Aan tafel
assiette (ook: tallore) bord (om uit te eten)
't bekt mij niet het smaakt mij niet; ik lust dat niet
de beuter bèren de boter met een mes kneden tot een smeerbare massa
binnenkoareln smakelijk opeten
brjièmes smeermes
'n steute brjièn een boterham smeren
casserolle kookpot
eten lik nen dékedelver heel veel eten
fretten eten, wreten
fersjette vork
fo(u)rchette vork (om mee te eten)
achter 't gat eten eten als alle anderen gedaan hebben
gekooksel warme maaltijd
getije maaltijd
't eten zal an 't gotgat stoan gezegd tegen iemand die te laat thuis zal komen
krezelen verkruimelen
't is van lek m'n lippe het is lekker
hij speelt dat in zijn lèze hij eet dat op
'k ben zo dik of nippen ik voel mij heel voldaan (van eten)
oftrekker kurketrekker
overboeft te veel gegeten
pateel schotel
presscasserolle snelkookpan
puffen boeren
saladiere saladekom
sékken kauwen
sloeberen slurpen
smeieren verbrijzelen
smoefelen smullen
hij moet zich wat meer spenéren hij moet wat minder eten
'n sponssie hoeveelheid voldoende voor één maaltijd
'n sponssie bonen een kom bonen
tallore (ook: assiette) bord (om uit te eten)
't is mijnen tand niet ik lust het niet
tjewelen eten met lange tanden
toile (plastic) tafelkleed, wasdoek
verstellen niet meer verder kunnen; z'n bord niet leeg eten
verwarmpulle thermosfles
hij ziet ze vliegen hij heeft honger
vroet van den honger heel grote honger
't is wiep van kaffie 't is slappe koffie
zjatte kop, beker
de patatten zijn zochte de aardappelen zijn gaar
zwénseten eten dat niet lekker is