K
kaba boodschappentas
kabardouch bordeel
kabeussen soort witte kool
kachtelgat zwaar kalf
kaffielutte iemand die zeer veel koffie drinkt
kafzak zak gevuld met kaf, die als matras dient
kafzak nietsnut, luiaard
kagoele = bivakmuts
ka-ieten janken (van de pijn)
kakkernest jongste kind
kakmadam hoogmoedige vrouw zonder inhoud
kaleien met pleisterkalk bestrijken
kalf onnozel iemand; dommerik
kalf van Mozes scheldwoord voor iemand die iets doms doet
kalissiesop aftreksel van zoethout
kalissiestok zoethout
kalissieklutser wispelturige, onbetrouwbare persoon
kalle domme vrouw
'n domme kalle een zeer domme vrouw
kalle mee euren hoak vrouw die kindjes in het water trekt als ze te dicht komen
kalle mee zeven inksels en nen hoak vrouw die kindjes in het water trekt als ze te dicht komen
kaloote (scheldwoord voor) katholiek
kalut gammel voertuig
kameraad schaveling! beste kerel (aanspreking)
kammelot rommel
hij komt van Kanegem hij weet nergens van
de kannebank het aanrecht
kanwiel tandwiel (van een fiets) ook: piejong
aan de kap liggen met... ruzie hebben met...
kappelen (van melk) stremmen
kappelen (van speelkaarten) kaarten dooreenschudden
kappen en kleunen helemaal opbreken
kerdjas geven van katoen geven
kariot voertuig
‘t is ‘n oed kariot het is oud tuig
karnasjière boekentas
op 'n karre zitten in nesten, in moeilijkheden zitten
karrotetrekker lijntrekker, dagdief
karrottié lijntrekker, dagdief
kart-om-dood halfdood; uitgeput
kart van knopen, euj broek stoat open gezegd tegen iemand die vergeten is z'n gulp dicht te doen
van z'n kas maken zich kwaad maken
er geen kas van maken er niet zwaar aan tillen
kastar straffe kerel
kasseileggersbroek broek met laaghangend kruis
kasselgat zwaar kalf
kassiene vensterbank
kat-oog reflector op fiets
kattejongen speujen hard regenen
kattelam doodmoe
kattepierig bleekjes, ongezond
kattekop verdeelstekker
katterap zeer vlug
kave schouw
hij houdt hier de kave rechte hij zorgt voor al het inkomen
't is rook door de kave het gaat snel voorbij
kazakdroaier iemand die de huik naar de wind zet
kazakken ongeschilde gekookte aardappelen
de Kazerns de Stocktmolenstraat
't keirske eutbloazen het gelag betalen
van z'n keirsse moaken reclameren
't Keleezie het (Sint-Jozefs) college
kemissie boodschap
kenuffenoagel kruidnagel
in kennisse verloofd
keppe lieveling
ne keppemoakre iemand die graag knuffelt
kerdjas geven van katoen geven; er tegenaan gaan
kèremelk karnemelk
ip ne vesse kerf opnieuw; met een schone lei
kerjeusneuze iemand die nieuwsgierig is
kerjeusneuzen en vroagstèrten antwoord aan iemand die een vraag stelt waarop men geen antwoord wil geven
no kerke noch no kleuze goan absoluut niet kerkelijk zijn
't is kermesse in d’ helle wanneer het regent en de zon schijnt
kernel vruchtenpit
kèrnen hard op de trappers (van de fiets) duwen
ne rare kerwoat zonderlinge kerel
kesjeus voor de schijn
késsak viezerik, vuilaard
ketelen kietelen
ketjedeuk verstoppertje
ketje mij ketje were poets wederom poets
ketjoante geven van katoen geven
keuj gekauwd eten
ze heeft ne keuj in eur hoar ze heeft haar haren in een dot
keujel boeltje
't is ne veule keujel 't is iets met een reukje aan
keujelen prutsen
hij keujelt eut hij gaat failliet
‘t is ne hele keujspeuj het is een ingewikkelde toestand
keun konijn
'n keunebille een stoot tegen de dij met kramp tot gevolg
keunen gebokken kunnen volhouden
keunen korten iets (een zaak) kunnen afhandelen
keure kans, gelegenheid tot
gjièn keure niet te verwonderen
keussinge curettage
iemand 'n kèze geven iemand een oorveeg geven
kézzig vies, vuil
kiefkief ongeveer gelijk
kiel stofjas
kientjeskak doopsuiker
kilo scheldwoord voor dommerik
kilometriek kilometerteller
'n kind kopen baren
'n kind indoen baren
kinkee petroleumlamp
kinnebak kin
kittelen kriebelen
kitzak ronde draagtas die bovenaan met een touw wordt dichtgeknoopt
kjièste kiem
'k ben de kjièste of ik ben doodop
er klaar ip staan = in de problemen zitten
kloaispèrden (Tielts) broodje in de vorm van een paard
kloai Sinterklaas
‘t is ne kloai ‘t is een halve gare
kloaien kantelen
klabetteren lawaai maken
ne klak een hoeveelheid; een schep
ne klak mayonaise een schep mayonaise
klakke pet
ie zoet er z'n klakke nie ipleggen eufemisme voor: het is een vrouwenversierder
hij slaat er naar met zijn klakke hij raadt zomaar, zegt zomaar iets
klakken in de handen klappen; applaudisseren
klakkoarts wentelteefjes
klakkebusse schietpijp
klakpotter schilder die slordig schildert
klandezie cliënteel
klapnanssie aanspraak; gesprek
klappen lék 'n gebrokene spoa zeer veel praten
klappen teut dat ne frang effen is blijven praten om gelijk te krijgen
klappinge aanspraak; het spreken
ie klapt zoender vel over zènen beuk hij spreekt zonder kennis van zaken
klewieren zich wurmen; zich moeizaam voortbewegen
klewiesteren klauteren
kliènen in stukken hakken
ne kliènen in doen een baby krijgen
ne klek verwe een lik verf
klekkenat doornat
't klem tetanos
kleppen de klok luiden
‘k heb hem in mijn kleren ik heb hem door, ik doorzie hem
klets oorveeg
kletse kaal
kletsekop kaalkop
klétte klei
kleuten geld
't is gjièn kleute wèrd het is niks waard
klewiesteren klauteren; stommelen
met klieken en klakken met hebben en houden
kloasteren klimmen; klauteren
kloaterpapier vloeipapier
ne kloatre een inktvlek
kloef klomp
te kloefe regelrecht
(hij botste) te kloefe ip ne camion (hij botste) regelrecht tegen een vrachtauto
z’n kloefen ofsméten zwaar uitgaan
kloefkapper lomperik (scheldwoord)
kloerie vuile boel
hij loopt rond lik ‘n klokhinne hij loopt zenuwachtig rond
klokheus kern van een appel, peer
't is lék de klokke van Moarloope gezegd van iemand die zeer luid praat
z'n kloaten ofdroaien hard werken
't is mij kloaten gelijk het kan me niet schelen
hij kent er den hond zijn kloaten van hij kent er niets van
't is ne vieze kust-mijn-kloaten 't is een nors, humeurig persoon
kluchtigaard humorist, plezante
klunten stommerik; klungelaar; lomperik
klutterbuk gesteriliseerde man
klutteren rammelen
klutteren (van de kou) beven (van de kou)
kluttergeld kleingeld, muntstukken
klutterspoan rammelaar
de kluts kwijt zijn het noorden verloren zijn
ne klutser een prutser
knechtebrakke kwajongen (positief bedoeld)
knechtjongen jongen
` knikken met het hoofd groeten
mee ‘n genoadig knikske uit de hoogte groeten
knuffen kort hoesten
knoessel enkel
van ko geboaren zich stil houden; niets zeggen
ie zit mee ‘n koane hij heeft een erectie
jee gjiène moen koapen hij heeft er van langs gekregen
kobbe spin
kobbejoagre raagbol
de kode kuts kregen van iets het op de zenuwen krijgen van iets
kodde haar in een staart gebonden
kodenanssie babbel; praatje; aanspraak
koejonneren de duivel aandoen
koekegoed goedhartig
koekesteuten boterhammen v/e melkbrood
koeketiene bijzit, lief, maîtresse, vriendin
koente zitvlak
koepiele splitpen
koer binnenplaats
de koer WC
noa de koer goan naar het toilet gaan
ne koerassier iemand die snel stapt
koeroste zeer roest
gloeien lik 'n kole vier koortsig warm hebben
in 'n vroete koleire in een kolerieke bui
de Kom buurt in Tielt aan de Bruggestraat
(een) kommeere iemand die iets vertelt wat hij niet mag
kommeeren verklikken
kommel dik touw
z' èn oens zien kommen we zijn bedrogen
de kommiezen de douane
kondeuten voorwaarden
kontekjèrofs omgekeerd
kontekletster jacket
konteverkjèrd totaal verkeerd
kontroarie integendeel
jès nog nie kontrarie hij is nog zo kwaad niet
koorde geven meer vrijheid gunnen aan een puber
in de koorde houden in toom houden
doavoren moe j' ne kop ip èn = daar moet je goed gek voor zijn
kopen bevallen
kopnèze kruiselings, afwisselend liggen
koppekei hard heel hard
kopwulge knotwilg
korssee corset
korten een zaak afhandelen
kortendrank spiritualiën
korteresse tekort; gebrek
kort steken in de gevangenis steken
kortwagen kruiwagen
kortweunste kleine landelijke woning, destijds bewoond door landarbeiders
mee 'n kot lopen o-benen hebben
koteroare pook
koteren poken
hij heeft niets te koteren hij heeft geen enkele bevoegdheid
koterijen bijgebouwen achter het huis
van z'n kot moaken opspelen; reclameren
koozen neef
kozén neef
de kozéntjes jicht
kroaize moed
kroaize geven aanmoedigen
't is ne krak in ...... hij is uitstekend in ....
eut zén krammen skieten zich opeens kwaad maken
krasselen sukkelen
krebbe bijten armoede lijden
kregelig kittelorig
krevelen zachtjes bewegen
krevéren doodgaan
krezelen verkruimelen
hij is krieke hij is ladderzat
(een) kriepe kleinzerig iemand
’t is gjièn kriepe hij kan tegen een stootje
kriepen klagen
kriestalizee kristalsuiker
't is de krikke dat is het ideaal
krinkeldewinkel zigzag
de kroos de intrest
de krozen de intresten
kroten vlasafval
krotte chicorei, witloofwortel
't is krotte en compannie 't is zeer pover, arm; armtierig
krotte mé striepen armtierig
nievers in krotten zich niets tekort doen
ze zat daar te kroppen zij zat daar uit de hoogte te doen
krowel haakse riek
'k kreeg er de krul van het werkt op mijn zenuwen
keusvrouwe poetsvrouw
't is kul en z’n broere dat gelijkt nergens op; onzin
kullen plagen
hij zit doarmee gekuld dat zit hem dwars
ze keunnen ze kussen ik trek het mij niet meer aan
kust ze! loop naar de duivel!
kuts koorts
er de koode kuts van kregen het op de heupen krijgen
kutsebloaze koortsblaas
kutsepeuste koortsblaas
ge zoet er de kuts van krégen je zou het ervan op de heupen krijgen
kwalijk weirden = onwel worden
kwanseln morsen
kweene stadium van een rund tussen kalf en koe; (ook: domme vrouw)
kweetzonder ik vraag me af
kwestie ik vraag mij af; wie weet...
kwibus dommerik
kwiestewiebel rare vogel
't is kwoawillewerk moedwillig