Busop en Kasteel Liebaert

Boven het Heuverenbos ligt de Linderstock (nr 8), een blok van acht percelen, 10 b. 1 1/2 dw. groot, links van de Lindebeek gelegen. Stok herinnert eveneens aan houtgewas alhier, zegt historicus Jan Verbesselt.

Aan de overkant van de beek hebben wij onderaan de Busop (nrs 5 en 9) en bovenaan het Lindervelt (nr 7), beide reikend tot aan de Schapenbaan. De Linderveldstraat scheidt de twee velden. Qua structuur verschillen ze niet van het Heuverenbosch en de Linderstok.

Ze vormen eenzelfde gebied, waarin wij nog verscheidene grote blok¬ken aantreffen, zelfs een blok van 6 b. De twee grote hofcomplexen van Terlinden, nl. het hof Ter Linden (nrs 25-36), bij Popp Pangaerthof ) en het centraal hof van de wijk Terlinden (kasteeltje nrs 204-206) met zijn bijhorend hof (nrs 209-210), komen ons voor als villae novae, wrs. uit de 12e-13e eeuw, met bijhorende hofvelden. Zij gaan o.i. terug naar de grote ontginningsperiode, waarover door de heren van Wezemaal met de abdij Nijvel lange tijd werd getwist.

Deze twee hoven staan geheel afgezonderd te midden van het land¬schap aan de bronnen van de Lindebeek, een kleine bijloop van de Mo¬lenbeek. Het is niet uitgesloten dat ze tot de oudste ontginningsperiode teruggaan. Ferraris geeft nog een zekere mottevorm onderaan het hof Terlinden, evenwel onder Wambeek gelegen; eveneens een rechthoekige grachtenlijn rond het tweede. Beide vormen verwijzen evenwel naar een laat type (rechthoekig, niet rond).

Treedt Terlinden later op de voorgrond, dan vormde de Busop in de oudste oorkonden één van de hoofdwijken van het groot geheel, zo voor het Personaat als voor de tienden. Terlinden wordt niet vernoemd in de opgave van de tiendewijken in 1362 (14). De Busop strekte zich uit langs weerszijden van de Schapenbaan. Het gebied reikte enerzijds (links) tot aan de Middelgrecht, anderzijds tot tegen Terlinden; bovenaan tot aan het Groot Beuken (de Vijverkens- en Lindeveldstraat), onderaan tot aan de Breembosstraat. De oudste schrijfwijze is Busupe (1362); Buysoppe in 1422. Het Cartularium van 1675 stelt niet minder dan 151 percelen onder de Busop met een oppervlakte van niet minder dan 91 b. 3 dw. 46 r.


Op een figuratieve kaart, opgemaakt door landmeter P.L. De Becker in 1770 zie je hoe het huidige kasteel er toen uitzag

De weg van Hof te Busensype met vijvers en het pachthof ertegenover naar Sirebeke op de kaart van Ferraris (1771-1778). Door de ruilverkaveling moet je nu een ommetje maken. De rode lijn is de nieuwe voetweg.





Cleyne Motte en Neerhof te Busesijpe

In 1595 wordt er voor de Staten van Brabant, de hoogste rechtbank en beroepshof, een proces gevoerd over een betwisting van een openbare verkoop van het Hof te Busesijpe, tussen

Verheylwegen, Jan, priester, bezitter van de kapellanie van Sint-Agatha en Sint-Elisabeth in de kerk van Sint-Goriks te Brussel c. Van den Cleygathe, Nicolaas. Openbare verkoop van de hoeve van Busesijpe, gelegen te Ternat

Copije

Wij meesters [vermoedelijk armmeesters] Symon van Vilvoirden, lees verder hieronder...

Cleyne Motte en Neerhof te Busesijpe

In 1595 wordt er voor de Staten van Brabant een proces gevoerd over een betwisting van een openbare verkoop van het Hof te Busesijpe, tussen

Verheylwegen, Jan, priester, bezitter van de kapellanie van Sint-Agatha en Sint-Elisabeth in de kerk van Sint-Goriks te Brussel c. Van den Cleygathe, Nicolaas. Openbare verkoop van de hoeve van Busesijpe, gelegen te Ternat

Copije

Wij meesters [vermoedelijk armmeesters] Symon van Vilvoirden, Jan

de Wansijn, Guillam Snellinck [ook betrokken bij de hopcultuur in Affligem] ende

Christoffel Van Assche erfflaeten

jonckheeren Beernaert Streynaers

alias Charles, heere van Huldenberge

ende van desen sijnen laethove [https://nl.wikipedia.org/wiki/Laathof_(feodaal_recht)]

gelegen int Overdorp onder die

p[a]rochie van Wambeke als, doen

te weten, ende maecken condt

allen den genen die dese tegenwoor-

dige letteren sullen sien oft hooren

lesen dat opten dach van heden

datum van desen voor ons ende

voor onsten voorgenoemden

geminden heere commen ende

gecompareert sijn in hunnen

propren persoone Nicolaes van den

Cleijgate, als wettich man, ende

momboir [voogd] van Johanna Spapens,

dochter wijlen Godenaerts de

Pape, die hij hadde van wijlen

Clara Ghijsels sijnder huijsvrouwen was

Item Anna Spapens weduwe

wijlen Joes [Johannes] de Caveneer insgelijcx

dochter des voorscreven

Godenaerts Depape ende Marie [vreemd, is hij tweemaal getrouwd met een Ghijsels? Zijn Marie en Clara dan zussen?]

Ghijsels, ende alsoe suster van

vaeder ende moeder vande

voorgenoempde Johanna Spapen,

vuijt crachte ende nae vermoegen

van sekere octroije ons genadichs

heeren des conincx bij de selve

Anna Papen ende wijlen hueren

voernoempden manne tsaemen

alnog en vollen bedde wesende

verworvenen, als oijck den testamente

bij hun beijden gesamenderhandt

dijen volgende gemaeckt , wetende

de selve octroije vander daten

en thiensten dach der maent

van Meije inden jaere duijsent

vijffhonders ende achtentertich

Op de plijcke geteekent [penne]

onder besegelt met eenen grooten

roijen wassen segele. Ende het

voorseijde testament vander daten

int jaer ons heeren duijsent

vijfhondert ende tseventich

inde derthienste indictie [https://nl.wikipedia.org/wiki/Indictie] opten

vijffentwintichsten dach der maent

van Augusto, regnerende onsse

alder heijlichste vader en goede

heer Pius de vijffste paus van dijen

naeme, int vijffste jaer van

sijnder corronatie, gepasseert

voor Gielis Appelman oopenbaer

notaris ons voorgenoempte laeten[hof]

gebleken bij copije authentijck

ondergeteeckent R. de [Vonije – Vorije- niet zeker van de naam maar verandert weinig aan inhoud]

insgelijcx oopenbaer notaris inhoudende

tselve testament dat soe verre

de voorseijde Anna Spapen den

voorgenoempden Joosen de Caneveer

hueren manne geraeckte over

te lenen mette goeden cheijnsen

ende renten bij hem achter te laeten

tsij dat die sijn leengoeden ofte

renten, cheijnsgoeden ofte renten,

Uckelsche goeden ende renten,

oft onder

1633 Akte Notaris in dossier als laatste blad?


Er staat 1665 op een wapensteen en 1670 op een cartouche boven deur van de rechtervleugel.

Van 1700 tot 1715 woedt de Spaanse successieoorlog. Tot in 1713 waren er soldaten gehuisvest in Ternat.

In 1706 wordt iemand van de Prignitzer tak van de Vrijheren von Winterfeldt, als veldmaarschalk en gouverneur of hoogbaljuw te Dendermonde, verheven tot Markies of Markgraaf in de Spaanse adel, en in 1725 tot graaf in de Nederlandse adel. https://de.linkfang.org/wiki/Winterfeld_(Adelsgeschlecht)#D%C3%A4nemark_und_Flandern

De baljuw was als vertegenwoordiger van de (afwezige) vorst de belangrijkste vorstelijke ambtenaar van de het Land van Dendermonde. Tussen 1364 en 1600 kende het Land van Dendermonde 57 baljuws, de gemiddelde ambtsperiode bedroeg aldus vier jaar. Vanaf het jaar 1700 tot het einde van het Ancien Régime hadden de baljuws gewoonlijk een langere ambtstermijn. Sinds de 16e eeuw werd de baljuw gewoonlijk hoogbaljuw of gouverneur genoemd om een onderscheid te maken met de baljuws van lagere leenhoven426.

Markgraaf von Winterfeldt is eigenaar van het domein Busesijpe. Hij verkoopt het in 1728 aan de heer Jan Baptist Pangaerd, die in Brussel woonde en het neerhof met de gronden en vijvers, met uitzondering van de cleyne motte, verhuurde aan Jan Goossens, sone Adriaens, aan 17 gulden per bunder of 467 guldens en 10 stuyvers in totaal, leren ons Lasabanne en De Bast.

In deze tekst wordt ook verwezen naar een akte verleden voor Notaris van der Elst te Wambeke in 1722...

Volgens Akte Notaris Van Goethem te Brussel ...in Lascabanne vermeld.

(1745 beleg van Brussel door de Franschen, tot 1748 brandschattingen.)

Ook in een fiscale lijst van 1767 (hondenbelasting) wordt de heer Pangaerd als eigenaar aangegeven van het "speelgoedt" (cleyne motte) en het neerhof

in Lascabanne

Volgens erfgoed hebben de gevels het aanzicht van de tweede helft 18de eeuw. Pangaerd heeft de Cleyne Motte dus verbouwd tot een speelgoedt. In 1828 had hij zich nog kamers in het Neerhof voorbehouden.

Begin 20ste eeuw Alexander Stuckens, te buzezype

Daarna Baron Liebaert, kasteel ter linden


KASTEEL EN PARK TERLINDEN

Roger Deneef & Jo Wijnant in Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Vlaams-Brobant, Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant

In de 18de eeuw een 'hof van plaisantie' met pachthoeve, omringd door boomgaarden, hopveldjes, moestuinen en een in 'parterres de broderie' verdeelde siertuin; grondig verbouwd rond 1890 en aanleg van een landschappelijk park van 3 hectare met langwerpige vijver en moestuin. Lees verder hieronder...

KASTEEL TERLINDEN

In de 18de eeuw een 'hof van plaisantie' met pachthoeve, omringd door boomgaarden, hopveldjes, moestuinen en een in 'parterres de broderie' verdeelde siertuin; grondig verbouwd rond 1890 en aanleg van een landschappelijk park van 3 hectare met langwerpige vijver en moestuin.

'Huis van plaisantie' en pachthof

Het gehucht Terlinden ligt verscholen in het dal van de Terlindenbeek tussen de kouters ten zuidoosten van het dorpscentrum. Het was oorspronkelijk een leengoed van de Sint-Gertrudisabdij van Nijvel, die er tot het einde van het Ancien Régime ook tiendheffer bleef (1). Het Hof Terlinden (ook Hof ten Buzenzype genoemd) werd in 1727 aangekocht door ridder Jean-Baptiste Pangaert (1698-1748) uit Brussel (2), die het (samen met meer dan 34 bunder grond) verpachtte, maar " 't sijnen behoeve de cleyne motte met waeteringhe daer omme tomme synde" reserveerde. Over welke motte het gaat blijkt niet zo duidelijk uit de Ferrariskaart (1771-1775). Het Hof Terlinden bestaat uit een gebouw met een U-vormig grondplan, een kleiner, langgerekt gebouw (evenwijdig met de middenvleugel van het eerste), een langwerpige vijver in het verlengde van het eerste gebouw, een grote vierkante vijver met een rond eilandje en een L-vormige vijver als zuidelijk eindpunt. Aan de oostkant, tegen het eerste gebouw aan, ligt een tuin; het omhaagde perceeltje aan de westzijde van de gebouwen is mogelijk een hopveldje (cf. infra). Twee grote boomgaarden vormen de rest van de omgeving. Al deze percelen zijn door hagen omgeven. Op of nabij deze omwaterde motte wordt geen gebouw afgebeeld.

Een figuratieve kaart, opgemaakt door landmeter P.L. De Becker in 1770, geeft zonder twijfel een getrouwer beeld van het landgoed. Er worden eveneens twee gebouwen afgebeeld: een pachthof met een L-vormige plattegrond en een heteroclyte, niet zo imposante herenwoning, die door de Pangaerts vermoedelijk als buitenverblijf of 'huis van plaisantie' werd gebruikt, maar één van de pachthofvleugels is ertegen aangebouwd. Dit huis kijkt uit over de "grooten hoff (nr. 1 op de kaart), een omheinde, in acht parterres verdeelde siertuin met kleine rotondes op de kruispunten, en een fontein. Deze siertuin zal vijftig jaar later als perceel 29 (85 are groot) in het kadaster worden opgenomen. Dit is ongetwijfeld ook de kleine motte uit de verkoopakte van 1727, omgracht door twee "savoiren" (vijvers, nr. 3 of eigenlijk wal-grachten), die onderbroken worden door het huis zelf en door een landtong in de lengteas van de parterretuin. Deze landtong leidt naar de "plantagie alwaer de fonteijn in staet", een niet nader gespecificeerd plantsoen met vier langwerpige waterbekkens, waarin de symmetrie van de parterretuin wordt voortgezet. De kaart geeft tal van details: de'broderies' (loofwerk) in de parterres; de zonnewijzer op het kruispunt tegenover de monumentale hoofdingang van het landhuis; de 'bersauw', een met klimplanten begroeide boog (vermoedelijk in latwerk) bij het verlaten van het parterre-eiland, op weg naar de fontein in het plantsoen; de staande wip in het noordoosten van het landgoed. Tussen het herenhuis en het pachthof ligt de "kleijnen hoff", de moestuin, gedeeltelijk ommuurd en uit twee grote bedden bestaande. Het geheel wordt omkaderd door grachten en dreven, zelfs een dubbele langs de zuidoostelijke rand. Pierre-Joseph Pangaert (1735-1780), de toenmalige eigenaar, koesterde grootse plannen; potloodlijntjes verlengen de aanleg in zuidwestelijke richting, doorheen de "grooten vijver" (nr. 5, volgens Ferraris met een eilandje) en de daarachter liggende bossen en weiden. Bij zijn vroegtijdige dood in 1780 trad echter een generatie aan die de regelmatige geometrie van de 18de-eeuwse tuinen voor bekeken hield.

Als in 1823 de Primitieve kadasterkaart wordt opgemaakt, is er van vijvers en motte geen spraak meer. De eerste door het Belgisch kadaster geregistreerde eigenaar van het Hof Terlinden (3) is een

niet nader genoemde Pangaert. Het grondplan van de twee gebouwen stemt overeen met de kaart van De Becker. Het onderscheid tussen pachthof ("gebouw", perceel nr. 31) en herenwoning ("huis", nr. 30) wordt in de kadastrale legger (4) pas vanaf 1843 gemaakt. De twee boomgaarden (percelen 27en 34) en de "hoplochting (perceel 26, 17,5 are) ten westen van het hof stemmen overeen met het beeld op de Ferrariskaart. Tegen één van de gebouwen aan lag nog een tweede, veel kleiner hopveldje (perceel 32, 3 are).

De eerste eigenaar die Terlinden als permanente verblijfplaats gebruikt is een zekere Alexander Stuckens (5). In 1884 laat hij het oude pachthof (6) afbreken. Het resterende gebouw (nr. 30) wordt grondig verbouwd en dwars op de lengterichting van het gebouw wordt een vleugel toegevoegd. De 'hoplochtingen' en moestuintjes (en vermoedelijk ook de mesthopen) ruimen plaats voor een 'lusttuin' van bijna drie hectare. Het Hof Terlinden verliest zijn productiefunctie, maar dit wordt gecompenseerd door de aankoop in 1890 van de boerderij ten noorden van het Hof Terlinden (aan de overzijde van de huidige Liebaertstraat, 200 m noordoostwaarts).

Een vrij complex geheel

In de jaren 1890 wordt het kasteel andermaal grondig verbouwd en wordt ook de pas aangekochte hoeve in een nieuw kleedje gestoken (7). De verbouwing waardoor het kasteel zijn huidige uitzicht kreeg werd waarschijnlijk uitgevoerd rond 1910 (8), in opdracht van de nieuwe eigenaar: Julien Liebaert (1840-1930). Liebaert was het jaar voordien benoemd tot minister van staat, na een 35-jarige loopbaan als (achtereenvolgens) provinciaal raadslid, bestendig afgevaardigde, volksvertegenwoordiger, senator en minister van financiën. Tijdens de oorlogsjaren vergezelde hij de regering naar Le Havre. Enkele maanden voor zijn dood werd hem voor bewezen diensten de titel van baron verleend (9).

In de inventaris van het bouwkundig erfgoed (10) wordt het huidige kasteel eufemistisch omschreven als een " vrij complex geheel', met een verspringende L-vormige plattegrond, baksteenbouw met veel witte steen, soms arduin (negblokken, hoekkettingen, deur- en vensteromlijstingen), een traditioneel rondboogvoordeurtje in tegenstelling tot de monumentale Louis XV-achterdeur naast het kubistisch uitspringende volume van een witgepleisterde kapel met plat dak en spitsboograampjes, een zuilenportiek, een torentje met een ingesnoerd tentdak als verbinding tussen de twee vleugels, trapgevels, talrijke religieuze elementen (Christus aan het kruis, reliëfmedaillons van Sint-Jacob en Sint-Petrus, nis met een laat-gotische madonna, een beeld van een zittende monnik op het dak...) — ongemeen boeiend, maar een nachtmerrie voor kunsthistorici. De twee jaarstenen (1665 en 1670) bieden weinig soelaas, want een deel van het gebruikte materiaal werd vermoedelijk elders gerecupereerd. In 1993 werd een voorstel tot bescherming als monument verworpen, want "De hele architecturale opzet en inrichting [...] schijnen te wijzen op de romantische inborst van een vroegere eigenaar die op basis van elders verzamelde onderdelen in de vorm van een assemblage-architectuur de woning van zijn dromen realiseerde"[\ (1). Was het ooit anders?

Het landschappelijk park

Op de oudste stafkaarten (1865 en 1879) is nog in grote lijnen de Primitieve indeling herkenbaar.

Waar zich in de 18de eeuw de parterretuin bevond, liggen twee langwerpige vijvers, door een dijk gescheiden. Het door Stuckens aangelegde park van 3 hectare, door het kadaster geregistreerd in 1894 (12), is al zichtbaar op de stafkaart van 1891 (ICM, 1894) in de vorm van twee bont gespikkelde vlekken ten oosten van het kasteel (13). De grootste van de twee wordt doorsneden door een rechtstreekse verbinding met het nieuwe pachthof. In het zuidwestelijk gedeelte ligt de moestuin, gedeeltelijk ommuurd, met tegen de muren aangebouwde halve De stafkaart van 1930 geeft nagenoeg de huidige toestand weer: de vijver is gereduceerd tot een lange, smalle, kanaalachtige strook, evenwijdig met de Terlindenbeek. Het grote ovale ringpad vormt zowat de etalage voor de sierbeplantingen - gewone T plataan (Platanus x hispanica), bruine beuk (Fagussylvatica 'AtropuniceaV, treurbeuk (ook de minder courante Fagus sylvatica 'BorneyensisV, witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum), Hollandse linde (Tilia x europaea), hangende zilverlinde (Tilia petiolaris), bontbladige esdoorn (Acer pseudoplatanus 'LeopoldiiV. zilveresdoorn (A. saccharinum), vederesdoorn (A. negundo) en een rariteit: een zomereik met bolstaand blad (Quercus rohur 'CucullataV- Het merendeel werd waarschijnlijk door Liebaert aangeplant, want slechts een drietal bomen hebben stamomtrekken van meer dan 3,5 m.

MERKWAARDIGE BOMEN

(opname 24 juli 2001)

1. treurbeuk (Fagus sylvatica 'BorneyensisV 232

4. zomereik met bolstaand blad (Quercus robur 'CucullataV 253

29. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) - vierstammig, dikste stam 206

NOTEN

(1) HERPELINCK H.J., Ternat. De drie gemeenten, Ternat,

H.J. Herpelinck uitgever, 1999, p. 253-255, waaruit ook het citaat uit het pachtcontract van Pangaert komt.

(2) Over de familie Pangaert, zie: DE STEIN D'ALTENSTEIN I., Annuaire de la noblesse de Belgique (29e

année), Bruxellles, Decq et Duhent, 1875, p. 252-261.

(3) Oude kadastrale legger 212 Ternat, art. 1348.

(4) Oude kadastrale legger 212 Ternat, art. 749.

(5) Oude kadastrale legger 212 Ternat, art. 314.

(6) De afbraak en verbouwingen worden weergegeven in de kadastrale opmetingsschets Ternat 1885 nr. 37.

(7) Kadastrale opmetingsschetsen Ternat, resp. 1894 nr. 12 en 1897 nr, 5.

(8) Kadastrale opmedngsschets Ternat 1910 nr. 24.

(9) Biografische nota in: Nationale Bank. Biografische nota's 1850-1960, Brussel, Nationale Bank van België, 1960, p. 201.

(10) DE MAEGD C, Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 688.

(11) Nota van 20-10-1993 in het archief van Monumenten & Landschappen te Leuven, dossier TERNAT (Ternat): Baron Liebaertstraat - Kasteel Terlinden.

(12) Kadastrale opmetingsschets Ternat 1894, nr. 12.

(13) Nog steeds met de L-vormige plattegrond van her in 1884 afgebroken pachthof




In 1902 publiceren pastoor Lascabanne en schrijver-archivist Jozef De Bast, het eerste deel van hun Geschiedkundige schetsen. Dat deel begint met een beschrijving van een wandeling doorheen de gemeente die vertrekt aan de grens met Sint-Martens-Bodegem op ’s Heerenstraat ( nu Pangaardestraat) en die verder door alle gehuchten loopt. Daarbij worden de prachtige natuur, de kastelen, hoeven en herenhuizen uitvoerig beschreven. Op de oude kadasterkaart van landmeter Popp kun je de wandeling goed volgen, zie historische kaarten op http://www.geopunt.be/

“Laat ons een wandeling maken en de parochie overzien”, zeggen de auteurs. “Vertrekkende van den Ijzerenweg aan de grens van St-Martens-Bodeghem komt men, na eenige minuten de 's Heerenstraat gevolgd te hebben, op het gehucht Terlinden, aan de grens van Schepdael ; dáár, den Monnikberg, het hoogste punt van Ternath (50 meters boven den zeespiegel) geniet men een allerliefste zicht; dit gehucht bevat eenige oude wegen en velden : Lindeveldstraat, Terlindestraat, Pangaardestraat, Predikheerenstraat, enz.; aldaar bevinden zich het oud pachthof der kinderen Rossel met zijnen prachtigen boomgaard van eene hectare en half uitgestrektheid, een echt paradijs waarin de gevederde zangers zich verlustigen ; verder treft men het verrukkend buitengoed aan, bekend als adellijk goed onder den naam van 't hof te Buzenzijpe, bewoond door den heer Alexander Stuckens schoone vijvers, levendige gewassen, bomen, bloemen, kronkelende lustdreven om-ringen het fraaie kasteel.