‘k val hier in affronten ik sta hier te schande
affront vernedering
alteroatie verstomming, emotie
ambetant ongemakkelijk , vervelend
benibbeld opgewonden; zenuwachtig
'n berrelen aanzichte uitgestreken gezicht
stoan blinken voor aap staan
hij veegt er z’n botten aan hij trekt het zich niet aan
compassie medelijden
zonder complimenten zonder morren
courage moed
zijnen deun hebben in zijn plezier (eerder leedvermaak) hebben in
‘k ziet an zijn doeninge aan zijn manier van doen
tegen 't dulkommen = om zich niet te vervelen
mee 'n ei ip zitten = ongerust zijn; bevreesd, bezorgd zijn
èrden verdragen
gaaien watertanden; hunkeren
het nie meer keunen gebokken het niet langer kunnen verdragen; ten einde krachten zijn
'k ben op mijn gemak ik heb geen zorgen
z'n gemak weten gemakkelijk zijn
(zich) geneeren zich schamen
gespen trekken grimassen maken
roare gespen trekken verwonderd, verrast zijn
greuj afkeer
greujen van... een afkeer hebben van iets
mee 'n lank gat tegen z'n (haar) zin
't ligt hem 't ipperst het zit hem hoog
er geen kas van maken er niet zwaar aan tillen
't is mij kloaten gelijk het kan me niet schelen
hij loopt rond lik ‘n klokhinne hij loopt zenuwachtig rond
kroaize moed
kriepen klagen
hij is van ‘t Lam Gods geslegen hij staat perplex
zéne/eure moed kwam vul hij/zij kreeg de tranen in de ogen
ontzien ergens tegenop zien
'k ontziet mij ik zie er tegenop
zene peren zien = afzien; lijden
preus fier
preus lik tiene zo fier als een gieter
scheutig keken = achterdochtig, wantrouwig kijken
siekanneren zich zorgen maken
sterlinge star voor zich uit starend
hij krijgt zijn teumen hij heeft zotte kuren
tegen tjok weerspannig, tegendraads
vernesteld in de war
verskeujen banger worden
zjemels zenuwen
in 't zotte sloan gek beginnen doen