G
gaai = onnozel iemand; dommerik
gaaien = watertanden; hunkeren
gaaiperse (ook: sprange) = wip bij boogschieten
't goapt lèk nen oven= 't is zo klaar als een klontje
gabardiene = regenjas
gabbe = open wonde, snede
gabimeerd = beschadigd
gaffel = vergissing
in vulle galloo = in volle vaart
galosjen = soort laarzen om over schoenen te doen
in gank zijn met... = een relatie hebben met...
't is were gank = ze is weer in verwachting
garantie = hoogstwaarschijnlijk
garde = politieagent
gardeboe = spatbord
gardevoe = pas op!
garre (ook: gerre) = spleet, nauwe opening
gassreerd = vastberaden, onbevreesd
ne gassreerden buzzesnijer = een vastberaden, onbevreesd iemand
achter 't gat = stiekem
achter 't gat eten = eten als alle anderen gedaan hebben
iemand in 't gat steken = iemand iets laten doen wat je zelf liever niet doet
hij is het gat in = hij is er vandoor
met 'n lank gat = tegen zijn zin
iemand ‘t gat van den timmerman togen = iemand aan de deur zetten
iemand ‘t gat afschieten = iemand voor zijn
in zijn gat gebeten = op zijn tenen getrapt
iemand in zijn gat rijden = achterop een andere auto in rijden
er zijn gat aan vegen = er zich niets van aantrekken
hij zit met zijn gat vol schulden = hij heeft zeer veel schulden
zij heeft nog geen vlieg van haar gat moeten slaan = zij heeft nog nooit een vrijer gehad
hij is gene skip tegen z'n gat wèrd = hij is niets waard
't gat schone hebben = de kans hebben
zijn ogen draaien naar 't hol van zijn gat = hij kijkt scheel
iemand in 't gat weunen = iemand naar de mond praten
gatlekker = flemer, mouwveger
gebeujeld brood = half en half tussen wit en volkoren brood
't is ne geblauwden = het is een kind van vóór het huwelijk
het nie meer keunen gebokken = het niet meer kunnen verdragen; ten einde krachten zijn
ze klapt lik ’n gebrokene spoa = ze babbelt voortdurend
't is 't verste van mijn gedacht = ik denk er niet aan
't is eut mijn gedacht gegaan = ik ben het vergeten
't ligt in mijn gedacht dat = ik meen me te herinneren dat
gedeurig = voortdurend
gedoessig = gewillig; volgzaam
geestig = plezierig
geestigaard = plezante
gegeerd = begeerd
gekapt = gehakt vlees
gekend lijk slecht geld = zeer gekend
gekken = gekscheren, spotten
gekleed lijk ne rauwen andjoen = onnodig dik gekleed
z' is eut eur eus gekleed = ze is lelijk gekleed
gekooksel = warme maaltijd
gekuld = opgezadeld
‘k zit ier gekuld met…. = ik heb hier last van….
gelei = jam
‘t ligt hier gelekt = het is hier zeer proper
gelènd = onderlichaam
ie stoat mee gjièl z'n gelènd bloat = hij staat in zijn blote flikker
geluchte = hemel, lucht
ge staat in mijn geluchte = (ik kan niet meer zien) je staat in het licht
hij heeft zijn eigen niet gemaakt = hij kan er niets aan doen dat hij zo is
gemak = WC
'k ben op mijn gemak = ik heb geen zorgen
op zijn gemak = traag, rustig
z'n gemak weten = gemakkelijk zijn
gemoost = gemorst
(zich) geneeren = zich schamen
gene van meer = niemand doet beter
genoadelik = goedkoop
'n genoadig knikste = een afstandelijke groet
genoaken = aanraken
zich genèren = zich amuseren
't is gepast lik te Saveers = 't is juist gepast; precies; afgemeten
hij ziet z'n eigen nie gèren = hij is nooit goedgezind
gepatièld = toegetakeld
gepeind zitten = in moeilijkheden zitten
‘k zitte ’n bitje gepeind = ik heb voor het ogenblik weinig geld
gerédsel = verkeer
gereeschepe moaken om = aanstalten maken om
vers geregeld = ongezoten buikspek van het varken
goe aloam moet onder 'n ofdak hangen = van iemand met een buikje
goe verzien van poten en oren vrouw met weelderige boezem
gerre spleet
ge keunt em bezigoden mee 'n ges hij laat zich gemakkelijk ophouden
ot euj an 't ges hou je kranig; hou je haaks
ie zit lelijk gescheuteld hij staat er slecht voor
geschrankt alternerend
gesketen en gespogen helemaal gelijkend op
gesnokt worden een elektrische schok krijgen
gespen trekken grimassen maken
roare gespen trekken verwonderd, verrast zijn
gespogen zeer sterk gelijkend op
't is zijn vader gespogen hij gelijkt heel erg op zijn vader
't is ne gestampten boer hij heeft weinig manieren
z' èn em gestekt ze hebben hem betrapt / opgepakt
gestoffeerd lék nen hond mee vlooien voorzien van een perfecte uitrusting
gestriept bedrogen
(z’ is) gestroald van ‘n bie plots kwaad worden
gestopen voorovergebogen
gesteukt klein en gedrongen van gestalte
getieketakt ongeduldig
z’ is getieketakt om te kijken zij heeft voortdurend aandrang om…
getije maaltijd
getrek gevaarte
't is van gettem we hebben het cadeau gekregen
getten beenbeschermers
z'n getten an èn dronken zijn; een stuk in z'n voeten hebben
geujen watertanden
geute gietijzer
gevoeg stoelgang
gewoarig waakzaam; attent
hij zit gewrongen hij kan geen kant meer op
gezjeneerd beschaamd
gildig zeer, erg
't begoste gildig te regenen het begon erg te regenen
't is ‘n gildig vrommèns 't is een struise vrouw
gilet vest
ginste brem
girre! naar links!
girte! ga eens opzij!
girten opzijgaan
glattig glad
gleierwerk aardewerk; faience
gletsen glijden
globbeke glas limonade
in e goapen en e gieten in één keer; snel
goat 't goan joat? 't is nu genoeg geweest
meer of god en welgenoeg ruim voldoende
godfern vloeken
godfern en lelik doen vloeken en schelden
hij leeft op zijn goed hij renteniert
goeds spullen, gerief
is euj goeds al gereed? liggen uw spullen al klaar?
goedsnen gemaakt van stof
'n dikke goele 'n zwaarlijvige vrouw
eut m'n goerte! ga opzij (cfr. eut mene weg)
goeste trek, zin
‘k è goeste achter frieten ik heb zin in friet
‘k è gjien goeste ik heb geen zin
z’n goeste doen neuken
goeste is koop elk zijn eigen smaak
da bestaat in goesten dat is een kwestie van smaak
in de goeste van... in de aard van...
't eten zal an 't gotgat stoan gezegd tegen iemand die te laat thuis zal komen
gravée kiezelstenen
greèp mestvork
greppe goot
grèten uitlachen, de draak steken
greuj afkeer
greujen van.... een afkeer hebben van iets
greus koffiedik
greusdikke barstensvol
in greuzlementen in duizend stukken, aan diggelen
grim roet
groensels groenten
groeze aardappelloof
de grote kemissie doen kakken
gruchte lawaai
giedong stuur van fiets
gulder jullie