T
toarteklaai onbezonnen persoon; onnozelaar; kieken
toatjespap karnemelkpap met aardappelen
tabaard slaapkleed
tajeurke mantelpakje
van zijnen tak maken zich kwaad maken, zich beklagen bij
takkoord geraken overeenkomen; overeenstemming bereiken
tallongs hoge hakken
tallore (ook: assiette) bord (om uit te eten)
talloreterter man met fijne maniertjes
tantlefèrens zaken
't is mijnen tand niet ik lust het niet
er niet veel tantlefèrens aan maken er zich vlug van af maken
gèt doar gjièn tantlefèrens mee dat zijn uw zaken niet
tap zetpil / haakje om kleren op te hangen
angt euje palto moar an den tap hang uw mantel maar aan de kapstok
onnozelen tap naieveling
houd moar eujn toater! houd maar uw mond!
tats nop op voetbalschoen
tebinst terwijl
teekla wijf
tjewelen eten met lange tanden
tefrente verschillende
tefète onmiddellijk
ten eerste werke eerst en vooral
teure mo deure ga maar door
teut tefète tot seffens
tegen tjok weerspannig, tegendraads
te kwiste gaan verloren gaan; kapotgaan
temper beslag (voor bv. wafels)
tenden alle straten ten einde raad; radeloos
tendenderéke uiteindelijk
teneutkante op de boerenbuiten
teniptelle teveel; op overschot
tenoenverlette zonder tijdverlies
tentuurdjot jodiumtinctuur
te passe van pas
hij stoat wel te passe hij is vrij dik
tèr aarding
te reke zo dadelijk
ie goat tereke dood zo dadelijk sterft hij
tèrik aardworm
tèrlingsmete gok
terren onderste rand van een gevel met teer instrijken
terrepapier asfaltpapier
tert trede
terten gaan, stappen
hij mocht terten hij kon opstappen; hij werd ontslagen, weggestuurd
te stikkeweirder in te lande; op de boerenbuiten
tetten (vrouwe)borsten
van zijn tetter maken reclameren
(magere) tetting magere persoon
tetting regenworm
ze nè nie vele te tetutten ze heeft weinig te zeggen / weinig bevoegdheid
'n teumelette een val(partij)
'n teumelperte een val(partij)
hij krijgt zijn teumen hij heeft zotte kuren
teun omheining
teure ga
teure moo voart! ga maar weg!
teut fopspeen; ook: eindje
nen teut wost een eindje worst
onnozelen teut stommerik
tevierklauwe haastig; snel
tewege bijna
tézen stekken onderdelen van een schoen aaneen naaien (was destijds huisarbeid in Tielt)
thermospulle (ook: verwarmpulle) thermosfles
tiege de schacht van een veer
tielik vroeg
's nuchtens tielik 's morgens vroeg
tielik ip z'n stikken 's morgens vroeg
tierelen vallen
tieren schreeuwen
tieritte ritssluiting
ne roaren tiesten een zonderlinge kerel
tiggel tegel
'n véze tinke humeurige vrouw
tinkmij dat.... me dunkt dat....
tinzen plagen
timber postzegel
timbreren een postzegel plakken
tingel netel
tinke slimme, geslepen vrouw
'n iète tinke een warmbloedige vrouw
een zotte tinke een wilde vrouw
tirefond soort schroef
hij ligt achter tjoantjes hij is dood en begraven
tjaffelen moeilijk gaan
tjalpen janken; lawaai maken
tjanken wenen, klagen
hij veegt er zijnen tjeef aan hij trekt het zich niet aan
tjoektjoek leurder met Oosterse tapijten
tjoepen stelen; pikken
tjoepke stop, deksel, kapje
tjoeten lomperik, domkop
nen broaven tjoeten een zachtaardige, ietwat sullige man
tjolder (vr. = tjolle) harde werker
tjollen sukkelen
ze tjolt met haar been ze sukkelt met haar been
tjul goedzakkige, volgzame man
tjulten sul
tnoestepetoe door elkaar, overhoop
tochtemij me dunkt; ik dacht het
toebroek open onderbroek voor vrouwen; ook: snelzeker
toefelinge pak slaag
ie ée nogal toepee hij heeft het nogal hoog in de bol
toespelle veiligheidsspeld
toet jawel
toet toet heel zeker
toer beurt
't zijn toeren bij de boeren 't is me wat!
toernavies schroevendraaier
toestekken onverwacht binnenkomen
toevetten dik worden
toile (plastic) tafelkleed, wasdoek
tokke muts
veu de toogplooie voor de schijn
top draaitol
't ligt top over konten 't ligt door elkaar, het is een slordige boel
ip zénen (heuren) top zetten zich laten gelden
toppen ès liggen niet goed gestapeld liggen
toape samen
hij nijpt ze toape hij heeft schrik
hij heeft ze niet al toape hij is gek
't is al toape geen avance het helpt allemaal niet
hij hangt toape van de leugens hij is een grote leugenaar
toapekommen samenkomen
toapetrekken samentrekken
toapeweunen samenwonen
tochte mij da.... ik had de indruk dat....
top over konte door elkaar; ondersteboven
toppère oorveeg
toppezot knettergek
torpedo terugtraprem
tote aangezicht, gelaat
toten geven kussen
toten trekken doen alsof
totetrekker schijnheilige
nen tots een slag
nen tots tegen euj meule een slag tegen uw gezicht (letterlijk)
totsekop dikkop
traitement behandeling
troape val (om iets te vangen)
tramen de twee dissels van een koets of kar
tussen de tramen staan hard aan het werk zijn
trantinette autoped
travalie hoefstal
travèr spoorwegovergang
de travoos doen zwaar werk verrichten
treeze gulp
treffelijk deftig, acceptabel
een treffelijk meiske een deftig meisje
op een treffelijk uur thuiskomen vroeg thuis komen
haar haar hangt in treiten haar haar is in de war
trek tocht
nen trek een mep
trekézer magneet
trekgat plaats waar het vaak tocht
trekken op.... gelijken op.....
'n trekske een lichte (niet dodelijke) hartaanval
't trekt hier het tocht hier
trektement inkomen, salaris
op trém goan een uitstap maken
treuzel loshangende draad van een kledingstuk
den treuzel (trofee) kwast op de paardjesmolen
treuzelen aarzelen
't trekt er op het gelijkt er op
trekzak accordeon
trimard grensarbeider (fig.: iemand die graag uitgaat)
trémmen paraderen
triepelen dribbelen (voetbal)
trimmelen kakken
triporteur driewieler
(grote) troelala grote chique
troessoo uitzet, bagage
trommelinge = een pak slaag
trot afstand
't is ne gjièlen trot het is ver
trotinette step
halve trouwboek echtgeno(o)t(e)
trunte iemand die vlug klaagt
truntekoesse iemand die vlug klaagt
trunten klagen
'n trutje een overschotje
trutselen zich bezighouden, blijven hangen
trutte kleinzerige vrouw
truweel troffel
tube band
een platte tube een lekke band
turnslessen gympjes
twès dwars
twèsdeure dwars doorheen
twèsligger dwarsligger
nen twèsdrever iemand met een moeilijk karakter
twèssen dwarsen