S
sjakosse handtas
't is in de sjakosse 't is geregeld
saladiere slakom
saloa-vloage korte, hevige regenbui
salut en de wind vanachter! vaarwel! (en dat ik je niet meer terugzie)
sandrié asbak
en heel diene santeboetiek = en alles wat daarbij nog komt kijken
sarze deken
savatten pantoffels
savel doortastende (eerder bazige) vrouw
er niet ip schaffen er geen acht op slaan
schalie dakpan uit leisteen
schamotteren goochelen
schampavie weg; verdwenen
schapulier aandenken aan een heilige
scharbielzen ijzerslakken
schardings sardienen
scharminkel lelijke vrouw
scharten krabben
hij schart achtereut lik d’ hennen hij ligt op sterven
ie schart er were deure hij geneest
schavelingen houtkrullen
schaverdijnen schaatsen
schjeebier laatste biertje voor het weggaan
schjeewei melkwei
oe schjiet dat ier? hoe zit dat hier in elkaar?
ne schjièven kregen afgesnauwd worden; verwijten krijgen
schele deksel
'n schelle een snede
'n schelle scheutelvlees een snede rauwe varkensham
scherlewiep schrijlings
scherlewiet met de ogen wijd open gesperd
schetescheuj zeer bang
'n schete in ne netzak veel lawaai om niets
'n schete van niet een kleinigheid, de moeite niet waard
er mag geen schete verdraaid zitten of.. er mag niets fout gaan of...
schetsedanser balletdanser
schette houten scherm
schettewerk hekwerk
't is goed veur 't scheuf het is goed voor de spijsvertering
scheufling fluitje
scheuj bang, schuw
hij is scheuj van zijn schouwe hij is bang van zijn schaduw
't is ne scheujen burger iemand met een slechte reputatie
schevern snel rijden
hoe schièdt dat ier? hoe zit dat?
schie driftbui
schier bijna, nagenoeg
schietlap katapult
scheutig kijken raar kijken
't (vliegend) scheet diarree
ottal te scheetn komt als puntje bij paaltje komt
scheeter bangerik
't loapt van de schippe het is overdreven
ie keust z'n schippe of hij stopt met werken; hij is er vandoor
Schobbejaks' hoogte heuvel tussen Tielt en Aarsele
schoassie schaarste; tekort
schoepen stelen; pikken
schoerke staan op de schouders van een ander gaan staan
schof lade
schoffelaar iemand die overhaastig tewerk gaat
schoffelen overhaastig tewerk gaan
in een schoffelscheute overhaastig, zeer snel
schommelen opruimen
ge zijt ne schonen! nu nog mooier!
zwarte school odden praten met dubbele (sex-) bodem
schorteblauw donkerblauw
schotseskeef heel scheef
ne schréver een bediende; klerk
schrièmen schreien, wenen
ne schreujel een (angst)schreeuw
schreujelen schreeuwen
't scheuf diarree
scheufeln fluiten
scheufelet fluitje
scheuteldoek vaatdoek
scheutig keken = achterdochtig, wantrouwig kijken
de schulpe hangt nog aan zijn gat een groentje
schurdig onvoorzichtig
schurdigoard ruwe kerel
sékanneren piekeren
sékke kawgom
sékken kauwen
't is tegen zijn sékke 't is tegen zijn hoofd
hij krièg ‘n sékke hij kreeg een oorveeg (fig.: uitbrander)
sékkeplat volledig plat
sekreien chicorei
semang cement
hij heeft gene sens meer hij heeft nergens nog zin in; hij is bekaf
sentèren waterput
serpent boosaardige vrouw
van zene/eure sés goan flauw vallen
seule emmer
seunlicht zjepe zeep van het merk Sunlight
seupersteessie = bijgeloof
seute preutse vrouw
en si en la en 't geunte enzovoort
sichten sinds
siekanneren zich zorgen maken
zijne siesperleut zijn jonge heer
van zijne sies goan het bewustzijn verliezen
siettekarre zijspan van een moto
't sineuziet voorhoofdsholteontsteking
sintekloajsgoed iets dat vleg kapot gaat (ook: pupalaam)
sjansse dat...... gelukkig dat.....
sjansse èn geluk hebben
sjarp sjaal
sjarzebeuzze uitlaat
geen sjenssie èn lusteloos zijn
sjette breiwol
sjette geven (ook: buzze geven) krachtig voortdoen, hard werken
sjièze koets
sjiek (tabak) tabakspruim
sjieken pruimen, op kawgom kauwen
sjieklitte kawgom
skandaliseren aanstoot geven
skès scheermes
in 't skès liggen met ruzie hebben met
sketeskeuj zeer bang
skeutelvlees gezouten spek
't loapt van de skippe het is overdreven
skoeperen lichtjes verbranden
de Skoeskole de Tieltse Rijksmiddenschool
skokken met kriekestenen spelen
zwarte skole odn schuine praat uitgaan
skribbel schram; kras
skroavelen een schurend gevoel veroorzaken
slachten van.... doen zoals.......
hij slacht van z’n voader hij doet als zijn vader
ne slag een veldweg (naar een van de weg afgelegen boerderij)
‘t is al slag no val het is niet te voorspellen
slag om slinger op naarstige, gehaaste wijze
slam kolengruis
slameur lastig werk
slei stuk stof; vod
slicht worden bederven (ook: onwel worden)
hij werd slicht hij voelde zich onwel
slekkenat drijfnat
slekkevet zeer dik (v. persoon)
zijn sleppen scheuren aan geld toedragen aan
slessen pantoffels
sletsen pantoffels
'k ore euj al ofkommen ip euj slessen ik meen al te weten wat je gaat zeggen
sleussie vulcaniseermiddel (Dissolutine) om een rubberen band te stoppen met een rustineke (Rustine)
slierboane glijbaan
slieren glijden
hij loat ze slieren hij geeft veel geld uit
slingertetten afhangende borsten
sloeberen slurpen
zijn hemd hangt te sloeberen zijn hem hangt los
slore beklagenswaardige vrouw
sluffers pantoffels
slunsse vod
slunsse geven hard voortdoen
hij reed zijn auto in slunssen hij reed zijn auto kapot
slutse slap; (ook: omhulsel van erwten)
smeieren verbrijzelen; prakken
smesse smederij, smidse
smete worp
eut de smete van het centrum weg
smeukn motregenen
smeus oorsmeer
een smièr meisje tenger meisje
smoefelen smullen
smoaraloam (smooralaam) rookgerief
smoaren roken
smoaren mistig zijn
smoarrékke zeer rijk
smout reuzel
smooter spekzwoerd (bij het wafels bakken)
een rijke smooter een rijke man
smootzochte zeer gaar
'n smotinge een pak slaag; een rammeling
ne snak snauw
ne snak en ne snauw krijgen afgesnauwd worden
snakken snauwen
't èt al z'n snapsan alles vraagt een specifieke aanpak
zijne snoater sloan in zich in het gesprek mengen
snel mooi
een snel meisje een mooi meisje
ge zijt ne snellen! nu nog mooier!
snelzeker ook: toebroek; open onderbroek voor vrouwen
'n snetse (jonge) vrouw die (te) veel praat
'n snetsebelle (jonge) vrouw die (te) veel praat
sneudoek gebreide sjaal
sneukelen snoepen
sneukelgat iemand die veel snoep eet
'n sneusterkatte vrouw die er onverzorgd uitziet
snokken rukken
in 't snotje èn in de gaten hebben
snotjoenk puber
ne snok krijgen een elektrische schok krijgen
snottekeisse snotneus
snotvallinge lopende neus
snotvinke lopende neus
snul dommerik
soedéren lassen
soepappe ventiel
solementen grondvesten
't sorteert niet het schikt mij niet
soutien bustehouder
ze spoart ze is in verwachting
ze doe were mee ze is in verwachting
spakken mank lopen, hinken
't is 'n spanderke 't is nipt
anders geen spanders? zijn er verder nog problemen
speelvoyage huwelijksreis
't speen aambeien
'n speite een injectie
speiten spuiten
speitlap spatlap
spièken spuwen
hij heeft het spek aan z'n been hij is de klos
spekken snoepjes
(zijn) spel mannelijk geslachtsorgaan
spel moaken ruzie maken (ook: zich aanstellen)
spel zoeken ruzie zoeken
't is ipgemoakt spel het is doorgestoken kaart
er niet veel spel rond moaken korte metten maken
spellement = ding; voorwerp
spellewerken kantklossen
spelmoaker ruziemaker (ook: iemand die zich aanstelt)
hij moet zich wat meer spenéren hij moet wat minder eten
de vliegende spetter diarree
ze speurt breed ze is zwaarlijvig
speuje spuug
speujen braken
speujen lik ne reiger erg braken
Speuzens' hol doorgang op de markt van Tielt
spézen voegen (van muur)
ne spicht een zeer magere persoon
spièkbak spuwbak
spièke spaak van een fietswiel
spièke speeksel
spièken spuwen
spièkmedalle ereteken
geen spiere wind windstil
't spit rugpijn
spoassiepapier kaftpapier
spoelkom grote kop (voor koffie, soep)
'n sponssie hoeveelheid voldoende voor één maaltijd
'n sponssie bonen een kom bonen
sporrewoan levendig kind
sprange wip bij boogschieten
sprietling schietlap
sprietsil salpeterzuur
springer drukknoop
spokken knetteren
staande fit en gezond
ge moet er niet naar stoan om... ge moet er niet naar verlangen om...
stoantje bagagedrager van een fiets
stoas iemand die weinig of niets zegt
stéfpap behangerslijm
steffastig voortdurend
stekken knikkeren
sterlinge star voor zich uit starend
staketsel pier
staminee café
ze heeft kloeke stampers ze heeft nogal dikke benen
stanse vrouwmens
stappenalf met stevige tred
stoazen sokken
de stee het centrum van de stad
steeg van ofgang geconstipeerd
stefastig voortdurend
stieeg moeilijk, lastig
hij is stieeg van ofgang letterlijk: hij heeft constipatie
ook: hij geeft niet toe
stille weg in stilte
't is ne stinker het is een deugniet
steekkarre stootkar
kleine/grote steke kleine/grote versnelling van een fiets
stekebezen kruisbessen
stekeblend totaal blind
stekedonker pikdonker
stekskes lucifers
stekke wasspeld
stekkedozeke luciferdoosja
stekken knikkeren
z' èn em te stekken ze hebben hem bij de lurven
stekkerdroad prikkeldraad
ne stekveugel een uit een blad papier gevouwen vogel
stelling steiger
steriliseren groenten inmaken, "wecken"
sterrezat stomdronken
stèrtebeen lage rug
ne steuk een stoot
steukn geld betalen; omkopen
steumern stotteren
steupen zich bukken
ie stoap em en ie lag achter de grond hij bukte zich en viel op de grond
steute boterham
steutebuzze eetzak
stiebels soldatenschoenen; hoge schoenen
stienkertjes tagetes (bloemen)
stiepelzat zwaar dronken
't stik stuk (landbouw)land
stikkewoarts in afgelegen; helemaal op de buiten
stikske spelen een toneeltje opvoeren
ne rijke stinker iemand met veel geld
't stinkt hier gezegd wanneer iemand opschept
stoake paal
stoakestéf stram
stoefen opscheppen
stoefertje strikdas
stoelkeszetster kerkbediende die o.a. het stoelgeld kwam ophalen tijdens de zondagsmis
stoffoassie produkt, stof
ge keunt er mee geen stokken deure slaan het is een hels lawaai van mensen die door elkaar praten
in stokken kommen met ruzie krijgen met
stommen ambacht stilzwijgen
stongs geld
stoppelweewe ongehuwde moeder
stoppen naaien
't is ne stottn het is een durver
straf sterk, zwaar
stratjee straathond
streien bekvechten; ruzie maken
'k ben streke mijn werk is bijgewerkt
stresse haarlok
streus struis, kloek gebouwd
streuvelen krullen
streuvelhoar krulhaar
striepe strook, lijn
iemand ne striep trekken iemand bedriegen, een hak zetten
gjièn stroat van d' èrde roapen niets uitrichten
stroelen wateren
stront met oakskes regenen hard regenen
strontevés zeer humeurig
strontprochie kleine parochie; klein dorp
strontspel waardeloos ding
strontvint nietsnut
stroppen geld vragen aan het bruidspaar bij het verlaten van de kerk
stroppen blijven steken
sturten morsen
sulfer lucifer
sulferblomme zwavelpoeder
hij zal sulferblomme moeten strooien gezegd van iemand met een dochter in de adolescentieleeftijd
suntutte kleinzerige vrouw
suppositoire zetpil
swies ordehandhaver in de kerk
(lange) swiessel iemand die groot van gestalte is
swiesselen slingeren
swille van… omwille van…
swinst terwijl
swoatelen onduidelijk spreken
swoateloare iemand die onduidelijk spreekt, praatjesmaker