A
iemand angoan = iemand aanvallen
angetoarteld = slordig gekleed
z' is azo = ze is in verwachting
oardig varen = iets onaangenaams meemaken
oardig wèrden = misselijk worden
'j ee 'n oarke naar zeen voarke = hij aardt naar zijn vader
abij = bijna
abimeren = beschadigen
abses = ontsteking
ie sloat in 'n achte = hij valt flauw
achterdésselen = achterop slenteren
zo zot of 'n achterdeure = goed zot
achterdoen = nadoen, nabootsen
achtergelènt = de bips; zitvlak
achterkommer = jongste, wat later geboren kind
achterreke = na elkaar
zo dom lik 't achterste van ‘n koe = gezegd van iemand die eerder dom is
achtereut = koer, tuintje achter het huis
achtereutskarten = het slechter doen
ie skart achtereut lik d' hinnen = hij ligt op sterven
achterwoarster = voedster
achterwoarsover = achterover
nen achttienmaander = een fysiek fitte persoon
oaderspat = spataderen
zijn adieus doen = vaarwel zeggen
hij heeft een affaire met = hij heeft een verhouding met
ge n' èt doa gjièn affairens mee = dat zijn uw zaken niet
affel = navel
affesseren = vooruitgaan
't affesseert ier niet = het gaat hier niet vooruit
oftrekker = kurketrekker
affreus = verschrikkelijk lelijk
affront = vernedering
ik val hier in affronten = ik sta hier te schande
afseit = buitenspel
van ageunste kanten = uit die streek
ageunter = langs daar
met ne groten air = met veel pretentie; uit de hoogte
'n airke = een liedje
akkelen = stotteren
akkelgoaten = verwikkelingen, complicaties
akkemandéren = stuk maken
akkepoot = iemand die onhandig is
akro = licht ongeval, tegenslag
alflinge = enigszins
alfnèze = voor de helft afgemaakt
allabonneur = in orde; OK
allestappe = om de haverklap
allichte = weldra
allooize = horloge; uurwerk
aloam = gereedschap
alarm geven voor de doaven = een geluidloze wind laten
algeleek = toch
’t is al geleek = het is om het even
alkokamfree = kamferspiritus
allabros = rechtopstaand kort geknipt haar
allée = overloop; verbindingsgang tussen twee trappen
alléegauw = komaan
de katte zit in d' allooize = man en vrouw spreken (tijdelijk) niet meer met elkaar, ze hebben ruzie
allumeur = aansteker
almenekjè = opeens
alsan = altijd
an den als kommen = naar de knoppen / kapot gaan
an of omtrent = in de buurt
altefoart = voortdurend, herhaaldelijk
altegoare = samen
altemets = toevallig; misschien; eventueel; soms
alteroatie = verstomming, emotie
altope = samen
't is altope geen avance = niets helpt
hij heeft ze niet altope = hij is gek, geschift
ambaleren = inpakken
ambaloajze = verpakking
ambetant = ongemakkelijk , vervelend
ambetanterik = vervelend iemand
ambras = ruzie
ambras maken = moeilijkheden maken, ruzie zoeken
amiante = vuurvaste stof
amidong = stijfsel
anattandang = in afwachting
andjoen = ui
geklièd lik ne rauwen andjoen = warm gekleed
ankeren = erg naar iets verlangen
't al van éénen angel maken = alles door elkaar halen; alles verbrodden
angetwoerteld = slecht gekleed
annekesnest = aanhang, familie
met gièl zenen anneskesnest = met hebben en houden
'n annozele parochie = een klein dorp; een boerengat
anrekken = weggaan
anskier = houten balk tussen paardentuig en kar
anskarten = zich uit de voeten maken
anstrebantie = verwikkeling
antédn = op tijd
in antepreze = in regie
anternoo = lichtkoepel
antigel = antivries
antoave = handvat
't is d' antoave die niet deugt = gezegd tegen iemand die iets onhandigs doet
antrinneur = trainer
aoker = emmer
aolkateel = citernvormige mestkar
'n apke = een kleine bijl
apparreij = tandbeugel
appeuprè = ongeveer, bij benadering
ardije = streng
arlooize = horloge
d' arlooize zetten = de wekker zetten
assiette (ook: tallore) = bord (om uit te eten)
asterbantie = complicatie
astrant = bot, frank
atakke = hersenbloeding
attefoart = voortdurend
't is geen avance = het helpt niet
avanceren = vooruitgaan
oaverechts = omgekeerd
't is nen oaverechtsen = hij is overal tegen
averre = ongeveer; bijna
zich avonteuren = zich wagen
ip eigen avooi = niet samen; alleen; zelfstandig
azénpisser = droevig, zeer ernstig iemand