test

VOOR DE EERSTE WERELDOORLOG

De strijd van de BWP voor het algemeen stemrecht en sociale hervormingen

In 1877 werd - naar Duits sociaal-democratisch model - in Vlaanderen één der eerste socialistische partijen in Europa opgericht: de Vlaamsche Socialistische Arbeiderspartij. De jonge partij had kernen in Gent, Antwerpen en Mechelen. De Brusselse Socialisten onder leiding van Dokter César De Paepe en de jonge marmerbewerker Louis Bertrand stichtten de Parti Socialiste Brabançon. Drie jaar later fusioneerden deze twee groepen tot de Belgische Socialistische Partij, die op haar beurt in 1885 opging in de Belgische Werkliedenpartij, na de aansluiting van Waalse arbeidersverenigingen.

Uit de Brusselse (filosofische) Vrijdenkersbeweging ontstond in 1860 de politieke club Le Peuple, die zou uitgroeien tot de Belgische afdeling van de Internationale Arbeidersassociatie of Eerste Internationale (met Karl Marx). Cesar De Paepe was de bezieler van de vereniging die vooral bestond uit vakarbeiders en nauw aanleunde bij de linkse liberalen, de progressisten of vooruitstrevers. Le Peuple ging zich toeleggen op de socialistische propaganda.

De jonge marmerbewerker Louis Bertrand nam te Brussel de leiding van een aantal beroepsgroepen die zich aaneensloten in een Chambre du Travail of Arbeidskamer, een federatie van arbeidersverenigingen, die pleitte voor het invoeren van een aantal sociale wetten zoals de beperking van vrouwen- en kinderarbeid, de afschaffing van het arbeidsboekje, enz. De beroepsgroepen werkten samen met de progressisten om hun programma te verwezenlijken. Een petitie werd georganiseerd en de progressistische liberale kamerleden maakten zich tot spreekbuis van de sociale wetgeving. Doch zelfs een schuchtere poging om de vrouwen- en kinderarbeid in de mijnen aan banden te leggen, werd door de reactionaire volksvertegenwoordiging afgewezen. Volgens Louis Bertrand moest de arbeidersklasse zich ook op politieke basis v erenigen in een arbeiderspartij.

De BWP oriënteerde zich op de strijd voor algemeen stemrecht, om langs de verovering van een meerderheid in het parlement sociale hervormingen te kunnen realiseren.

Vanaf 1830 regeerde in Belgie de industriele en handeldrijvende bourgeoisie door middel van een parlement dat slechts door een beperkt aantal cijnskiezers was verkozen. Volgens het oorspronkelijke artikel 47 van de Grondwe t werden de Volksvertegenwoordigers verkozen door burgers die de bij de kieswet bepaalde belasting betaalden, met een maximum van 100 en een minimum van 20 gulden. De kieswet voorzag een belasting van 20 tot 30 gulden op het platteland en 80 gulden te Bru ssel, Antwerpen en Gent. Het platteland werd dus ruimer vertegenwoordigd dan de steden. In 1831 waren er 46 099 ingeschreven kiezers. Binnen de liberale kiesverenigingen ijverde de progressistische vleugel voor een uitbreiding van het stemrecht. Toen in 1848 overal in Europa onrust uitbrak en de monarchien wankelden bleef het in Brussel relatief rustig. De bourgeoisie schaarde zich eensgezind achter Leopold I. De enige toegeving die werd gedaan was het verlagen van het kiescijns tot het grondwettelijk minim um en het afschaffen van het dagbladzegel. Bij de wet van 12 maart 1848 werd het censuscijfer op het grondwettelijk minimum van 20 gulden of 42.32 frank gebracht. Daardoor steeg het aantal kiezers tot 79 187. En op de vooravond van de kieshervorming van 1 893 gingen er 137 772 kiezers naar de stemming. De stemming vond plaats in de hoofdplaats van het arrondissement. Daardoor waren er veel onthoudingen (er was geen stemplicht). Partijen namen dikwijls de reiskosten van hun kiezers op zich. De liberalen, die de invloed van de plaatselijke geestelijkheid vreesden waren gekant tegen decentralisatie van de kiesverrichtingen. De lijst met de meerderheid der stemmen behaalde alle zetels van het arrondissement. Eventueel moest er daarvoor verschillende keren gestemd worden.

De voornaamste eisen van de socialisten waren: de schoolplicht, de scheiding van kerk en staat, de gelijkheid voor het gerecht en de rechtspersoonlijkheid van de vakbonden. In het economische en sociale luik werd de arbeidsreglementering aangepakt. De BWP eiste de afschaffing van kinderarbeid, de beperking van vrouwenarbeid, werktijdverkorting, invoering van een wekelijkse rustdag, gezondheidscontrole in de ondernemingen en een reglementering voor arbeidsongevallen.

Gans de 19de eeuw weigerde de burgerij een einde te maken aan de uitbuiting van kinderen. Het duurt tot 1884 voor er een verbod komt om jongens van minder dan 12 jaar en meisjes onder de 14 jaar in de mijnen tewerk te stellen. Vijf jaar later w erd dat verbod uitgebreid tot alle industri\'eble arbeid en werd de tienerarbeid gereglementeerd.

In 1899 werden nachtwerk en werkdagen van meer dan 12 uur verboden voor meisjes tussen 12 en 21 jaar. Pas in 1911 volgt er een verbod om vrouwen onder de grond en 's nachts te laten werken.

De werktijden bedroegen gemiddeld meer dan 12 uur per dag. Onder socialistische druk werden voor 1914 een aantal wetten gestemd die voor bepaalde beroepscategorieen de werktijd verkortte (9 uur voor de mijnwerkers in 1909). Maar het zou nog tot 1921 duren voor de wet op de achturendag werd gestemd.

"De BWP hoopt hervormingen te verwerven en voor alles, de sleutel van alle hervormingen: het algemeen stemrecht, zonder gebruik te maken van geweld," stelde Louis Bertrand Het voornaamste wapen om dat algemeen stemrecht te verkrijgen was de algemene staking of de dreiging ermee. In 1890 zwoeren 100.000 betogers in Sint-Gillis dat zij tot het bittere einde zouden strijden voor hun politieke rechten. In 1891 legden 100.000 mijnwerkers de steenkoolindustrie stil en op 11 april 1893 brak de algemene staking uit. Onder druk van de algemene staking konden de grondwetgevende kamers niet anders dan het kiesstelsel hervormen. Uit angst de macht te verliezen verwierpen zij weliswaar het algemeen enkelvoudig stemrecht maar voerden zij toch het algemeen meervoudig stemrecht in.

algemeen meervoudig stemrecht: Iedere burger die 25 jaar oud was en een jaar zijn woonplaats in dezelfde gemeente had kreeg een stem. Aanvullende stemmen werden gegeven aan : 1-het gezinshoofd van >35 dat een huis bewoonde dat voor meer dan 5 frank kon worden belast; 2-eigenaars van vaste goederen met een kadastrale waarde van meer dan 2000 frank of houders van een inschrijving op het boek van de openbare schuld of van een boekje van de spaarkas met ten minste 100 frank rente; 2-kiezers met ten minste een diploma van hoger middelbaar onderwijs of die zekere functies hadden uitgeoefend (capacitaire kiezers). Niemand mocht meer dan drie stemmen cumuleren.Het aantal kiezers steeg van 137 772 tot 1 370 687. Er waren 853 000 kiezers met een stem, 293 000 met twee stemmen en 223 000 met drie stemmen.

Die hervorming bracht het aantal enkelvoudige stemmen op 853.000 en het aantal meervoudige op 1.240.000. De socialistische leiders – die hun kansen om verkozen te worden zagen stijgen – bliezen de staking af. Een jaar later, in 1894, haalde de BWP 346.000 stemmen bij de parlementsverkiezingen en stuurde 28 verkozenen naar het parlement.

Het mechanisme van het meerderheidsstelsel waarbij de derde partij in de tweede ronde steeds afvalt werkte in het nadeel van de liberalen die nog slechts 20 verkozenen ha dden terwijl de socialisten 28 volksvertegenwoordigers behaalden. De kracht van de BWP lag in Walloni\'eb . De BWP behaalde in het hele land 341 937 stemmen (16.15 %), waarvan slechts 37 312 (4.52 %) in de Vlaamse arrondissementen, 40 218 (20 %) te Brussel en niet minder dan 264 407 (26.13 %) in Walloni\'eb (inclusief de stemmen van het kartel met de progressisten in Namen en Luik). In vele Vlaamse arrondissementen was de BWP niet eens opgekomen.

De Brusselse Arbeidersliga's en

de hervorming van het gemeentelijk stemrecht van 1883

Tussen 1883 en 1885 werden in de Brusselse agglomeratie een aantal sterk electoraal geïnspireerde arbeidersliga's opgericht. De directie aanleiding hiervoor was de verruiming van het stemrecht voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen (augustus 1883) naar een 100.000 "bekwaamheidskiezers" toe.

Bekwaamheidskiezers waren zij die:

  • in het bezit waren van een diploma volledig lager onderwijs;

  • een maatschappelijke functie bekleedden (bijvoorbeeld vakbondssecretaris);

  • in een kiesexamen waren geslaagd.

(zie A. Mommen, De BWP 1880-1990, pg 30)

De regerende liberalen wilden met deze kieshervorming de kleine burgerij en de arbeidersaristocratie aan zich binden.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen vormden de arbeidersliga's allianties met vooruitstrevende liberale kiesverenigingen, wat resulteerde in de verkiezing van arbeiderskandidaten in Sint-Gillis (2), Sint-Joost-ten-Node (2), Schaarbeek (1), Sint-Jans-Molenbeek (1) en Elsene (1).

De arbeidersliga van Brussel, waartoe ook Louis Bertrand en César de Paepe behoorden, nam op 28 december 1884 het initiatief om op 5 en 6 april 1885 een nationaal arbeiderscongres bijeen te roepen met als agendapunt: "l'organisation en Belgique d'un Parti Ouvrier et les meilleurs moyens d'y arriver;" Op dit congres werd de Belgische Werkliedenpartij (BWP) opgericht.

In Sint-Katherina-Lombeek zijn er bij de gemeenteraadsverkiezingen van 19 oktober 1884 135 stemmers, die hun stembrief bij alfabetische naamafroeping overhandigen. Er zijn vijf kandidaten, die allen verkozen worden: Claes 127, De Bast 77, De Smet 77, Amerijckx 75 en Coppens 74 stemmen. (PV in Gemeentelijk Archief Ternat)

De Vlaamsche propagandaclub houdt in 1892 een meeting bij Sneppe in Ternat

Op zondag 21 februari 1892 organiseerde de "Vlaamsche Propagandaklub" van de Brusselse Federatie van de BWP voor het eerst een meeting in Ternat. Ze vond plaats in de zaal Concordia, "bij Sneppen, op den Dries", lezen we in de Vooruit van 25 februari 1892. Sprekers waren Massin, Van Wilder (vooruitstrever) en Droesbeke (vooruitstrever).

Het socialistische dagblad Vooruit werd uitgegeven vanaf 1884. De Volksgazet vanaf 1913.

De zaal Concordia was eigenlijk gelegen in het begin van de huidige Molenstraat (ter hoogte van restaurant ’t Molentje en volgende percelen) op enkele meters van de Dries of Marktplaats. Op de 19de-eeuwse Kadastrale Atlas van PC P staat de straat aangeduid als 't Hof ten Bergstraat. Deze straat wordt ook door J.J. Lascabanne & J.L. Debast, in hun "Geschiedkundige schetsen der kerk en gemeente Ternath, 1902, vermeld als de straat van Ternath naar de hoeve 't Hof ten Berg, 3,5 meter breed en 266 meter lang. Op een prentbriefkaart van 1909 lezen we echter reeds rue du Moulin.

De zaal was eigendom van Jan Sneppe, een vederbereider die vooraan in de huidige Reukenstraat (die in het verlengde van de Molenstraat ligt) een werkplaats had waar panaches, de vederbosjes voor het wipschieten vervaardigd werden (Ternat had een bloeiende handboogschuttervereniging de Sint-Sebastiaansgilde, daterend uit de middeleeuwen, afgeschaft onder de Franse bezetting en heropgericht in 1828).

Jan Sneppe huwde met Caroline d'Allecourt (°St-Gillis 23/8/1863), een onderwijzeres die les gaf in de gemeenteschool. Vanaf 1886 wonen ze in de Brusselsesteenweg nummer 6.

Dochter Lena Sneppe huwt omstreeks 1900 Raymond Wathelet, een socialist uit Jette, die in 1932 één van de kandidaten is van de socialistische lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen, getrokken door Frans Leempoels.

In 1828 was een J.B. Sneppe, reeds lid van de gemeenteraad (Th. Poodt, Gesch v Ternath, pg 290)

De propagandaclub was in oorsprong opgericht als de politieke afdeling van de socialistische Vlamingen in de hoofdstad. Al vlug deed men er echter ook een beroep op om in de directe omgeving van Brussel "het goede woord te verspreiden", aldus de Vooruit van 14.01.1886.

Vermits de propagandaclub te beperkt was in zijn mogelijkheden moest hij de Gentse socialisten om bijstand vragen (Vooruit 18.12.1891). Op een vergadering van de Brusselse Federatie in 1893 werd beslist dat er dringend een meer permanente vorm van propaganda moest komen in de Vlaamse rand rond Brussel. Daarvoor moesten er meer Vlaamse sprekers komen. Er werd een Vlaamsche Sprekersschool opgericht waar de propagandisten in spe les kregen over het partij- en landbouwprogramma van Louis Bertrand. De propaganda werd gesystematiseerd. De werkersbonden van de voorsteden van Brussel (o.m. Anderlecht en Molenbeek) werden ingeschakeld om elke zondag de socialistische pers te gaan verspreiden op het platteland. Met de verkiezingen van 1894 in het verschiet ondernamen de Brusselse militanten, onder druk van de nieuwe kieswet (in 1893 was het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd), nu ook steeds meer propagandatochten in de kantons Lennik, Asse en Wolvertem.

(Bart De Nil, Les Villes Tentaculaires. De socialistische propaganda in de Vlaamse rand rond Brussel voor 1914, in Brood en Rozen, AMSAB)

Jan Volders van de Brusselse Federatie knoopte onderhandelingen aan met de "Ligue du Suffrage universel" die de linkervleugel van de progressisten groepeerde en het algemeen stemrecht propageerde. Op een meeting met Volders liet de liga echter haar principiële opstelling vallen. Ze ging de hele Brusselse liberale lijst steunen, zonder van de doctrinaire kandidaten te eisen dat zij zich zouden inzetten voor het algemeen stemrecht. De socialisten steunden uit tactische overwegingen toch ook de liberale lijst om te voorkomen dat de katholieken in de kamer een tweederde meerderheid zouden halen en aldus hun mening zonder enige tegenstand zouden kunnen doordrukken bij de grondwetsherziening.

Bij de parlementsverkiezingen van 1894 haalde de BWP 346.000 stemmen en stuurde 28 verkozenen naar het parlement

In augustus 1894 organiseert de Werkersbond van Molenbeek een meeting "bij de weduwe Sneppe, dicht bij de Kerk van Ternat", zo melden "De Landbouwer", een weekblad van de BWP voor de landbouwers, en "Le Peuple". In september van datzelfde jaar vond er ook een meeting plaats aan de Kerk van Sint-Katherina-Lombeek. Sprekers daar waren Van Veghelen en Edmond Van Beveren.

Edmond Van Beveren: Samen met Edward Anseele oprichter van de Gentse cooperatieve Vooruit in 1881 en van de Vlaamse Socialistische partij die later zou opgaan in de Belgische Werkliedenpartij van 1885.

Bij de parlementsverkiezingen in 1894 kende de BWP, met het behalen van 28 zetels, een eerste doorbraak, vooral in Wallonië en Brussel. Te Brussel gingen de liberalen met een verenigde lijst (van doctrinairen en progressisten) de strijd aan en behaalden 61.000 stemmen. De socialisten slaagden erin op eigen kracht 40.000 stemmen te vergaren. Bij de tweede stemronde besloten de socialisten alle liberalen te steunen tegen de klerikalen. De rechtse liberale kiezers waren echter zo geschrokken van de electorale aardverschuiving dat zij de val van de katholieke regering verhinderden door op de katholieke lijst hun stem uit te brengen.

In de Brusselse "Association Libérale" waren de politici onder leiding van E. Feron gekant tegen het opnieuw openen van de strijd voor het algemeen stemrecht, dit tot groot ongenoegen van de radicale linkervleugel. In het zicht van de parlementsverkiezingen scheurde deze radicale vleugel (met haar weekblad La Justice) zich af en verbond zich met de BWP. De radicalen waren ook ontstemd over het akkoord tussen progressisten en doctrinairen. De overkomst van de radicalen versterkte de BWP met een aantal briljante advocaten (G. Grimard, E. Brunet, M. Hallet, L. Furnémont, H. La Fontaine) en opvallende figuren zoals de Antwerpse arts M. Terwagne en de Brusselse journalist R. Rens.

De Gentse socialistenleider Edward Anseele (1856-1938) werd in 1894 te Luik tot volksvertegenwoordiger verkozen, meteen de eerste Vlaamse socialist in de Kamer.

Te Aalst had priester Daens in 1894 zijn verkiezing bij ballotage (in de tweede ronde) te danken aan de steun van de socialistische kiezers, die met hun bijna 5 procent behaald in de eerste ronde, eigenlijk op de wip zaten.

Het katholieke blad Le Patriote sprak na de verkiezingen van een "ouragan" en voorspelde reeds de dag waarop België zou ontwaken onder de dictatuur van een socialistische meerderheid. De conservatief-katholieke politicus Charles Woeste - de man die als kwelgeest van priester Daens de geschiedenis zou ingaan - schreef aan Leopold II dat de socialistische opgang enorm en verschrikkelijk was.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen bleef de "doorbraak' in Vlaanderen beperkt tot Gent, waar de socialisten in 1895 de relatief sterkste fractie van de gemeenteraad vormden. (Bij de wet van 12 september 1895 werd het principe van de evenredige vertegenwoordiging gedeeltelijk op de gemeenteraadsverkiezingen toegepast).

Julien Huygens landbouwkandidaat voor de BWP in 1896

In november 1895 vonden er voor het eerst gemeenteraadsverkiezingen plaats volgens het systeem van het Algemeen Meervoudig Stemrecht (waarmee de BWP in 1894 28 kamerzetels had veroverd.) Uit vrees voor een verdere socialistische vooruitgang op gemeentelijk vlak werden echter afremmingsmechanismen in de gemeentelijke kieswet opgenomen. Zo werd men pas kiesgerechtigd vanaf 30 jaar omdat men oordeelde dat jonge kiezers radicaler stemden. Omdat men tevens oordeelde dat sedentaire kiezers conservatiever stemden mocht men ook pas stemmen wanneer men drie jaar in de gemeente verbleef. Voorts werd er een differentiële cijns ingevoerd (laag in de landelijke gemeenten, hoog in de steden) en kon men nog een bijkomende (vierde) stem krijgen wanneer men grondeigenaar was met een kadastraal inkomen van 150 frank.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1895 behaalt landbouwer (en herbergier) Julien Huygens in Sint-Katherina-Lombeek, volgens Vooruit, als kandidaat van de BWP op een lokale lijst, 200 stemmen.

Julianus Huygens werd geboren te Wambeek op 13 november 1852. Hij was, volgens het register van de burgerlijke stand: de zoon van Egidius Josephus Huygens, pagter, 39 jaar, geboren te Sint-Martens-Lennik en Felicia Van den Hauwe, pagteresse, 40 jaar, geboren te Liedekerke, wonende te Wambeek Wijk C.14 , eigenlijk Dronkenborrestraat 14. Wijk C is Overdorp. Op de 19de-eeuwse kadasterkaart van PC Popp staat de straat vermeld als Dronkenberghstraat. De gebouwen op perceel 276 vormen de vroegere hoeve en brouwerij van Petrus Vitalis Van der Mijnsbrugge, vader van de eerste vrouw van Egidius, later bewoond door de familie Huygens). De geboorte wordt de volgende dag genoteerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand, schepen Joannes Franciscus Jans.

De hoeve staat afgebeeld op een schilderij van kunstschilder, tekenaar, pastellist en graveerder Franz Kegeljan (Namen 1847 - Profondeville 1921) die geregeld bij vrienden in de Dronkenborre verbleef.

Andere kinderen waren o.a. Barbara, 7 februari 1855, die huwt met Petrus Anckaert uit Pamel. Vanaf 20 april 1900 baat hij een winkel en zij een herberg uit in de Statiestraat 29, aan het Station van Ternat (niet toevallig naast Frans Leempoels, de latere secretaris van de Werkersbond), en Benedictus Desiderius, 27 februari 1860, die "pagter" wordt en in 1890 huwt met Maria Van der Straeten uit Ternat. "Désiré" woont volgens het bevolkingsregister tot 1896 samen met zijn vrouw en een dienstknecht (tot 1894) in de Loddershoekstraat, waarna ze naar Ternat verhuizen. Désiré komt later, als weduwnaar, bij Barbara wonen.

Sixtus, kind uit het eerste huwelijk, heeft samen met een dochter van Sneppe, een zoon, Gaston.

.

Egidius Josephus Huygens was van 1847 tot 1878 burgemeester van Wambeek. Hij was, volgens achterkleindochter Jeanne De Smedt, een afstammeling van de 17de-eeuwse Noordnederlandse letterkundige-diplomaat Constantijn en de beroemde natuurkundige Christiaan Huygens. Hij werd geboren in Sint-Martens-Lennik in 1814, als zoon van Franciscus Huygens en Joanna Maria De Saeger, en huwde met Maria-Catherina Vandermijnsbrugge. Petrus Vitalis Vandermijnsbrugge (vader van Maria-Catherina ?) had een brouwerij-boerderij in de Dronkenborrestraat).

Na haar dood huwde hij met Felicitas Van den Hauwe (moeder van Julien). Hij overlijdt, volgens het register van de burgerlijke stand, op 6 februari 1888 in zijn woning Dronkenborrestraat, wijk C, nr 13. De aangifte wordt gedaan door zijn zonen Alexis (37 jaar) en Desiderius (28 jaar).

Julien studeert, volgens kleindochter Jeanne, eerst in Aalst, waar hij in contact komt met Pieter Daens en het Daensisme, en daarna in Gent voor ingenieur-brouwer. Vader Huygens had immers een boerderij-brouwerij in de Dronkenberg(straat), nu een deel van de huidige Dronkenborrestraat in Wambeek-Overdorp, (zie hierboven perceel 276). In de kadastrale atlas van Van der Maelen, opgemaakt na de Franse Revolutie wordt de brouwerij (perceel 276/b) vermeld als eigendom van Petrus-Vitalis Vandermijnsbrugghe. In de latere versie van Popp in 1850 is er geen sprake meer van een brouwerij.

Waarschijnlijk wou Julien dus de brouwerij heropstarten. De sociaal voelende Julien kreeg het al vlug aan de stok met zijn vader. Herenboeren hadden de gewoonte hun personeel brutaal te behandelen en te slaan. Julien verzette zich daartegen en eiste van zijn vader dat hij het personeel met respect zou behandelen. Julien zat ook samen met de dienstknechten aan tafel. Zijn socialistische ideeën worden hem niet in dank afgenomen en hij wordt later door zijn moeder "onterfd", volgens kleindochter Jeanne. Er dient wel opgemerkt dat de hoeve in de Dronkenborre eigendom was van de vader van de eerste vrouw van Egidius en dat de kinderen uit het tweede huwelijk dus waarschijnlijk niet konden erven.

Na de dood van Egidius Huygens (en van zijn vrouw Felicia Van den Hauwe?) wordt de hoeve bewoond door de familie De Wolf. Joseph Servranck, die nu in nummer 15 woont werd er in 1928 geboren. Hij denkt dat ook zijn moeder, Catharina De Wolf, dochter van Jef De Wolf, er in 1892 reeds geboren werd.

Dat er vroeger een burgemeester op de hoeve gewoond heeft, wist Joseph Servranckx niet maar dat zou wel kunnen, zegt hij, want waarom liep er anders juist daar tot voor de hoeve een mooie kasseiweg (nu asfalt) terwijl de andere delen van de straat niet gekasseid waren?

Volgens Servranckx was er in de boerderij vroeger een brouwerij met de naam "Ronkenborre". De originele plaatsnaam zou dan ook Ronkenborre (verwijzend naar het ronken van het opborrelende water van de borre of bron) zijn en niet Dronkenborre.

Toen Jeanne De Smedt, kleindochter van Julien H., in 1945 de hoeve bezocht woonde Jef De Wolf er nog en was er inderdaad een grote schouw van een brouwerij. De boerderij werd later afgebroken. Nu staat er de riante villa van een Brusselse patissier.

Jules huwt met Catharina De Vuyst uit de Heidestraat in Sint-Katherina-Lombeek (°8/3/1858). Ze krijgen 9 kinderen: Egidius (1881), Anna (1883), Maria Ortencia (1884), Barbara (1887), Victor (1889), Maria Chatharina (1891), Paulina (1894), Joannes (1897) en Bertha (1899).

Ze wonen aanvankelijk op de hoek van Kapelleveld en Ternatstraat (nu begrafenisonderneming Van der Heyden). (FOTO) Julien heeft er een herberg met een zaaltje en is actief in de partij "L'Union" of "de Eendracht" (in 1863 opgerichte door de uit Brussel afkomstige onderwijzer van de gemeenteschool Jan Lenaerts en Philippe Caudron, burgemeester van 1849 tot 1871). In zijn zaal vinden de vergaderingen van de partij plaats.

In 1868 had de conservatief-katholieke boer en grootgrondbezitter Carolus Claes zich afgescheurd. Hij behaalde met zijn nieuwe partij, annex muziekmaatschappij, "De Ware Vrienden", de overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1872. Claes werd bij KB van 28 augustus 1872 tot burgemeester benoemd en bleef tot een stuk na 1900 aan de macht.

Na de geboorte van Barbara ("Albine", 22/3/1887) verhuist het gezin Huygens naar de Meersstraat, Wijk B, nummer 81 (hoek Meersstraat en Broekstraat: FOTO ). Julien is volgens het bevolkingsregister landbouwer en herbergier.

Julien werd geïnspireerd door het "christelijk socialisme" van Pieter Daens en het Daensisme.

Uit de Vlaamse beweging en de sociale stroming binnen de katholieke beweging groeit uiteindelijk de Vlaamse Kristelijke Volkspartij (Gent, 14 februari 1897). In Aalst wordt deze beweging belichaamd door uitgever-drukker Pieter Daens en later ook door zijn broer priester Adolf Daens, die vanaf 1894 volksvertegenwoordiger wordt in het arrondissement Aalst en later in Brussel (1902, in 1900 werd hij nipt niet verkozen in Brussel).

Pieter Daens was aanvankelijk net zoals de rest van de katholieke sociale stroming anti-socialistisch, paternalistisch en korporatistisch (Lode Wils, Het Daensisme, de opstand van het Zuid-Vlaamse platteland, 1969) en streed dus niet voor de ontvoogding van de arbeiders maar wel voor de invoering van zekere sociale maatregelen ten gunste ervan.

In het parlement komt priester Daens in contact met de socialisten en hij zal er ook verdedigd worden door de socialisten. Tijdens de kamerzitting van 3 maart 1998 veroordeelde Emile Vandervelde de bemoeienissen van de Kerk in politieke aangelegenheden. Hij hekelde vooral het verbod dat aan Daens was opgelegd om aan de komende verkiezingen deel te nemen en noemde de bischoppen "de hansworsten van het kapitalisme." (Frans-Jos Verdoodt, De zaak Daens, een priester tussen Kerk en kristen-democratie, DF 1993). Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1899 werkten de daensisten samen de socialisten in Brussel. Tijdens een toespraak in het Volkshuis had priester Daens toen een wapenstilstand afgesloten met de socialisten (Le Peuple 13.05.1899, 02.07.1899) en er werden enkele gezamenlijke meetings gehouden

Pieter Daens raadde hem aan geen aparte Daensistische partij op te richten in Brussel-Halle-Vilvoorde maar aansluiting te zoeken met met andere sociaal geïnspireerden zoals de Brusselse Socialisten. Huygens kwam dan in met de Brusselse socialisten (oprichting BWP in 1885 in "De Zwaan" op de Grote Markt van Brussel). Te Aalst had priester Daens in 1884 zijn verkiezing bij ballotage (in de tweede ronde) te danken aan de steun van socialistische kiezers, die met hun bijna 5 procent behaald in de eerste ronde, eigenlijk op de wip zaten. De Lombeekse lijst van de geiten was ook een samenwerkingsverband waarin o.a. daensisten en socialisten aan meewerkten (naast liberaal geïnspireerden). De daensistische landbouwer Sterckx zou in de dertiger jaren zelfs burgemeester worden.

Het parlement werd om de twee jaar voor de helft vernieuwd. In het arrondissement Brussel werden in 1896 door de BWP alle registers opengetrokken om een doorbraak te forceren in de landelijke gemeenten rond Brussel. In de maanden die aan de verkiezingen voorafgingen werden 130 meetings gehouden. Ook de socialisten van Aalst, Geraardsbergen en Ninove kwamen daarbij helpen. De grootste inspanning kwam vanuit Gent, vanwaar 400 propagandisten met 50.000 pamfletten en brochures naar de Brusselse rand werden gestuurd. Zij concentreerden zich op het kanton Asse waar ze, georganiseerd in colonnes, de gemeenten afliepen om brochures en pamfletten uit te delen of hun sprekers bij te staan tijdens de meetings. Op één zondag konden zo 16 gemeenten worden bezocht.

Zowel in Ternat als in Wambeek vonden in juni van dat jaar twee meetings plaats. In Ternat kwamen Vandermeeren (Tongeren), Bekaert en P. De Bruyne (progressist) het woord voeren bij Sneppe. In Wambeek kwamen Anseele, Jacques en de BWP-kandidaat uit Lombeek, Julien Huygens, spreken bij "Van Varenberg" (achter de kerk, naast huidige Pol De Mont-café).

In het arrondissement Brussel was er een kiesakkoord tot stand gekomen tussen progressisten en socialisten. De progressisten wilden het algemeen stemrecht op hun programma plaatsen in ruil voor de helft van de plaatsen op de lijst. Dit terwijl de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen hadden geleerd dat de eigen aanhang van de progressisten slechts een kwart bedroeg van die van de socialisten. Het kartel raakte in de tweede stemronde maar de katholieken zegevierden dankzij de stemmen van veel overgelopen doctrinairen.

De BWP trachtte door het plaatsen van landbouwers op hun lijsten kiezers te lokken in de landelijke gemeenten. In 1896 was Julien Huygens de "landbouwkandidaat" van de Brusselse federatie voor de wetgevende verkiezingen.

In 1898 gaat Juliaan met vrouw en kinderen naar de feestelijke opening van het nieuwe Volkshuis in Brussel (gebouwd door Victor Horta in Art Nouveaustijl). Dochter Albine vertelde het verhaal door aan kleindochter Hélène De Smet: hoe ze eerst twintig minuten te voet naar het station moesten, dan de trein tot Brussel en daar op de tram. Aan het volkshuis werden ze verwelkomd door Emile Vandervelde, met zijn grote hoed, die hen in het Frans welkom heette. Slechts jaren daarna, toen ze Frans leerde, zou zij de warme woorden van Vandervelde ook begrijpen.

In december 1898 vindt er nog een meeting plaats op zijn erf maar in 1900 sterft Julien Huygens, volgens Le Peuple, "in ellende" als "slachtoffer van de klerikalen". Huygens sterft op 10 februari 1900 in zijn woonst. Hij is dan 47 jaar. Het overlijden wordt gemeld door zijn schoonbroer Petrus De Vuyst, handelaar, en Jean-Baptist Schoonjans, de veldwachter. Petrus De Vuyst was samen met zijn schoonbroer actief in de partij De Eendracht (de geiten). We vinden hem en de latere daensistische burgemeester Sterckx terug als getuigen van de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1907 en later als kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1911 (wanneer Sterckx voor de eerste keer verkozen wordt in de Lombeekse gemeenteraad. Frederik Sterckx, "hopplanter", stond op 27 mei 1906 op de 5de plaats op de daensistische lijst nr 3 voor de parlementsverkiezingen in het arrondissement Brussel, lijsttrekker was Adolf Daens, lijstduwer en eerste opvolger, priester Fonteyne. In 1910 was Sterckx 1ste opvolger op de lijst der Vrije Democraten, een eenheidslijst van daensisten, onafhankelijken en vrijzinnige flaminganten, Fonteyne, "priester te Antwerpen en St-Joost-ten-Noode", trok toen de lijst. zie: Frans Van Campenhout, Lexicon van de daensistische beweging, pg 209-210). Petrus woonde op de Heidestraat naast "Het Duifken" (FOTO), de herberg van de latere kandidaat (1921) en eerste schepen van de geiten, Théophile D'Hoe, waar, niet toevallig ook socialistische meetings zouden plaatsvinden in 1910 (Camiel Huysmans) en 1912 (Elbers).

Op de begrafenis van Julien is een massa volk: de kleine boeren en aanhangers van de geiten maar ook de socialisten en hun voormannen zoals Elbers en Vandervelde, die ervoor naar Lombeek afgezakt zijn.

Ondanks alle inspanningen gaven de verkiezingen van 1896 niet het verhoopte succes.

Een van de oorzaken van het mislukken was de anti-socialistische propaganda via preekstoel, pers en druksels. Met titels als "Op wacht! Het socialisme komt!" of "De kanker van onze eeuw" creëerden ze een vijandbeeld van de socialist die met zijn immorele, anarchistische en collectivististische ideeën een bedreiging vormde voor huisgezin, geloof en eigendom. Op weg naar de betoging voor algemeen stemrecht in 1886 werden de Gentse socialisten aan het station van Dilbeek opgewacht door 7 met geweren gewapende leden van de burgerwacht. In Linkebeek had de katholieke baron zijn personeel en lokale boeren bewapend om hem te beschermen en in Sint-Genesius-Rode hadden zo’n 150 boeren "gewapend met stokken" de hele dag staan wachten op de komst van de "wreede socialisten" (Vooruit, 18.07.1886).

Het moet trouwens worden gezegd dat ook de socialisten hun vijandbeeld hadden van het klerikale platteland. De landbouwbevolking werd in hun pers vaak afgeschilderd als achterlijk en naïef en misleid door de clerus, zoals blijkt in een artikeltje in Vooruit van 17 juli 1889 over de "inboorlingen van Teralphene" met als titel Katholieke zeden: "Zaterdag verschenen voor de boetstraffelijke rechtbank van Brussel achttien inboorlingen van Teralphene, de bloem der katholieken, alleen beticht van aanslagen op de goede zeden, en wreede mishandelingen aan eene vrouw der gemeente te hebben toegebracht.

Met koorden gewapend en eene soort van slede na zich slepende, begaven zij zich den 19 februari ll om 7 ure 's avonds naar het huis bewoond door de twee vrouwen, de genaamden Regina S…, en Marceline V…, sloegen de deur in stukken, rukten deze laatste vrouw, van echtbreuk beschuldigd, onbeschaamd uit haar bed en na hare handen en beenen vastgekneveld te hebben, wierpen zij de arme vrouw op de slede en doorliepen zoo zegevierend het dorp.

De echtgenooten hitsten de deugnieten op en betaalde den drank in bijna al de herbergen van het dorp. De ongelukkige vrouw half naakt, bevende van koude, weende, jammerde en vroeg te drinken; die beesten antwoorden haar: ziehier eten en drinken, en tegelijkertijd duwden zij haar roltabak in den mond en waterden op het hoofd van de ongelukkige.

En dit akelig toneel duurde 4 uren. Gedurende vier lange uren gaven zich die barbaren aan de ijselijkste baldadigheden over en dat zonder tusschenkomst van den burgemeester of schepen voor wiens woning de stoet nochtans verscheidene malen defileerden; geheel het dorp kende de feiten en de gemeenteoverheid durfde ze niet beletten noch vervolgen; het schijnt dat zij bevreesd waren hunnen oogst te verliezen.

De rechtbank heeft zich met rede streng betoond en de beschuldigden tot verscheidene straffen van 3 tot 18 maanden verschillende veroordeeld. De voornaamste ophitser, Fernand Geystens, werd op staande voet aangehouden.

Wat zedelijk uitwerksel heeft toch de katholieke opvoeding niet waar?"

De opeenvolgende verkiezingen toonden ook aan dat de BWP een stedelijke arbeiderspartij was en dat de propagandatechnieken naar de landbouwers gefaald hadden. Eén van de belangrijkste problemen was de onbekendheid van de stedelijke propagandisten met het platteland. Ze voerden er hetzelfde discours als dat waarmee ze de industriearbeiders probeerden te overtuigen: hun argumenten beperkten zich tot de bekommernissen van de industriearbeiders en het verwoorden van de algemene partijstandpunten zoals het algemeen stemrecht en de militiewet.

militiewet: De katholieke regering wou de militaire uitgaven verhogen en het leger versterken met het oog op een efficientere onderdrukking van de arbeidersbeweging. De Kristen-Dem ocraat G. Helleputte, die de sympathie van zijn plattelandskiezers kon gebruiken, maakte van de gelegenheid gebruik om op te komen voor een maandelijkse vergoeding, uit te keren aan de ouders van de dienstplichtige militairen. Deze sociale maatregel kwam v ooral ten goede aan de talrijke boerenzonen en was in werkelijkheid bedoeld om het dienst nemen populair te maken. De socialisten spraken spoedig van indirecte steun aan het kleine boerenbezit. Om in het zicht van de parlementverkiezingen van 1896 de guns t van de kiezer te verwerven, besloot de regering om alleen de gezinsvergoeding ter stemming te brengen. De BWP sprak zich nu uit voor het voorstel van Helleputte. E. Vandervelde stelde dat de vergoedingen aan de ouders van de militairen evenmin het kapitalistisch regime verstevigden als de loonsverhogingen voor de arbeiders. De plannen van de regering hingen samen met het aandringen van Leopold II om de dienstplicht te veralgemenen. De oude rechterzijde die haar kinderen uit de kazerne wilde houden met het stelsel van de loting met vervanging (tegen betaling) was daar tegen. Ze was evenmin bereid een deel van de lastenverzwaring voor haar rekening te nemen. De BWP bleef om principiele redenen uiteraard gekant tegen elke lastenverzwaring en ook het kazernesysteem paste niet in haar visie. Zolang het socialisme niet was ingesteld kon er echter ook geen sprake zijn van algemene ontwapening. De voorlopige oplossing lag in de gewapende natie, dat wil zeggen de wapens in handen van het volk met afschaffing van de kazernes. De Socialistische Jonge Wachten wilden een felle campagne met betogingen voor de gewapende natie. De meeste socialistische parlementsleden beschouwden de algemene dienstplicht al als een wezenlijke verbetering en waren tegen een algemene mobilisatie van arbeiders voor de gewapende natie.

Enquêtes over de landelijke samenleving

Op het Congres van de tweede socialistische internationale te Londen stelde de Brusselse federatie, op initiatief van Emile Vandervelde, voor om via enquêtes informatie in te winnen over de landelijke samenleving. Na het congres van Londen begon de Brusselse federatie vragenlijsten te sturen naar verschillende landelijke gemeenten van het arrondissement. De resultaten werden gepubliceerd in Le Peuple tussen 1896 en 1898 in een reeks monografieën.


1898: Bij Anselmus De Neef aan het station van Ternat


De periode tussen 1897 en 1902 bleef voor de BWP in het teken staan van een doorgedreven propaganda op het platteland. De toenemende propaganda zorgde er ook voor dat de socialisten steeds meer af te rekenen kregen met anti-socialistische reacties. Daarom besloot de Brusselse BWP-federatie meer de klemtoon te leggen op het verspreiden van brochures en pamfletten (Vooruit, 30.03.1898). Hiervoor werd, naast de Brusselse Werkersbonden, nu ook het personeel van de Brusselse coöperatieve het Volkshuis ingezet. Dat gebeurde vooral tijdens de winter, wanneer de boeren niet de ganse dag op het veld waren. Daarnaast wou men de Vlaamsche Propaganda een permanent karakter geven door bijvoorbeeld zangers naar buiten te sturen om er socialistische liederen te zingen.


Op zondag 18 december 1898 organiseert de BWP ook opnieuw een meeting in Ternat. Die vindt deze keer plaats bij Anselmus De Neef aan het station, op de hoek van de Hopstakenkaai en Assestesteenweg. Sprekers zijn Bergmans en Daussi. “De burgemeester, schepenen, gemeenteraadsleden en de pastoor worden uitgenodigd om tegen te spreken”.


Celmus De Neef maakte deel uit van het wijkcomité van de Stationswijk, dat o.a. de Statiekermis organiseerde. Celmus was kermisburgemeester.


Eén van de Brusselse socialistische militanten die naar Ternat afzakken is waarschijnlijk de vrijzinnige Frans Leempoels (geboren te Booischot), die, officieel vanaf 26 oktober 1899, een tweede verblijf heeft aan het Station (huidige restaurant T’ Serclaes). Leempoels was “nen echten socialist, zijn kinderen waren niet gedoopt,” weet Pelagie Van de Gucht ons te vertellen. Leempoels sluit zich aan bij de witte partij (Euterpe). In een pamflet uit die tijd (gepubliceerd in F. Verdoodt, De Ternatse politiek rond 1900) ondertekend door "Het redactie-Comiteit van Euterpe" lezen we dat "de Heeren Leempoels en L. De Croes, twee Euterpemannen eene wedding (hebben) aangegaan met Dr Poodt, op den uitslag der toekomende verkiezing." Volgens de katholieke partij (zwarten) zijn de witte kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen "schijnkatholieken die binnen veertien dagen (na de gemeenteraadsverkiezingen, nvdr) de voorstanders zullen zijn van Lepage, Huysmans (socialist) en Janson (progressieve liberaal)."



Volgens de kieswet van 18/5/1872 werd de gemeenteraad om de drie jaar bij helften vernieuwd. Vanaf 1899 worden de gemeenteraadsverkiezingen om de 4 jaar georganiseerd. Vanaf 1920 wordt het om de zes jaar.