werd verhoord. Het kasteeltje werd gebouwd en dadelijk hadden de boeren er een naam voor: 't Boerenzweet. De laatste drossaard die er woonde was Philip E. ARENTS (14).

Irène D'hoe maakte in 1948 een schoolwerkje over het 18de eeuwse gebouw dat op de hoek van de Tserclaesstraat en de Statiestraat stond. Afgebroken einde 20ste eeuw...





Hieronder de achterzijde van het Kaaskasteel, langs vijver en tuin Ursulinnen

Het Kaaskasteel of 't boerenzweet, Poodt pg 69

'audivi ex majoribus natu'. (Cicéron). — Ik hoorde van mijn ouderen

Gedurende de beroerten der xviiie eeuw had onze provincie en ook onze gemeente Ternath veel te lijden van de doortrekkende troepen der vijandelijke legers welke op onzen grond hunnen twist kwamen volvoeren. Niet alleenlijk roofden die soldaten, meest huurbenden, samenraapsel van het uitschot der maatschappij uit alle gewesten, maar dáár waar zij slechts een enkelen dag legerden, legden zij de bevolking buitengewone oorlogbelasting op, welke goed- of kwaadschiks moest voldaan worden. Derwijze werd Ternath ook dikwijls geslagen.

Zooals wij vroeger zegden, bij dergelijke gelegenheid ontstond de oorlogsrente van 1,133 franks 91 centiemen die wij nog jaarlijks voor Ternath te betalen hebben.

Op zekeren dag viel er onverwachts eene bende soldaten Ternath binnen ; de burgers die op voorhand wisten dát die vreemde gasten niet gemakkelijk te bevredigen waren, begonnen schielijk een sauf qui peut, red wie kan, met de hespen, brooden, bier en andere dranken om ze zorgvuldig te verbergen, want al die spijzen waren voor onze kerels zoo bekoorlijk en onzeker als vleesch in een hondenkot. Zooals ik daar even zegde, nauwelijks waren zij hier binnen of door het hoofd der bende werd het gemeentebestuur bekend gemaakt dat eene zware geldsom binnen de acht-en-veertig uren moest verzameld worden om in handen van den kapitein gestort te worden op straf van plundering. De toenmalige Drossaerd zat niet weinig in zijne benepene schoenen, men kan het lichtelijk gelooven. De wet (raad) vergaderde onmiddellijk en aldus gedwongen, werd het aandeel in de som door eiken belastbaren inwoner te betalen gestemd ; op staanden voet werden de aanslagbrieven rondgestuurd met dringend aanzoek vóór 's anderdaags 's middags het bedrag te voldoen. De inwoners waren morrig, edoch, ieder was nauwkeurig op post en het geld kwam goed binnen. De Drossaerd sprak vreugdevol en met pocherij over de bakermatliefde der ingezetenen. Nu, ondertusschen kraamde de bende op — waarom of waarvoor blijft te raden — en nooit heeft het iemand geweten. Men verwachtte nochtans stellig dat de bevelhebber der bende zich zou aangeboden hebben om de oorlogsschatting op te strijken; het geld lag gereed maar niemand kwam er om. De wet na eenige dagen gewacht te hebben, beraamde eindelijk en besloot dit geld te verbruiken, tot het bouwen eens huizes voor den Drossaerd.

Men kocht te dien einde eenen grond aan op den hoek der Pinnestraat en 's Heerenbaan, ten Oosten van het kasteel Cruyckenbourg gelegen. Nochtans dit beviel den boeren niet, en met rede ! Zij eischten de gestorte som terug maar allen werden onverhoord verwezen. Het kasteeltje werd gebouwd en uit gramschap doopten de boeren het met den naam van « Boerenzweet ». 'Zoolang er een Drossaerd bestaan heeft te Ternath bewoonde deze het «Boerenzweet» de laatste Drossaerd was Philip Emmanuel Arents. Eens moest Arents uitspraak doen over eenen twist tusschen twee boeren opgerezen en waarin de eene zijnen tegenstrever eene oorveeg gegeven had ; om dit feit werd de dader door Arents tot boet van ééne kroon veroordeeld. De boer betaalde al knorrende, doch,... hij filosoofte, zocht naar een gedacht om het den Drossaerd betaald te zetten : Heer Drossaerd, vroeg hij eensklaps, voor eene kroon mag ik diens-volgens iemand eene klets geven Ja was het antwoord. — Ik tik ! klonk het daarop, de boer had den Drossaerd eene klinkende oorveeg gegeven en wierp hem daarbij eene kroon voor de voeten, zeggende : daarmeé is 't betaald. De Drossaerd Arents was een grillig man ; zijne vrouw Anna Louisa Hofmans, bijgenaamd « het pereltje van Maes » maar meer bekend onder den spotnaam van « Mêeken Arents » was rijzig van gestalte en zwartachtig voorkomen, kortom de weerkaatsing heurs grilligen mans. Het Boerenzweet werd rond het jaar 1789 door P. F. Vanderstraeten, hulpmeier, bewoond ; daar deze handel in kaas dreef noemde men hem « de kaasboer » en van lieverlede verdween de benaming van Boerenzweet en werd het kasteeltje nu « Kaaskasteel » geheeten. 

Tijdens de fransche revolutie op het einde der xviiie eeuw als de sansculotten onze dorpen uitplunderden, de kerken sloten, de priesters vervolgden, hielden verschillige priesters zich in het Kaaskasteel verscholen en lazen er de mis in de grootste stilte. In eene akte van verkoop, geboekt in de Schepen Greffie der archieven te Brussel, lezen wij dat dien eigendom door de heer Petrus Poodt aangekocht geweest is in 1793. Na P. Poodt kwam het kaaskasteel aan Karel Moens, vervolgens aan Petrus Moens die het huurde. Na den dood van Karel Moens werd het ten jare 1863 door den heer Vandenheuvel, greffier bij het beroepshof van Brussel aangekocht voor de som van 17,000 franks, Den 16 Februari '1867 werd het voor 31,000 franks weder verkocht aan Mijnheer Meulemeester van Aalst en door Mevrouw de Groef bewoond, tot dat het eindelijk bij koopakte aan Mijnheer Vandenplas, pastoor, toegewezen werd. Nevens het kasteeltje werd een nieuw gebouw opgetrokken welk nu tot klooster der zusters Ursulinnen dient en het vroegere Boerenzweet is er thans eene afhankelijkheid van.