Woord vd dag 2010

Voor het Woord van de dag in 2020 klik hier: Woord van de dag

31 december 2010

lezen da z'n lippen daveren = vurig bidden

Wanneer ze echt in de problemen komen beginnen veel mensen te lezen dat hun lippen daveren.

30 december 2010

steekkarre = stootkar

Toen de oorlog uitbrak sloegen mensen op de vlucht met hun huisraad op een steekkarre.

29 december 2010

'k ben zo dik of nippen = ik voel mij volledig voldaan van het eten

28 december 2010

't zwén in de bjièten joagen = zwaar de bloemetjes buiten zetten

Op odejoarsovend gomme ne kjè 't zwén in de bjièten joagen.

27 december 2010

overanderdag = om de twee dagen

Overanderdag moest hij een inspuiting krijgen.

26 december 2010

potshoofd = gekke kerel; lul

Moet hij daar nu gaan tussen staan? Dat is toch 'n potshoofd!

24 december 2010

dedde = tot ziens!

(uitspreken met e als in dekbed)

23 december 2010

pianewijs = geleidelijkaan; langzamerhand

Dank zij de bijlessen ging z'n rekenen pianewijs vooruit.

20 december 2010

kappelen = dooreenschudden (van speelkaarten)

Voor het delen van de kaarten moet je ze kappelen.

19 december 2010

fenissig = precies; zorgvuldig

Da kaske van Ikea zit fenissig in mekaar.

18 december 2010

ze tope nijpen = schrik hebben

Toen hij bij de grote baas moest komen neep hij ze tope.

17 december 2010

affreus = verschrikkelijk lelijk

De voortuin van het huis stond vol affreuze beelden.

16 december 2010

kloefkapper = (scheldwoord) lomperik

Om zo te reageren, daar moet ge toch ne kloefkapper voor zijn.

15 december 2010

jee gjiène moen koapen = hij heeft er van langs gekregen (letterlijk en figuurlijk)

14 december 2010

foatst = verst

Jan woonde in 't begin van de straat, Piet iets verder en ik woonde foatst.

13 december 2010

't is 'n flauw bezet = het staat er slecht voor; het ziet er niet goed uit

12 december 2010

neuten = tegenstribbelen; nukkig zijn

Tegen kind: "Nie neuten, hé. Ge gaat die spreuten ip eten"

10 december 2010

flimpe slaan = omvallen; ineenstuiken

Da kaske van IKEA sloeg direct flimpe.

9 december 2010

wietlewaai = losbol

De zoon van de notaris is maar ne wietlewaai.

6 december 2010

kesjeus = voor de schijn

Ze ging kesjeus aan het raam staan, maar 't was om een traan weg te pinken.

5 december 2010

pezewever = muggenzifter; vrek

In het bestuur zitten een paar pezewevers waarmee moeilijk te werken is.

4 december 2010

't eutkommen = de lente

We gaan wachten met de gevel te schilderen tot in 't eutkommen.

3 december 2010

fonte = gietijzer

De putdeksels zijn in fonte en maken lawijt als er een auto over rijdt

2 december 2010

an den (h)als komen kommen = verloren gaan

Als kok moej der op letten dat er niet te veel voedsel an den (h)als komt

1 december 2010

piepke = zoentje

Toen niemand keek gaf hij zijn buurvrouw rap 'n piepke.

30 november 2010

petiennagel = klein nageltje om schoenzolen te lappen

De schoemaker stak een tiental petiennagels tussen z'n lippen en begon de schoenzool te nagelen.

29 november 2010

't is nen dieren = gezegd over een jongen/man die ros haar heeft

28 november 2010

perzije = bedrag te betalen aan de boer bovenop de koopsom van een stuk bouwland

Ge moet bij de prijs van de grond nog de notariskosten tellen en de perzije.

27 november 2010

kalleping = notitieboekje

De huiseigenaar noteerde de ontvangen huren in 'n kallepingske.

26 november 2010

oapering = ladder in een nylonkous

Oei, 'k è 'n oaperingske in m'n koesse.

23 november 2010

skoeperen = (ver)branden

Nadat het varken gekeeld was, liet men het skoeperen boven een strovuur.

22 november 2010

in zijne/hare vinger snijen = een wind laten

't Heeft hier iemand in zijne vinger gesneen.

21 november 2010

de poanen broek verdienen = een ontmoeting regelen tussen een man en een vrouw zodat er een trouw uit voortvloeit

20 november 2010

tentuurdjot = jodiumtinctuur

De kleine was gevallen. Een beetje tentuurdjot op z'n knie en de pijn was over.

19 november 2010

kiefkief = in gelijke delen

De inboedel van mijn overleden suikertante werd ongeveer kiefkief verdeeld onder de neefjes en nichtjes.

18 november 2010

klappen lik 'n gebrokene spoa = voortdurend, veel praten

Normaal is ze nie wree klapachtig, moa nu klapte ze lik 'n gebrokene spoa (spade)

17 november 2010

doendig = actief, levendig

Die kleine van ons Kelly is 'n wree doendig kind

16 november 2010

in 'n achte slaan = flauw vallen; psychisch instorten; in paniek slaan

Ze sloeg in 'n achte toen ze hoorde dat haar kat overreden was

15 november 2010

doeninge = manier van doen; ook: woning, eigendom

'k zag het an z'n doeninge dat 't hem nie an stoend

Hij woont daar in de polders op 'n schone doeninge.

14 november 2010

treiten = slierten ongekamd lang haar

Na het zwemmen hangt haar haar in treiten.

13 november 2010

dij verkopen = onzin vertellen

Als ge voor de juge staat moet ge genen dij verkopen.

12 november 2010

verpasse = gepast

Zijn die Doyenne peren al rijp genoeg? Ja, ze zijn juste verpasse.

11 november 2010

blagaai = opschepper, snoever

Den dienen die nu en dan in den televisie komt, zo ne blagaai!

10 november 2010

't is were gank = ze is opnieuw in verwachting

9 november 2010

slap lik 'n djakke = zeer lenig

De meisjes van de turnclub zijn zo slap lik 'n djakke.

8 november 2010

jamoelinge = wirwar van mensen

De eerste dag van de koopjesperiode is het in de winkels 'n jamoelinge van jewelste.

7 november 2010

'n berrelen aanzichte = een uitgestreken (emotieloos) gezicht

Met 'n berrelen aanzichte bleef de betrapte sporter volhouden dat hij van niets wist.

6 november 2010

fiekfakkerije = rommel

Na de uitverkoop bleef alleen nog wat fiekfakkerije over.

29 oktober 2010

de reijoengs = de spaken van een (fiets)wiel

De sleppen van zijne frak draaiden in de reijoengs en hij sloeg tegen dek

28 oktober 2010

knechtjongen = jongen

Toen ik klein was speelde ik als meisje liever met de knechtjongens.

27 oktober 2010

de vonte heeft gesmet = hij/zij heeft dezelfde karaktertrek als zijn/haar meter/peter

26 oktober 2010

ebbelijk = erg veel

Hij maakte zich nog nie ebbelijk zere uit de voeten.

Gezegde: tussen half en ebbelijk hangen = tussen leven en dood zweven

25 oktober 2010

verre zochte = een glaasje op; bijna dronken

Na vijf glazen champagne was hij verre zochte.

24 oktober 2010

verneukeld = gekrompen; gekreukeld

Bij de goedkoopste kategorie mosselen zitter er veel kleine verneukelde tussen.

23 oktober 2010

't fijnste is z'n haar = hij is niet van de slimste

22 oktober 2010

d' er is genen draad an gebroken = er is niets aan de hand; het kan geen kwaad

Hij is wel gebuisd in 't examen maar d' er is genen draad an gebroken.

20 oktober 2010

zo dul lik 'n hinne = zeer boos

Toen hare kleine gepest werd liep ze zo dul lik 'n hinne naar de meester.

19 oktober 2010

elkovrans = beurtelings; om beurt

De tweeling mocht elkovrans vanvoren zitten op de velo.

13 oktober 2010

dessen = dorsen; ook: snel stappen

Na de graanoogst kwam men in september om te dessen.

Hij dest door de gangen van het ziekenhuis.

11 oktober 2010

op z'n goed leven = rentenieren

Hij heeft heel z'n leven geboerd maar nu leeft hij op z'n goed.

9 oktober 2010

fring = rem

De auto schokte en viel stil omdat ze wegreed met de fring toe.

8 oktober 2010

eutsleujeren = uitstellen

Die muur zou magrei herschilderd moeten worden, maar hij sleujert da heeltijd maar eut.

7 oktober 2010

achter 't gat eten = eten als alle anderen al gedaan hebben

De pater die voorleest moet dan achter 't gat eten.

6 oktober 2010

knuf = korte, droge hoest

Hij zit met ne lelijke knuf.

5 oktober 2010

insteken = een offerte uitbrengen

Om aan de stad te mogen leveren moet ge insteken.

4 oktober 2010

den bachten = het toilet

Ze was al in drie dagen nie meer naar den bachten gewist.

3 oktober 2010

't is nen dulle werker = 't is een harde werker

2 oktober 2010

putten in d' èrde vriezen = hard vriezen

1 oktober 2010

batteklang = rommel; boeltje; inboedel; al wat men bezit

Toen het af was met zijn vriendin vloog hij met heel zijnen batteklang op straat.

30 september 2010

sentutte = kleinzerige vrouw (ook: dibbe; seute)

Z'n vrouw is 'n bitje van 'n sentutte, ze zit hele dagen in de kerke

27 september 2010

lachen en galferen = (ongepast) zeer vrolijk, uitgelaten doen

Na de begrafenis stonden ze te lachen en te galferen aan de kerkdeur.

26 september 2010

kernel = vruchtenpit

't Zit nogal veel kernel in 't appelmoes.

25 september 2010

van de werkewoare weg = de verkeerde kant uit

Van Tielt naar Kortrijk gaan alover Roeselare, da's helegans van de werkewoare weg.

24 september 2010

moest het mijn doens zijn... = als het aan mij lag...

23 september 2010

begoest op = belust op; zin in

Z' is begoest op die sjakosse maar ze vindt het toch te veel geld

22 september 2010

poester = koewachter; boerenknecht

Wat de poester en de maarte deden in de schuur, zag de boerin door de vingers.

21 september 2010

scheebier = laatste pintje vooraleer weg te gaan

Nog 'n scheebier en toen ga 'k naar huis.

20 september 2010

gedeurig = voortdurend

Ge moet hem gedeurig in 't oog houden of hij loopt weg.

18 september 2010

nen bloaten spelen = zonder troef kaarten; alle slagen moeten halen om te winnen in het manillen

17 september 2010

sketeskeuj = zeer bang

Verhammeke was sketeskeuj toen de luchtballon opsteeg.

16 september 2010

pertig = slank en mooi

Margriet was 'n pertig meiske als ze jong was.

15 september 2010

kalissieklutser = (scheldwoord voor) iemand die iets zeer doms doet

Moet hij nu heel de tijd op kop rijden? Dat is toch ne kalissieklutser!

14 september 2010

aan de kap liggen met... = ruzie hebben met...; het aan de stok krijgen met...

Op het werk lag hij alle vijf voeten aan de kap met z'n ploegbaas.

13 september 2010

iemand 't gat afschieten = iemand voor zijn

Hij dreigde met nen advokaat, maar ze schoot hem zere 't gat af

12 september 2010

de ballen mogen keren = op z'n kop krijgen; berispt worden

Mijn jongere broer deed het kattekwaad maar 't was ik die de ballen mocht keren als we thuiskwamen.

10 september 2010

netebuk = venijnige persoon

Hij beet haar toe dat ze moest zwijgen, 't is zo ne netebuk.

9 september 2010

brokke verschjèn = helemaal uit elkaar; in stukken

Toen we die oude kast oppakten viel ze brokke verschjèn.

8 september 2010

peutannozel = helemaal zot

Ge zoudt daar peutannozel van worden, van zijn gezaag.

7 september 2010

zijnen heiligen intrekken = op z'n woorden/belofte terugkomen

Eerst zou hij de hele zaak sponsoren, maar hij trok zijnen heiligen in.

6 september 2010

dibbe = kwezel

Hij is nen deural maar zij is 'n bitje van 'n dibbe

5 september 2010

kopwulge = knotwilg

Langs de weg stond een rij kopwulgen.

4 september 2010

mul = (tabaks)resten

Toen hij nog rookte zaten zijn zakken vol mul.

3 september 2010

bès = zoen

Geef ne keer ne schonen bès an nonkel.

2 september 2010

pieper = klapzoen

Kom hier da 'k euj ne pieper geef.

1 september 2010

gelènd = zitvlak; achterste; gat

Hij staat met heel z'n gelènd bloot

31 augustus 2010

messink = mesthoop; (fig) vuile boel

In hoeven lag vroeger de messink midden op de hofplaats.

Haar kot in Leuven is nen echte messink.

30 augustus 2010

buzze = geldbeugel

Hij zou het geld laten rollen, maar 't is zij die de buzze houdt.

27 augustus 2010

springer = drukknoop om een kledingstuk dicht te knopen (ook: pressjoeng)

Ze was zo verdikt dat de springers van haar kleedje niet meer dicht bleven.

26 augustus 2010

de beuter gaat dieren = wordt gezegd tegen iemand die aan z'n gat krabt

25 augustus 2010

't is nie wel = de ouders vinden dat het meisje/de jongen waar hun zoon/dochter wil mee trouwen niet geschikt is (want van lagere komaf)

De zoon van de notaris gaat met Wendy, de dochter van de smid, maar 't is nie wel.

24 augustus 2010

winde = verband

Hij werd verzorgd in het ziekenhuis en liep daarna met een winde om z'n hoofd.

23 augustus 2010

meer of god en wel genoeg

Zo'n T-shirtje van de Wibra is meer of god en wel genoeg veur em.

21 augustus 2010

ze klapt lik ’n gebrokene spoa = ze babbelt voortdurend

20 augustus 2010

ardije = streng, vastberaden

z' is nie ardije genoeg mee eur joengens, ze laat ze veel te vele toe

19 augustus 2010

'n draaingske = kort moment van bewustzijnsverlies

Hij is van de trap gevallen. Verzekers 'n draaingske had.

18 augustus 2010

sterlinge = star voor zich uitstarend

Na de botsing bleef zij daar sterlinge achter het stuur zitten.

17 augustus 2010

van z'n keisse maken = reclameren, opspelen, van z'n oren maken

Hij heeft ne keer goed van z'n keisse gemaakt en toen zijn ze 't eindelijk komen repareren

16 augustus 2010

't is al familie en hondejonk tope = ze zijn allemaal familie van elkaar

Heel het bestuur van die turnclub: 't is al familie en hondejonk tope

15 augustus 2010

loeten = stuurse, in zichzelf gekeerde man

Zij is de vriendelijkheid zelve, maar hij is ne loeten.

14 augustus 2010

voorval = miskraam

Voor Tim geboren werd heeft ze een voorval gehad.

13 augustus 2010

z' is wel besteld = ze heeft grote borsten

De vrouwen op de voorpagina van P-magazine zijn meestal wel besteld

12 augustus 2010

staantje = bagagedrager achterop een fiets

Foto: z'n lief zit skerlewiep ip de beuze en z'n jongste broertje ip 't staantje

11 augustus 2010

't ras smeet ip = zijn ware, door afkomst bepaalde aard komt boven

A: jeuste lik z'n vader houdt hij er een paar maîtressen op na

B: ja, 't ras smeet ip

10 augustus 2010

poefen = een ploffend geluid maken

Ge moet azo niet met de deuren poefen.

Da poeftege nogal als dat schilderij van de muur viel.

9 augustus 2010

ne roaren droajer = iemand die zich vreemd gedraagt; zonderling

Eerst wildetie en toen wildetie niet, ota gjenen roaren droajer is.

7 augustus 2010

moarteldroenke = stomdronken

Telkens als zijn duif gewonnen had kwam hij moarteldroenke thuis.

6 augustus 2010

te dom om hooi t' eten = zeer dom

Op school was hij te dom om hooi t' eten en nu istie stinkende reke.

5 augustus 2010

't ligt in m'n gedacht dat... = ik meen mij te herinneren dat...

't ligt in mijn gedacht dat ze overmorgen naar huis komen

4 augustus 2010

dat 't is dat 't wilt = wat er ook gebeurt; hoe dan ook

Regen of geen regen, ik ga zondag fietsen, dat 't is dat 't wilt.

3 augustus 2010

't gat in zijn = er vandoor zijn

Hij heeft een broertje dood aan werken. Zodra hij de kans ziet is hij 't gat in.

Toen de politie arriveerde waren de dieven al 't gat in.

2 augustus 2010

sketsedanser = balletdanser

Met dienen tenue ziet ge dreut lik ne sketsedanser.

1 augustus 2010

volang = stuur van een auto

Zijn een hand op de volang en zijn ander op heure knie.

31 juli 2010

eutmeten = uitspoken; verrichten

Wa meetje gij doar eut ip de zolder?

30 juli 2010

in z'n/eur lèze spelen = opeten

Hij zit er nie mee in 's nuchtends vier eiers in z'n lèze te spelen.

29 juli 2010

den dapperen = diarree

Als ik pruimen durf eten heb ik altijd last van den dapperen.

28 juli 2010

betalen met pateelstikken = niet kunnen betalen

Hij een appartement kopen aan de kust? Met pateelstikken zeker?

27 juli 2010

gezjeneerd = beschaamd

't joengentje is 'n bitje gezjeneerd, ie wil geen poeleke geven.

25 juli 2010

allée = overloop; verbindingsgang tussen twee trappen

Op den allée was er een kleurrijk glasraam.

24 juli 2010

in 'n schoffelscheute = overhaastig; zeer snel

In 'n schoffelscheute raapte hij z'n kleren bij elkaar en vertrok

23 juli 2010

kattejoengen speujen = hard regenen

't Zie zo zwart ageunter, 't zal kattejoengen goan speujen.

22 juli 2010

brielen = wanorde veroorzaken; orde verstoren; knoeien

In plaats van op te letten in de klas deed hij niet anders dan brielen.

21 juli 2010

'n dulle bette = een vrouw die vlug boos is

Als hij durft op café te gaan heeft hij ambras met z'n vrouw. 't Is zuk 'n dulle bette.

20 juli 2010

tjanken = huilen; klagen

Ge moe nu nie tjanken daj de koers nie ga zien, g' had maar eerder moeten anzetten.

19 juli 2010

achterdésselen = achterop slenteren; met tegenzin volgen

Het was een eerder in zichzelf gekeerd jongentje. Tijdens de wandelingen kwam hij altijd achtergedésseld.

18 juli 2010

meedésselen = er voor spek en bonen bij lopen

Zij beslist altijd alles, hij mag meedésselen, da's al.

16 juli 2010

vers geregeld = buikspek (van het varken)

'n Schelle vers geregeld in boter gebakken met nen boterham: niet da beter is.

15 juli 2010

't is dulmoakerswerk = het is een uitzichtloze strijd; het is vechten tegen de bierkaai

Iedere morgen ligt hier afval voor de deur. 't Is dulmoakerswerk.

14 juli 2010

piejanewés = geleidelijkaan; langzamerhand

De bankloper wist piejanewés haar vertrouwen te winnen.

13 juli 2010

ketjedeuk = verstoppertje

Toen we klein waren speelden we ketjedeuk in het stadspark.

12 juli 2010

boereleute = kitcherig; opzichtelijk

Die gordijntjes, dat is maar boereleute.

11 juli 2010

klunten = stommerik; klungelaar; lomperik

Hij laat zich daar nu weer aan vangen. Dat is toch ne klunten!

10 juli 2010

ipgoan lik 'n dagsterre = plots kwaad worden; uitschieten

Toen ik hem daarmee confronteerde ging hij op lik 'n dagsterre.

9 juli 2010

geschrankt = alternerend; in regelmatige afwisseling elkaar opvolgen

Jongens en meisjes stonden geschrankt opgesteld voor de erehaag.

8 juli 2010

winket = loket

De man aan 't winket zei dat de trein vertraging had.

7 juli 2010

akkelgaten = verwikkelingen; complicaties; tegenslagen

Zonder akkelgaten zou de verbouwing binnen een jaar af zijn

6 juli 2010

okte snokte = bot; kortaf

Ze antwoordde hem maar okte snokte. Ze had zeker niet goed geslapen?

5 juli 2010

'n brokke van... = een beetje...; een weinig...

Ze heeft 'n brokke van 'n vallinge en snuit haar neus in een brokke van 'n slunsse.

4 juli 2010

verteureluten = verbrassen; geld verkwisten

Hij heeft nog geërfd van een tante maar hij heeft het al verteureluut.

3 juli 2010

in den deuk= stiekem; in 't geniep; zonder toelating

Sterke drank was verboden maar in den deuk werd er toch verkocht.

2 juli 2010

kriepe = iemand die kleinzerig is, vlug klaagt

Ze voelde zich weer eens niet goed, 't is maar 'n kriepe

1 juli 2010

flieflotter = vlinder

Ge ziet veel minder flieflotters dan vroeger.

30 juni 2010

fonte = gietijzer

Het deksel op de afvoerput is in fonte.

27 juni 2010

keppe = lief; lieveling

Ik zal dat voor u doen omdat ge m'n keppe zijt.

Hij zat daar met z'n keppe op een bank.

26 juni 2010

fassen = bakkebaarden

Met zo'n fassen ziet hij er uit als Elvis Presley

25 juni 2010

groeze = aardappelloof

Na het rooien van de aardappelen werd de groeze in brand gestoken op het veld.

24 juni 2010

brangeletten = handboeien

Hij is al verskilnde keren weggevoerd gewist mee de brangeletten an.

23 juni 2010

boekel = gesp

Ze droeg een kleedje met nen boekel als een karrewiel.

22 juni 2010

magrij = dringend

Ze moeste magrij naar den bachten.

21 juni 2010

hij zit op z'n occasie = gezegd van een ongetrouwde boer met een eigen hofstede

20 juni 2010

sulferblomme = zwavelpoeder

'k zal sulferblomme moeten strooien ('k zal iets moeten doen om de jongens weg te houden van mijn dochter in de pubertijd)

19 juni 2010

broklinge = verkruimelde stukken

Toen hij gedaan had met koekjes eten lag de tafel vol broklinge

18 juni 2010

ertefretter = iemand die zijn problemen opkropt; zuurpruim

Hij zit daar hele dagen te dubben, 't is nen ertefretter.

17 juni 2010

ne gassreerden buzzesnijer = iemand die erg doortastend/onvervaard is

15 juni 2010

blinne = blaar

Hij kreeg door het roeien blinnen in zijn handen

14 juni 2010

hij krijgt z'n teumen = hij heeft zotte kuren; hij geraakt opgewonden

12 juni 2010

tegen tjok = weerspannig; tegendraads

Als hij niet goed geslapen heeft is hij tegen tjok

9 juni 2010

eutlangen = verklappen

De buren hadden niet verteld dat ze zouden verhuizen maar het zoontje langde het uit

8 juni 2010

nieuwloopte zijn = snel naar iets nieuw overstappen

Die jonge kapster heeft al veel werk. Sommige mensen zijn nieuwloopte.

7 juni 2010

meedoen = zwanger zijn; in verwachting zijn (geheimtaaltje onder vrouwen)

Ze doet weer mee (= ze is opnieuw in verwachting)

6 juni 2010

gesteukt = klein en gedrongen van gestalte

hij is ne kort gesteukten

5 juni 2010

torpedo = terugtraprem van een fiets

De velo van m'n moeder heeft nog nen torpedo.

4 juni 2010

overkomst hebben = (familie) bezoek hebben

Die dag kunnen we niet weg, we hebben overkomst

3 juni 2010

slachten van = hetzelfde zijn als; gelijken op

hij is zeer op orde en netheid gesteld, hij slacht van zijn vader

1 juni 2010

genadelijk = goedkoop; laag geprijsd

'k Heb dat schilderij genadelijk kunnen kopen van iemand die in geldnood zat.

31 mei 2010

lampetten = stevig drinken

In zijn studentijd kon hij nogal lampetten.

29 mei 2010

tjoeten = lomperik, domkop

Die garçon is maar nen tjoeten.

26 mei 2010

ndoeje? = doe (deed) je dat niet?

Jan: "ik kijk bekans nooit TV. Piet: "ndoeje?"

24 mei 2010

'k weet zonder = ik vraag mij af

'k weet zonder o Club Brugge dit jaar kampioen gaat spelen

22 mei 2010

riflement = uitbrander

Hij kreeg me daar 'n riflement waar hij nie goe van was

21 mei 2010

eemelste = zeer groot; zeer erg

't is nen eemelste lelijkaard

20 mei 2010

anrekken = (als een geslagen hond) wegggaan

Hij ging opslag vragen maar hij mocht anrekken

19 mei 2010

ippermeester = hoofdonderwijzer

De vader van kardinaal Danneels was ippermeester in de dorpschool van Kanegem

18 mei 2010

pinker = richtingaanwijzer van een auto

Zijne pinker stond aan om rechts af te slaan.

17 mei 2010

eisseln = aarzelen; terugkrabbelen

Ze eisselde een beetje en trok toen toch het café binnen.

16 mei 2010

binnenkoarelen = smakelijk opeten

Vier stikken toarte kost ie op z'n gemak naar binnen koarelen.

15 mei 2010

achtereutskarten = het slechter doen

ie skart achtereut lik d' hinnen = zijn gezondheidstoestand wordt steeds slechter

hij deed niet anders dan achtereutskarten en op 't ende istie eutgekeujeld

11 mei 2010

eutkeujelen = failliet gaan

Hij heeft nog een winkel gehad, maar hij is eutgekeujeld.

10 mei 2010

akkepoot = iemand die onhandig is

Nu laat ge ook nog het glas vallen! Gij zijt toch nen akkepoot!

9 mei 2010

't ipperste = de zolder

de wieg en de kinderkoets staan nu op 't ipperste

8 mei 2010

finessegaard = iemand die van precisie houdt

In het schilderen en behangen is hij ne finessegaard.

7 mei 2010

smeuken = motregenen

Men heeft regen voorspeld en nu begint het al te smeuken.

6 mei 2010

bekleisterd = (met modder of vuil) besmeurd

Na de tocht door de velden waren we helemaal bekleisterd

5 mei 2010

meisjong = meisje

Op school speelden de meisjongens apart.

4 mei 2010

deun = leedvermaak

hij heeft daar zijnen deun in dat Leterme er niet in slaagt BHV gesplitst te krijgen

3 mei 2010

kazakken = ongeschilde gekookte aardappelen

30 april 2010

vanalzeleven = zeker; nooit

't gaat toch vanalzeleven niet regenen terwijl mijn was buiten hangt?

29 april 2010

getieketakt = ongeduldig om; gedreven tot; verlangend naar

ze is getieketakt om aan de voordeur te gaan kijken of haar vriendje er nog niet aankomt

27 april 2010

spellewerken = kantklossen

op het bed lag een gespellewerkte sprei

26 april 2010

magrei = dringend

ze moeste magrei naar den bachten (het toilet)

25 april 2010

afseit = buitenspel (voetbal)

Het doelpunt werd afgekeurd want een speler van Brugge stond afseit

24 april 2010

poepers = schrik; ongerustheid; zenuwachtigheid

De voedselinspectie komt zijn zaak controleren. Hij zit met de poepers.

23 april 2010

késsak = viezerik; vuilaard

22 april 2010

doven erpel = scheldwoord tegen iemand die niet hoorde wat gezegd werd

Weet gij dat niet? Ze hebben het daarnet op TV gezegd. Ge zijt toch nen doven erpel.

21 april 2010

flèter = oorveeg

vroeger kreeg je op school een straf en daarna kon je thuis ook nog ne flèter krijgen

20 april 2010

te kloefe = regelrecht

hij reed te kloefe tegen een muurtje

19 april 2010

trekgat = plaats waar het (vaak) tocht

tussen die twee gebouwen is het een echt trekgat

15 april 2010

akro = licht ongeval; tegenslag

'k heb n' klein akrotje had bij 't parkeren: de buitenspiegel is er af

12 april 2010

hertefretter = introvert persoon; pessimist; zwartkijker

't is hem niet aan te zien dat hij er onder lijdt, 't is nen hertefretter

11 april 2010

halfnèze = slechts voor de helft afgewerkt

de poetsvrouw liet de boel halfnèze en vertrok

10 april 2010

toarteklaai = onbezonnen persoon; onnozelaar; kieken

dat verbaast me niet van hem, zo nen toarteklaai

9 april 2010

dievlinge weg = stiekem; in 't geniep

Dievlinge weg graaide Kareltje in de koekendoos.

7 april 2010

blètekoesse = iemand die vlug huilt

van zodra de koning op TV verschijnt begint ze te huilen, 't is 'n echte blètekoesse

6 april 2010

blutsepoeper = pas geboren vogeltje, nog zonder pluimen

5 april 2010

geute = gietijzer

4 april 2010

deizeke = streling / kus op de wang

tot kleuter: "geef ne keer 'n schoon deizeke aan pepé"

30 maart 2010

gelènd = onderlichaam

in de klinieke wierd ie alle doage heel zén gelènd gewassen

29 maart 2010

dilte = hooizolder

28 maart 2010

bezatse = rugzak; reistas

iedere week trok hij met een zware bezatse naar Leuven

26 maart 2010

frienzelen = uitrafelen

Zij droeg afgedragen kleren. Haar rok begon te frienzelen

25 maart 2010

speelvoyage = huwelijksreis

ze zijn op speelvoyage naar de Balearen

24 maart 2010

plakiester = kleefverband

na de operatie liep hij met ne grote plakiester op z'n oog

23 maart 2010

greusdikke = eivol; barstensvol

rond de pot confituur zat het greusdikke van de vliegen

22 maart 2010

beslagmoaker = opschepper; met veel uiterlijk vertoon; verwaand

nu z'n zaak failliet is zal hij zoveel beslag niet meer moeten maken

19 maart 2010

bendig = zuinig

met zo'n klein inkomen moet ze wel bendig leven

18 maart 2010

appareil = tandbeugel

ons Cindy's tanden groeien uiteen, ze moet nu een appareil dragen

16 maart 2010

rare gespen trekken = verrast, verbaasd zijn

als hij de factuur krijgt zal hij nog rare gespen trekken

15 maart 2010

sloeberen = loshangen (ook: slurpen)

z'n hemd sloebert uit z'n broek

nie sloeberen als je soep drinkt!

14 maart 2010

dij = larie, onzin, prietpraat

't is groten dij = 't is compleet onzin

't is dij en z'n broere = 't is larie en apekool

13 maart 2010

brielpot = iemand die slordig is; een jongen die de klas op stelten zet

die loodgieter werkt goedkoop maar 't is maar nen brielpot

12 maart 2010

klutterspoan = rammelaar

11 maart 2010

swiessel = iemand die groot van gestalte is en mager

zij is maar 1m60 maar hij is ne lange swiessel

10 maart 2010

sékkeplat = volledig plat; volledig leeggelopen

de band van mijne velo is sékkeplat

9 maart 2010

anneskesnest = familie, aanhang

hij is met heel zijnen anneskest naar het buitenland vertrokken

8 maart 2010

gespogen = zeer sterk gelijkend op

het is z'n vader gespogen = hij gelijkt heel erg op zijn vader

6 maart 2010

ellestekedoenker = pikdonker

in de kelder is het ellestekedoenker, de lamp is kapot

5 maart 2010

hij is met z'n hoar = hij is dronken

3 maart 2010

oetjedom = heel erg dom

2 maart 2010

doenze? = deden ze dat?; zullen ze dat doen?

A: Jan en Els gaan deze zomer trouwen. B: Doenze?

1 maart 2010

ellekediere! = ik ben je te slim af!

(in het kaartspel) je wilde mij pakken met de aas maar ik had nog een troef over. Ellekediere!

28 februari 2010

gekuld = gehinderd; hinderlijk

ie zit doamee gekuld = dat zit hem dwars; dat hindert hem

27 februari 2010

zienlinge = met open ogen

hij loopt zienlinge in zijn ongeluk

26 februari 2010

girten = opzijgaan

girte e kjièr = ga eens opzij

25 februari 2010

bootje = aanspreektitel voor een postbode

awel bootje ge zét loate vandoage = wel postbode je bent laat vandaag

24 februari 2010

kariot = oud, versleten voertuig

zén ototje is een ood kariot = zijn autotje is oud en versleten

23 februari 2010

skeutig kijken = raar (tussen angstig en boos) opkijken

ie keek mo skeutig ok em da zei = hij keek maar raar toen ik dat zei

22 februari 2010

tjewelen = eten met lange tanden

ze zat doar mo 'n bitje te tjewelen = ze at met lange tanden; ze zat daar wat in haar bord te draaien zonder veel te eten

21 februari 2010

zentje = bidprentje; (fig.) brave, onschuldig uitziende persoon

ip zén zentje stoend er ne skoanen dicht = op zijn bidprentje stond er een mooi gedicht

ze zit doar lik 'n zentje = ze ziet er heel braaf en onschuldig uit

20 februari 2010

wijster = ruimte; plaats

goa ne kjièr eut méne wijster: maak plaats voor mij

'k ee nie veel wijster: ik heb niet veel plaats