achterreke na elkaar; naeen
achterwoarsover achterover
van ageunste kanten uit die streek
ageunter langs daar
'n annozele parochie een klein dorp; een boerengat
an of omtrent in de buurt
oaverechts omgekeerd
bachten achter
bij de werke binnen handbereik
doaken raken; tegen elkaar aansluiten
entwoaten ergens
eutewoars uit elkaar; naar buiten gekeerd
flak in z'n oanzichte recht in zijn gezicht
foatst verst
de frontieren de (lands)grens
iemand in zijn gat rijden achterop een andere auto in rijden
iemand ‘t gat afschieten iemand voor zijn
geschrankt alternerend
gevreusd = verhuisd
girre! vooruit!
girte! ga uit de weg!
ieverans ergens
innewoarts van de weg af
ipséts van opzij van
te kloefe regelrecht
kontekjèrofs omgekeerd
kopnèze kruiselings, afwisselend liggen
krinkeldewinkel zigzag
in de mirrelt in het midden
neffens naast
negge scherpe kant van iets (bv. plank)
nievers nergens
nieverans nergens
ol opening, gat (ook: anus)
ommetoer omweg
pélebot rechte kaarsrecht
reize met op gelijke hoogte van
reke houden in de rij staan
de roete de spoorweg
skerlewiep met gespreide benen
eut de smete van het centrum weg
de stee het centrum van de stad
stikkewoarts in afgelegen; helemaal op de buiten
striepe strook, lijn
teneutkante op de boerenbuiten
travèr spoorwegovergang
twès dwars
twès deure dwars doorheen
van de werkewoare weg uit de (goede) richting; de verkeerde kant uit
vanessentens op de volledige lengte
vanséts langszij; van opzij
vantlangsten in de lengte
vantwèssen dwars
vliem ip nen boam regelrecht tegen een boom
weister bewegingsruimte
eut méne weister! ga uit de weg!