Bellemolen

en sluysvyvers

Kaartenboek Abdij 1727

Bellemolen en Sluysvyvers op de Oostenrijkse kaart van graaf de Ferraris uit 1771

Volgens A. Wauters, in zijn geschiedenis der Environs de Bruxelles(1845-1855) , had de abdij van Afflighem aan de Alphenbeek “une usine” (1), dit is een plaats waar men produceerde met de energie van twee watermolens: de Grootenmolen en het Hoesemoleken, en een oliemolen, die men samen aanduidde als de Bellemolen. Op Wikipedia vinden we dat de belle in de naam zou komen van balie of slagboom (een bojle is in de plaatselijke dialecten een afsluiting/poort van een weide of ook de boordsteen van de straat). Een beetje als in Schellebelle, waar de 'belle' zou afgeleid zijn van het Latijnse ba(cu)liolum, wat 'palissade/omheining' betekent, en verwijzen naar een oude nederzetting. Ook aan onze Alfenbeek zijn er overblijfselen van bewonerskernen van Steenvoorde tot de Bellemolen.

De aanleg ervan schijnt rond het jaar 1149 de overstroming van de stroomopwaarts gelegen weilanden te hebben veroorzaakt. Nadat de ridder Iwain de Lewe (of Denderleeuw) had geklaagd over de schade die hem door de nieuwe molen en zijn sluis was berokkend, werden de abten van Eenham en Ninove en Giselbert van Aalst, gekozen als arbiters en beëindigden het geschil, na de bewoners van de buurt, en vooral de molenaars, gehoord te hebben (1.170). De ridder en zijn broer Guillaume zagen, voor een som geld, af van elke claim, en er werd erkend dat het erfgoed naast de molen eigendom was van de molenaar, die daarvoor met Kerstmis twee keer twee kippen betaalde, de eerste twee aan de burgemeester van Iwain, in Esschene, de tweede aan de abdij. Omstreeks dezelfde tijd kregen de monniken ruzie over het bezit van een ondergelopen weiland, gelegen bij de molen, maar zij beweerden het van de twee broers van Lewe te hebben verkregen en daar bovendien een kanaal te hebben gegraven voor de stroming van water, op uitdrukkelijk bevel van de dorpsbewoners (cogentibus parrochianis de Aeschines) Iwein ging ermee akkoord dat de monniken zelf als rechter optraden in deze zaak en beëindigde tegelijkertijd andere geschilken over de afbakening van hun respectieve eigendommen (28 oktober 1189). Hertog Hendrik I" had de weide tot gemeenschappelijke weide verklaard en in beslag genomen; maar in het jaar 1192, herstelde hij het in het voordeel van het klooster, "ten behoeve van de ridders die "daar zouden worden ontvangen".

Het is nog niet lang geleden dat de prachtige vijvers genaamd de Sluysvyvers, de vijvers van de Sluis, werden omgezet in weilanden; ze bevatten samen 27 bunders en werden van elkaar gescheiden door een dijk, met in het midden een woning die in 1750 en 1752 werd gebouwd om als plezierhuis te dienen voor de monniken van Afflighem.

Verderop verrees de grote boerderij van Ter-Borcht of du Chateau, die ongetwijfeld in principe een feodale woning was; tegen het jaar 1250 stelde Boudewijn van Esschene, ten gunste van het ziekenhuis Saint-Jean, een belasting van 10 sous van Leuven in op de goederen die van Castro zouden zijn, en in april 1307 citeert men in Esschene een Jean de Borch . In de vorige eeuw bezat Afflighem in Esschene onder andere landeigendommen het hof ten Blakkersle, met 37 bunders land, weilanden en moerassen (broeckagie); en de bossen genaamd den Nieuwenbosch en den Jongenbosch, bestaande uit, deze, die ene 17 bunders. Onder de leengoederen van zijn feodale hof bevonden zich t’Hoff ten Eetvelde, die Catherine, dochter van Amelric Boote, als bruidsschat overdroeg aan Walter Pypenpoy, en die vervolgens achtereenvolgens overging: aan hun jongste zoon Giselbert, aan Guillaume, zoon van de voorgaande, aan Giselbert; zoon van Willem; aan Walter Pypenpoy, zoon van Gerard, die het van deze Giselbert kocht; aan Jeanne Pypenpoy, echtgenote van Thierri De Mol, en tenslotte aan Jean Machiels, door aankoop. A. Wauters, pg 313/314

(1) Dès le XIIe siècle, les mots "wisine", "euchine" ou "ochevinne" font leur apparition dans la coutume des Bourgeois de Cambrai ou dans la Charte des comtes de Lille. Ces termes servaient alors à nommer les forges. Sans doute à cause de leur étymologie : ils seraient tous de lointains descendants du latin "ustrina", qui veut dire "brûler". Rapidement, l'usage l'enrichit d'autres significations. Par extension, "usine" servira à désigner, dans le nord et l'est de la France, un lieu où la production est assurée en grande partie grâce à la force motrice hydraulique.

Oospronkelijke tekst A. Wauters - L'abbayed'Afflighem possédait, sur l'Alphen, une grande usine composée de deux moulins à eau : le Grooten molen et le Hoesemoleken, et d'un moulinà huile, que l'on désignait globalement sous le nom de Bellemolen.

Sa construction paraît avoir provoqué, vers l'année 1149, l'inondation des prairies situées en amont. Le chevalier Iwain de Lewe(ou Denderleeuw) s'étant plaint du tort que lui causaient le nouveau moulin et son écluse, les abbés d'Eenham et de Ninove et Giselbert d'Alost fuient choisis pour arbitres et terminèrent la contestation, après avoir entendu les habitants du voisinage, et principalement les meuniers (1 170). Le chevalier et son frère Guillaume renoncèrent, moyennant une somme d'argent, à toute réclamation, et il fut alors reconnu que l'héritage adjacent au moulin était la propriété du meunier, qui payait, de ce chef, à la Noël, deux redevances de deux poules chacune, la première au maire d'Iwain, à Esschene, la seconde à celui de l'abbaye. Vers le même temps, on disputa aux religieux la possession d'une prairie inondée, située près du moulin, mais ils prétendirent l'avoir acquise des deux frères de Lewe, et de plus y avoir creusé un canal pour l'écoulement des eaux, par l'ordre exprès des habitants du village (cogentibus parrochianis de Eschines}. Iwain consentit à ce que l'abbé d'Afflighem fût lui-même juge dans cette affaire, et terminât, par la même occasion, d'autres questions relatives à la délimitation de leurs propriétés respectives (28 octobre 1 189). Le duc Henri I" avait déclaré la prairie une pâture commune, et s'en était emparé; mais, en l'année 1192, il la restitua au couvent, « au profit des chevaliers qui y « seraient reçus. »

Il n'y a pas longtemps qu'on a converti en prairies les magnifiques étangs appelés de Sluys vyvers, les étangs de l'Écluse; ils contenaient ensemble 27 bonniers, et étaient séparés l'un de l'autre par une digue, au milieu de laquelle on trouvait une habitation qui fut construite, en 1750 et 1752, pour servir de maison de plaisance aux religieux d'Afflighem.

Plusenavant, s'élevait la grande ferme de Ter-Borcht ou du Château, qui était sans doute, dans le principe, une habitation féodale; vers l'an 1 250, Baudouin d'Esschene constitua, en faveur de l'hôpital Saint-Jean, un cens de 10 sous de Louvainsurles biens dits de Castro, et, en avril 1307, on cite à Esschene un Jean de Borch. Au siècle dernier, Afflighem possédait encore à Esschene, entre autres propriétés foncières, bet hof ten Blakkersle, avec 37 bonniers de terre, de prés et de marais (broeckagie); etles bois appelés denNieuwenbasch et den Jongenbosch, comprenant, celui-, celui-là 17 bonniers. Parmi les fiefs qui étaient tenus de sa cour féodale, on comptait t'Iioff ten Eetvelde, que Catherine, fille d'Amelric Boote, porta en dot à Walter Pypenpoy, et qui passa ensuite successivement : à leur

fils puîné Giselbert, à Guillaume, fils du précédent, à Giselbert; fils de Guillaume; à Walter Pypenpoy, fils de Gérard, qui l'acheta à ce Giselbert; à Jeanne Pypenpoy, femme de Thierri De Mol, et enfin a Jean Machiels, par achat. DES ENVIRONS DE BRUXELLES. pg 313/314


Dat de imposante Bellemolen in Essene nog heel wat mensen kan intrigeren, bleek tijdens de Erfgoeddag van 2019. De gehele site werd toen uitzonderlijk nog eens opengesteld voor het publiek en kon heel wat bezoekers lokken. Het is daar dat het idee ontstond bij de vier Affligemse Gidsen Ben Vermoesen, Jaak Heytens, Eliane De Stryker en Mieke Verhaege om de geschiedenis van de Bellemolen neer te pennen in een boek. “Die geschiedenis gaat al terug tot 1149”, weet Ben Vermoesen die het geschiedenisdeel van het boek schreef. “De Bellemolen werd al snel één van de grootste en belangrijkste molens van de Abdij van Affligem. De olie- en graanmolen werd aangedreven door het water van de Bellebeek die speciaal twee kilometer werd omgeleid om een groter verval te krijgen. Ondanks het feit dat de molen de laatste twee eeuwen in het bezit kwam van verschillende generaties van de familie Van de Putte, bleef de molenfunctie nog tot 1963 in gebruik.”

Sterrenrestaurant

Nadien volgde een grondige renovatie van het molengebouw en in 1967 opende de Bellemolen als toprestaurant. “Die restauratie werd uitgevoerd door aannemer Jaak Van Sompel in opdracht van architect Ivan Van Ossevelde. Zij gaven een eigen twist aan het interieur van de molen. Tot 2001 werd het hier een sterrenzaak waar de crème de la crème van de Belgische en internationale scène langskwamen. Tot de vaste klanten behoren onder meer leden van de koninklijke familie, verschillende voetbalvedetten en sterren uit de mediawereld”, klinkt het bij de auteurs.

Vandaag (2020) staan alle gebouwen van de Bellemolen opnieuw in de steigers voor een grondige renovatie. Want sinds 2001 stond alles leeg en trad het verval snel toe. Ondertussen is de molen in handen van Flanders Invest Company (FICO). Wat er na de verbouwingen met de molen en de bijgebouwen gaat gebeuren, is nog niet duidelijk.

Op de oude kadasterkaart van Popp van 1842