M
de moarte de meid
macadam weg in beton
magrij dringend
ze moeste magrij noar den bachten ze moest dringend naar de W.C.
maleur tegenslag
houd mij tegen of ik doe hier maleuren houd mij tegen of ik doe hier ongelukken
moaneskeeter bromvlieg
mankement gebrek
mankeren ontbreken
't zal nie mankeren ik zal het zeker doen
'k mankere niets ik ben kerngezond
manneke ventje
hij is 't manneke van beutn hij is de klos, telt niet meer mee
mannemins man
mansselen = regelen; arrangeren; bij elkaar brengen
marbel knikker
marsjang handelaar
ze zit met marie ze heeft haar maandstonden
matreze baarmoeder
meedésselen er voor spek en bonen bij lopen
meedoen zwanger zijn
ze doe were mee ze is opnieuw zwanger
in mjèrdernood in geval van nood; als het er op aan komt
meesteren door een dokter behandeld worden
ze meestert met dokteur X ze is in behandeling bij dokter X
meetwéffelen meelokken
de mei staat erop een struik met bladeren die in het gebinte van een
in aanbouw zijnd huis werd gezet vooraleer
de pannen werden gelegd (die dag vierden de bouwvakkers feest en werd er niet gewerkt)
meisjong meisje
meissetrutte (scheldwoord) meisje
melkezelen janken; schreeuwen
memmen zaniken; zeuren
menne! kom hier!
mennegat opricht; aardeweg naar boerderij; poort
hij staat an 't mennegat hij is de volgende aan de beurt
de menetten = de handboeien
de menèttjes het geld
mensies doen teken doen
mensies moaken om aanstalten maken om
mentje snoep met muntsmaak
merièkel vuile troep
mèrloan merel
mès weide
messink mesthoop
mestag hoogdag
ne meuker achterbaks iemand
meukn koppig zijn
meuletrekker zuurtje
'n meule van lintjes een grote mond
ot euj meule hou je mond
meumeln onverstaanbaar spreken
meutte vogelkooi
in euj meutte gij zwijg maar!
meuzestroentjes (chocolade) hagelslag
meuzie mug
mientje stift van vulpotlood
mienzen bladluizen
mietter houtworm
miezelen motregenen
de mijnen door een vrouw gezegd als ze het over haar man heeft
dedie van mij door een man gezegd als hij het over zijn vrouw heeft
mijndjille warempel
mildig vrijgevig
minetten beffen
mingelen = mengen
in de mirrelt in het midden
'k èt mis ip ik heb het verkeerd voor
't is 'n lelijke misse het is een grote vergissing
't is 'n misse die nie zjuste is het is fout
mismeesteren een verkeerde medische behandeling geven
mispekkeln mispeuteren
moarteldroenke stomdronken
zéne/eure moed kwam vul hij/zij kreeg de tranen in de ogen
moevementen bewegingen
mokke meisje
de mol bof
molièren lage schoenen met veters
molslot hangslot
moor waterketel
moorteldroenke stomdronken
moossen knoeien/morsen
hij moost op zijn broek hij morst op zijn broek
hij moost met zijn geld hij verkwist zijn geld
hij moost met zijn zaad vóór het zingen de kerk uitgaan
't is gene moosser 't is geen verkwister
moospot knoeier
more modder
't is al more en merièkel het is een vuile, modderige troep
morelen luid roepen
morezwart zeer zwart
in de mot hebben (houden) in de gaten hebben (houden)
(iemand) mot geven (iemand) slaan
motossékel motorfiets
moustache snor
mouwefrotten vleien
meulpère oorveeg
meulploage mondzeer
mul (tabaks)resten
mul krijgen slaag krijgen
in mul aan diggelen
mutten dommerik
m'n ziele warempel