P
poander blikken trommel
poasei losbol
paddedikke heel dik
pakken stelen
paljee overloop
palullen vleien
palto mantel (van vrouw)
poane ribfluweel
de poanen broek verdienen en ontmoeting regelen tussen een jongen en een meisje zodat er een trouw van komt
ze zoen oens panne vermoaken ze zouden verklappen wat we verkeerd gedaan hebben
er pap op leggen ermee ophouden
lachen lik ‘n paptoarte gul lachen
een gezicht lik ‘n paptoarte een lachend gezicht
paravang scherm
pardessu overjas (voor man)
park box (voor kinderen)
parlaffe grote oppervlakte
parlassanten uitgebreid praten
parlee wat men zegt
parochie-stier grote versierder, rokkenjager
hij weet niet meer van welke parochie hij is hij is stomdronken
z’n partie zijn geslachtsdeel
pasjenssie geduld
passeerde weke = verleden week
passe-vite groentemolen; roerzeef
patat oorveeg (ook: aardappel)
hij zit in de patatten hij heeft problemen
z'n patatten ofgieten plassen
patjièele schotel
betalen met patjièelstikken niet kunnen betalen
‘t is al open patente het is open en bloot
poaters zwarte bessen
pavoane koosnaampje voor "lief kind"
ne pee stoven een poets bakken, een oor aannaaien
de peele de schil
peignoir kamerjas
peizen denken
peizen van toet denken van wel
iemand ne pek in z'n ol geven iemand een schop tegen z'n achterste geven
op z'n pekebeste op z'n paasbest; mooi gekleed
pekens schoppen (in het kaartspel)
van pekens gebaren doen alsof z'n neus bloedt
pekkelen bikkelen (ook: stappen met korte beentjes)
ne pekker een nachtraaf; ook: een kleine eter
bleuven pekken blijven hangen
pélebot rechte kaarsrecht
penantie penalty
'n pèrdegedacht een dwaas idee
ne pèrdejeuj een liefhebber van paarden
pèrdemjièster dierenarts
'n pèrdooge een spiegelei
ne pèrdepiet iemand die beroepshalve met paarden bezig is
pèrdesjansse veel geluk
'n pèrdevallinge een zware verkoudheid
pèrdevroet woedend
te pèrde zén in de weer zijn
'n pèrdezoage een zeurkous
père oorveeg
zene peren zien = afzien; lijden
perforsse dringend; tegen beter weten in
perleut kerel
ne vieze perleut een humeurig man
nen onnoazele perleut een naïef iemand
pèreloare dronken
ne permanant door de kapster gekruld haar
ne kljiène pernukkel iemand die klein van gestalte is
persebonen staakbonen
persen verre zeer ver
ie spoag persen verre hij was zwaar onmisselijk
persjinnen rolluiken (v.e. woning)
persjongs = drukknopen
peirsooge spiegelei
permissie toelating
pertang nochtans
perte totale total loss
pertig slank, mooi
z’ ee ’n pertig neuske ze heeft een mooie neus
pertillen bretellen
pertrettetrekker fotograaf
perzije bovenop de koopsom te betalen voor een stuk bouwland
pesseene urinoir
petiennagel klein nageltje om schoenzolen te lappen
petjikken manken
persjoenkelen de kerk binnen en buiten gaan teneinde een aflaat te verdienen
z'n peupe eutkloppen doodgaan
peuste puist
z'n peuste scheuren weggaan; afdruipen
peut kikker
ne peut in de kele hebben een schorre stem hebben
peutannoazel onnozel; helemaal zot
peutekoad erg koud
peutekoppen dikkopjes
peuterek kikkerdril
peutestokskes heel magere benen
pezewever vrek, muggezifter
pianewijs geleidelijkaan, langzamerhand
piejong tandwiel
piele batterij
pielelucht zaklantaarn
'n pieleke vet een stukje vet (vlees)
piepedood zitten een "klop van de hamer" krijgen (in het wielrennen)
pieper klapzoen
pieperen zoenen
'n piepke een zoentje
piepling tenger manspersoon
de pieps aan 't herte hartkloppingen
pierelen braken
't is stravve piero die drank is sterk
piere gulp van een broek
'n piesooge een ontstoken ooglid
ne piespoater iemand zonder humor, zeer ernstig
hij is de piest' in hij is er vandoor
piestekétten gespierde (kromme) benen
piestongs klappertjes voor een speelgoedpistool
piet penis
piet hebben geluk hebben
't is 'n pietje fernin gezegd van een kind dat zeer levendig is
't is 'n pietje stek 't is 'n deugniet
'n teer pietje iemand die tegen weinig bestand is
pieters winkeldochters
ne veule pietoe smerig ventje;
hij gebaart van peekens hij doet alsof zijn neus bloedt
peekens schoppen (in kaartspel)
peekezot schoppen boer
zijn peekezot zijn jonge heer
pikenike klein rond koekje met een toefje suiker
't pil is of het werk zit er op
't is lijk ‘n pimpelmezeke het is een zeer tenger persoon
pincejoager (ook: pensejoager) stroper (jaagt om zijn buik, zijn "pens" vol te kunnen eten)
pincenee leesbrilletje
jènnen mee veel ping iemand met veel geld
pinker wimper
pinker (ook: clignoteurs) richtingaanwijzer (v. auto)
pinne gierige (vrouw)
pinten versieren, opsmukken
piosche houweel
pipo onnozel iemand; dommerik
pissebloem paardebloem
pissiedroager telegrambesteller
pisséene urinoir
pistolet broodje
pitalèr jacket
ploagske epidemie
plaffeteuren luiken (v.e. woning)
plak nummerplaat
plakiester kleefverband (ook: oorveeg)
plakkoat bord
plakken kopen zonder betalen
hij blijft plakken hij houdt zich bezig, geraakt niet weg
plakker stukadoor; ook: pleister
plancher houten vloer
plancher rijden volgas rijden
planchetten houten planken
iemand de planète lezen iemand een uitbrander geven
plankier voetpad
plankierkoarter iemand die slecht kaart speelt
trekt uw plan! doe wat je wilt!
plastrong (ook: cravat) stropdas
zo plat of ne sens zeer plat
hij rijdt plat hij heeft een lekke band
de platse dorpsplein
platte koas kwark
plein vul volledig vol
't is 'n pleute het is een lief kind
plissee-rok plooirok
plong zekering
plongeur afwasser in een restaurant
nie ip zéne plooi zijn zich niet fit voelen
plukkevort geheel rot
in 't hol van pluto in the middle of nowhere, afgelegen
poandre blikken trommel; mand(je)
‘n poate een handvol
poaters zwarte bessen
pochette pennenzakje
poefen een ploffend geluid maken
zich poefen neerploffen
wanneer gaat de grote poef af? voor wanneer is de grote gebeurtenis?
poejas clown
poelen handen
geef ne kjè 'n poeleke (tegen een kind) geef eens een handje
ne poenderoare gierigaard
ne poenk een hoop geld
'n poenke geld veel geld
hij zit met de poepers hij heeft schrik; hij is bang
poepeloerezat ladderzat
(staan) poepgoaien doelloos rondkijken
poer buskruit
hij heeft het poer nie eutgevonden hij is niet van de slimste
hij poerde niet hij zei niets
poeren zich roeren
in poer en medelzen = totaal gebroken
poervister voetzoeker
poesjitte buggy; kinderwagen
poester koewachter, boerenknecht
poetril ijzeren dwarsbalk
polk put in een matras die ontstaat door er op te liggen
ponk(e) grote som geld; spaargeld
pooi clown
pootink pudding
't pootje (ook: de kozijntjes) jicht
portemanteau kapstok
posjitte etui voor schrijfgerief
'n pote een hoeveelheid
pottedoof volledig doof
ne post pakken zwaar ten val komen
ne postenoakel 'n kerel
't is ne véze postenoakel hij is onvriendelijk
goe verzien van poten en oren een vrouw met een weelderige boezem
pothoere hoer met veel ervaring
potshoofd gekke kerel
't ligt in pozen het is wisselvallig
proamen aanporren
geen prenssie van geen sprake van; in de verste verte niet
prente lief; minnares; opgetutte vrouw
presentie aanwezigheid
in presentie van iedereen terwijl iedereen toekeek
presscasserolle snelkookpan
presseren dringend zijn
'k ben nie gepresseerd ik ben niet gehaast
pressjoeng drukknoop om kledingstuk dicht te knopen (ook: springer)
pret prei
ne stoal pret een preistengel
prète kaalkop
pretgroene onrijp
pretmadam hoogmoedige vrouw
preume domme, hovaardige vrouw
preus fier
preus lik tiene zo fier als een gieter
preusslag prestatie waarop men fier kan zijn
preute kut
‘t is ‘n bittje van ‘n preute gezegd van een vrouw die weinig lacht
ne preutelekker een schoothondje
preuteleute vingeren
prieze stopkontakt
proboassie poging
een proper meisje een mooi meisje
ge zijt ne properen dat is me wat met jou; nu nog mooier!
hij is prutte hij is platzak
puffen boeren
pupalaam product van slechte kwaliteit
't is 'n puppe het is een mooie vrouw
‘n purreke een dikkerd
putmaker grafdelver
putten in d' èrde kloagen erg klagen