Lichaam / uiterlijk
achtergelènt de bips
affel navel
allabros rechtopstaand kort geknipt haar
bek-neel mond; mondholte
beukeput navel
nen binnenbeir man die noch man noch vrouw is
nen bleuzaard iemand met een blozend gezicht
cicatrice lidteken
drendel snottebel
't is nen dieren gezegd van een roodharige
dubbel gelet = voorzien van een zwaar mannelijk lid
eletriekebeentje ellepijp, een van de 3 botten van de elleboog
fabriessen bakkebaarden
fassen bakkebaarden
froefroe op het voorhoofd hangende haarlok
klein fuk iemand die klein van gestalte is
fukske tegen d' èrde iemand die klein van gestalte is
zijn ogen draaien naar 't hol van zijn gat hij kijkt scheel
gelènd onderlichaam
ie stoat mee gjièl z'n gelènd bloat hij staat in zijn blote flikker
'n gildig vrommins een struise vrouw
hij éé z'n joengen ipgeeten hij heeft een baard
ne kliène jukkebubbel iemand die klein van gestalte is
ze heeft ne keuj in eur hoar ze heeft haar haren in een dot
kinnebak kin
kletse kaal
kletsekop kaalkop
ne kloeken bouten een goed in het vlees zittende knaap
klutterbuk gesteriliseerde man
knoessel enkel
koente zitvlak
kodde haar in een staart gebonden
mee 'n kot lopen o-benen hebben
loezen tepels
mannemins man
matreze baarmoeder
moustache snor
hij heeft oale gevoerd tegen wind hij heeft veel sproeten
oren lik talloren grote oren
(ne) schelen otter iemand die scheel kijkt
paddedikke heel dik
ne permanant door de kapster gekruld haar
ne kljiène pernukkel iemand die klein van gestalte is
petjikken manken
peutestokskes heel dunne benen
pinkers wimpers
poelen handen
prète kaalkop
roeper adamsappel
skerlewiet met de ogen wijd open gesperd
skribbel krabbel
smeus oorsmeer
spakken mank lopen, hinken
stèrtebeen lage rug
stresse haarlok
streuvelen krullen
streuvelhoar krulhaar
tetten (vrouwe)borsten
toevetten dik worden
tote aangezicht, gelaat
weerbustel weerbarstig haar
wezen aangezicht
wittepenne vrouw met blonde haren
ne kleine wup iemand die klein van gestalte is