Johan Anthierens over de Ternatse socialisten

DE RODE LEEUWEN

Taalproblemen in de Brusselse federatie in de 19de eeuw

De taal was reeds in de 19de eeuw een probleem in de Brusselse federatie van de socialisten (het latere Brussel-Halle-Vilvoorde). Dat blijkt o.a. uit een open brief in Vooruit van 18 februari 1900 van “Eene groep brusselsche propagandisten die elken Zondag den buiten afloopen” en die erop wijzen dat dit gebied “door en door” Vlaams was en de keuze van Nederlands-onkundige kandidaten voor de verkiezingen enkel in de kaart speelde van de tegenstanders: “En wij zouden daar staan te koekeloeren met onze Vlaamsch-onkundige kandidaten, hoe talentvol ook deze moge zijn”. Twee maand later tijdens een meeting in Asse bood Emile Vandervelde zijn excuses aan voor het feit dat hij geen Vlaams sprak: “Le citoyen Vandervelde exprime les regrets de ne pouvoir parler en Flamand. Il est cependant dit-il de famille flamande. Si mes parents ne me l’ont pas appris, c’est parce que, suivant en coin l’exemple des bourgeois, on laissait cette langue pour les ouvriers”.

En Ferdinand Elbers, secretaris van de Brusselse federatie vraagt in 1901: “Gezellen, denkt gij niet dat een vlaamsche volksvertegenwoordiger zich opdringt, in ons arrondissement, die samengesteld is uit 125 gemeenten, waarvan er 112 uitsluitend vlaamsch zijn … wij denken onze plicht te volbrengen door u te melden dat men op den buiten vraagt een vlaamschen volksvertegenwoordiger te benoemen en de Federatie zou heel wijs handelen indien zij in de toekomst een volksvertegenwoordiger koos die de taal der buitenlieden van het arrondissement Brussel schreef en sprak. Het was deze Elbers die op zondag 11 maart 1900 in Ternat, bij Sneppe, kwam spreken met als thema de verkiezingen.


De verkiezingen van 1968

In het arrondissement Brussel(-Halle-Vilvoorde) kwamen de eerste barsten in de unitaire Belgische Socialistische Partij (BSP), lang voordat de partij definitief zou splitsen. In 1968 werden de Rode Leeuwen opgericht, een Vlaamse lijst, afgescheurd van de BSP. Er werden voor de verkiezingen van 1968 polls georganiseerd en die werden gemanipuleerd. Zo deelde Edmond Machtens, socialistisch burgemeester van Sint-Jans-Molenbeek, kippen uit om de gepensioneerden op zijn hand te krijgen. Na de poll bleken de Nederlandstaligen, zoals Henri Fayat en Frans Gelders op erg onzekere plaatsen te staan. Alleen Piet Vermeylen had een verkiesbare plaats. "In Vilvoorde, begin maart, werd beslist om een eigen lijst in te dienen: de Vlaamse BSP. Dat ging gepaard met een ongelooflijk enthousiasme. In het Volkshuis van Vilvoorde werd geld ingezameld. We kregen steun van links en rechts. Zo stak de journalist Piet Van Brabant, toch een liberaal, ons in Het Laatste Nieuws een hart onder de riem. We moesten wel Piet Vermeylen mee aan boord krijgen. Die had wél een goede plaats gekregen, en hij lag ook goed bij de Franstaligen. Maar ook hij besliste mee te doen. En zo waren de Rode Leeuwen geboren," zegt voormalig Lydia De Veen, die in 1979 door de SP zou afgevaardigd worden als provinciaal senator en in april 1979 staatssecretaris voor het Brusselse Gewest werd in de regering-Martens I[7]

.

In 1977 zal "Ooggetuige" Johan Anthierens van het weekblad Knack "tot en met de verkiezingsdag van 17 april een doorsnee politiek kandidaat schaduwen. De keuze viel op Fred Dielens uit Ternat, vijfde op de BSP-kamerlijst in het kiesarrondissement Halle-Vilvoorde " (nvdr: lees Brussel-Halle-Vilvoorde). Het eerste deel verschijnt in Knack van 30 maart onder de titel




Dielens en OCMW-voorzitter Walter De Meuter in Portugal, waar op 25 april 1974 Anjerrevolutie had plaatsgevonden, waarna op 25 april 1975 de eerste vrije verkiezingen werden georganiseerd en er een nieuwe grondwet werd opgesteld ter vervanging van de oude corporatieve eenheidsgrondwet uit 1933. In 1967 brachten nieuwe verkiezingen de eerste regering volgens de nieuwe grondwet aan de macht, geleid door de socialist Mário Soares.






Johan Anthierens over "Rode Leeuw" Fred Dielens en de Ternatse socialisten in 1977 in KNACK

De drijfkracht van de Rode Leeuw

1

"Ternat, op 15 kilometer van de hoofdstad, een parel van het Pajottenland, maar geen parel voor de zwijnen want die sterven er uit. Akkerlanden en weilanden hebben er plaats gemaakt voor een industriepark, de boeren - nog niet zo lang geleden de herenstand in Ternat - verloren hun krijg tegen de grondhonger van de speculanten en moesten wijken voor woonwijken. Het aantal boeren vandaag in Ternat is op de tanden van één riek te tellen, riek die je van de muur in een snobistische kroeg moet afhaken. Ternat met zijn spoorweg die een hoofdstraat halveert met slagbomen als ruitenwissers waaraan zich dagelijks duizenden automobilisten die tussen Asse en Edingen circulereneen bloedopdrang ergeren. Ternat, doffe parel, geschonden geweten van een inderdaad aanvallig Pajottenland. Magnifiek moet de dreef geweest zijn. In het centrum van het dorp een brede dreef, verbindingsweg tussen kasteel Kruikenburg en de Sint-Gertrudiskerk. Imposant moet het geweest zijn toen graaf de Fourneau zich achter de gordijntjes van zijn karos van het kasteel naar de mis reed. Voor de kerk staan nog de staketten waar de paarden aan leidsels droomden terwijl de baas zich hautain tot de Allerhoogste richtte. Een dreef zonder bomen. De meer dan huizenhoge eikebomen werden geveld omdat ze in de ruifperiode met hun typische blaren de regen in de dakgoten dwarsboomden. De dreef heeft nog iets majestueus maar is zijn manen kwijt.

Hier wonen op nummer 15 Fred en Lea Dielens. Beneden hangt een affiche voor het raam, geen politieke poster, het stelt een gesofistikeerd vrouwenhoofd voor waarvan je het kapsel dient te bewonderen, een reklameprent voor Wella, coiffuretoestanden. Toen Lea Kieckens en Fred tien jaar geleden trouwden vestigden ze zich hier, in haar dorp, en opende zij een kapsalon, dat was augustus 1967. Hij werkte toen bij ICI (Imperial Chemical Industries) en kwam nooit thuis zonder eerst in een aantal Ternatse cafees te blijven "plakken". Niet in de eerste plaats voor het bier, maar om zich als "vreemdeling", Vlaamse Brusselaar, in te burgeren. Zijn eerste barrikaden als socialistische militant zijn de togen geweest, de tapkasten waar hij als stevig drinker en welgebekt debatter goodwill zaaide en sympathie afpingelde.

2

Onze eerste kennismaking heeft plaats op zaterdag 19 maart, in de namiddag. Bedoeling is de modaliteiten te bepraten zodat zodat beide partijen weten wat ze aan mekaar hebben. Lea doet open, een kleine blondine van het pittige soort, tintelende oogjes en een Calimero-stemmetje. Tienjaar opgesloten in een broeikas van een kapsalon hebben sporen nagelaten, het gezicht heeft aan frisheid ingeboet. Een smalle trapgang, aan de muren ingelijste kapseltoonbeelden, op de overloop opent een deur rechts op het salon, nieuwsgierige gezichten vanonder de haardroger. Twee verdere trappen leiden naar het appartement op de eerste verdieping, naar twee banale kamers die je geuidloos betreedt, de dikke gespikkelde loper op de trap vloeit uit tot kamerbreed tapijt. In de kamer aan de straatkant ontmoet ik onze kandidaat, Fred Dielens, een Brussels silhouet, een ex-leren jekker type zo te zien, een wat ruige beer met wie het in de populaire kroegen kwaad kerseneten was! Dielens is 1,80 meter groot, hij wordt in oktober 37 jaar en zoals de meeste mannen van die leeftijd die weinig aan sport doen is zijn lichaam aan het uitzakken, een zalmroos overhemd golft mee met de vetkussens die uit zijn heupen pulpen. We komen in gesprek, de tongval is onversneden Brabants hij spreekt een verzorgd Vlaams, nu en dan met schoolse inslag, een Vlaming die in het dialect denkt en vertaalt onder het spreken. Zoals meer Brusselse straattypes heeft hij overvloedig veel haar, dik zwart, een Elvisachtig kapsel, een gevuld gezicht, een snor die in jongere jaren een woest bestaan moet geleid hebben maar tot een beschaafd coupe werd getemd. Volle lippen, lichtbruine ogen. Na tien minuten over en weer praten noteer ik dat Dielens in de omgang meevalt, hij formuleert duidelijk, wacht rustig af, snapt de opzet van het portret dat we willen maken, aksepteert het risico en doet vanaf dit moment wat in zijn vermogen ligt omhet de journalist praktisch te maken, de domste vragen worden precies beantwoord. Het interieur is het interieur van de doorsnee Belgische huiskamer, Belgen zijn qua smaak geen koplopers op dat gebied. De andere helft van de kamer doet dienst als werkruimte voor Fred, een bureau met een electrische Brother-schrijfmachine, geen spoor van luxe, een boekenrek beschermt de muur, boekenrek dat volgestoud zit met dossiers, paperassen, de Encyclopedia Britanica , boeken van prijsuitdelingen en andere aandenkens. Aan een punaise een uit de krant geknipte foto van co-voorzitter Willy Claes.

Ik sla de alcohol af, we drinken koffie uit een enorme in vlechtwerk verpakte termos, koffie uit plastic-kopjes, er kan van speculaasjes gesnoept worden. We maken een afspraak voor overmorgen, maandag, dan vertelt Fred Dielens zijn leven.

3

Mieke (Fred noemt zijn vrouw Mieke) plaatst een beeldje van zwart brons op een lage tafel met zijn spits uitlopende hoeken, het beeld van een frontsoldaat met een gebroken geweer in de hand. Dat heeft hij van zijn grootvader geërfd, een pacifistisch socialist. Dat brons heeft grootvader zijn leven lang gekoesterd. De voet van het beeld is een doos, in die doos bewaarde opa Dielens zijn tabak. Toen hij stierf ging het "Nooit Meer!" - beeldje naar Fred. Hij koestert nude herinnering aan grootvader, aan de namiddagen dat deze in zijn pijpnevelmeditaties weggezonken zat, hij koestert het gebroken ideaal van het gebroken geweer.

4

Maandag 21 maart, een nieuwe lente, het vertrouwde geluid van stromende regen. Elf uur in de voormiddag, op zondag en maandag is het kapsalon dicht, Mieke komt gevraagd bij de mannen zitten. Zelfde ritueel als zaterdag, koffie met speculaasjes, het einde van het levensverhaal wordt met een dronk "White Horse" - whisky beklonken. Mieke draagt een Rood geruit Vichy-katoentje (bloesje) en blauwe jeans, Fred zit in een identiek zalmrose overhemd als eergisteren, ook hetzelfde "Prince de galles" - pak, dunkt me. Later zal ik uit de plakboek en van fotp's uit vroegere electorale tijden leren dat Fred exclusief bij dergelijke lichtgrijze geruite kostuums zweert.

Het levensverhaal

Fred Dielens is op 1 oktober 1940 geboren uit een oostvlaamse moeder (komende van Buggenhout, Bellebeke) en een Brabantse vader, van Tervuren. De ouders trouwen in Tervuren maar trekken dan naar de grootstad, zoals Fred en Mieke Brussel meestal noemen. Vader Dielens wordt gemobiliseerd en zit een eind van huis wanneer het kindje komt. Moeder Dielens wil haar zoon op het Ukkelse gemeentehuis onder de naam Freddy laten inschrijven, maar we zuchten onder de Duitse bezetting, de bediende vindt Freddy te Engels klinken, de verse moeder staat perplex. "Hoe heet uw vader?" vraagt de employee. "Felix" antwoordt moeder Dielens naar waarheid, en dat wordt de officiële roepnaam van de spruit, met een tweede naam, Alfred. Een jaar later nemen de ouders Felix Alfred mee naar Jette waar hij als enig kind opgroeien zal. De directeur van de gemeenteschool in Jette kan door zijn vasthoudend optreden vader en moeder ervan weerhouden hun zoon aan het Franse onderwijs uit te leveren. Zoals de meeste Vlamingen van simpele klasse weten zij niet beter of het toekomstheil van hun kind ligt in een latijns overstapje. Het schoolhoofd kan hen die waangedachte uit het hoofd praten en Freddy beloont die Vlaamse trouw door juni na juni de knapste van de klas te zijn.

Na de lagere school lonkt het Koninklijk Atheneum van Koekelberg, een befaamd aangeschreven instituut, maar de ouders hebben er een zwaar hoofd in, moeder kan door een wankele gezondheid niet meer uit werken gaan, vader put zich uit voor een schamel loon als truckchauffeur, de hele dag in de stuurkabine het land afdweilen, vroeg uit de veren en om elf uur 's avonds thuis, géén leven. Het liefst zien ze hun kind zijn zesde studiejaar twee of drie keer overdoen, tot hij de intellectuele eindstreep van veertien jaar heeft bereikt, vervolgens naar de fabriek of in het beste geval goed voor een technische vakopleiding. Een geldverdiener meer in de familie zal welkom zijn, is geen zwàrte armoe, het scheelt niet veel. Weer springt een schoolhoofd in de bres voor de begaafde bedelstudent. De nieuwe directeur van de gemeenteschool komt op vader en moeder inpraten, zo'n zoon mag je niet voor de machines gooien. De ouders Dielens spannen hun kaken en gaan akkoord terwille van Fred nog meer krom te liggen. Fred is van de eerste plaats niet weg te branden: de prijzen die hij naar huis meebrengt en die "gouden medaille" voor "Wilskracht" van regeringswege uitgereikt aan Dielens Felix sterken pa en ma in het geloof dat ze niet voor niets het brood uit hun mond sparen. Maar als de middelbare scholier Dielens achttien is en het woord "universiteit" laat vallen wordt hem in onomwonden Brabants aan het verstand gebracht dat men zijn honger naar kennis niet langer kan stillen. Universiteit? Aan het wèrk, zoonlief. "Zoonlief" is een woord dat Fred Dielens vaak in de mond neemt, als een "ontdekt" woord.

5

"Toen stond ik daar, achttien jaar, een knul die besefte dat met de gemakkelijke manier waarop ik kennis oppotte de universiteit voor mij een noodzaak was. Pas nu voelde ik de onrechtvaardigheid van dit maatschappelijk systeem aan den lijve. Een fils à papa gaat aan de universiteit vrijen, zuipen, en tussendoor ook studeren en ik die hogerop wil geraken, die mijn verstandelijke gaven niet wil saboteren, ik word koudweg, op een door de overheid bewuste manier, de pas afgesneden. Ik ben een arbeidersjong, een Belgische indiaan. Ik moet ook maar in de stuurkabine kruipen, schuif op vader, of loodgieter worden, die verdienen toch dik geld, wat wil jij je aan een stropdas ophangen. Indiaan? Op dat moment ben ik militant socialist geworden. Mijn moeder kwam uit een rood nest, ze was de oudste van een bende kinderen. Haar vader had in Buggenhout een socialistische fanfare mee opgericht. Stel je voor in die tijd, in een Vlaamse landelijke gemeente, je riskeerde je vel ermee. Er werd vaop de kansel gedonderjaagd tegen die schoelies, boeven, bolsjevieken, pastoorvreters. De vader van mijn vader was een spoorwegarbeider, een man die doodwerkte, zich dan te pletter zoop en ter bekroning een kind maakte. C'était la vie. Vader was minder militant dan moeder maar het was toch een voor de hand liggende zaak dat hij voor de werkliedenpartij stemde. Ik ben dus van huize uit een socialistisch jong maar nu pas proef ik die provocatie van de overkant, maar ben ik geenszins van plan zomaar te kapituleren. Ik klopte aan voor een studiebeurs bij wat toen nog "Het fonds der Meestbegaafden" heette en krijg nul op het rekest. Ik besluit het werken en studeren te kombineren. Via de bemiddeling van een ex-leraar treed ik als bediende in dienst bij de Bank van Brussel en schrijf mij in voor de avondkursus van het "Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen" in Elsene, een van de zeldzame instituten waar je via avondstudie een universitair gelijkwaardig diploma kan behalen.

Ik weet waar ik als achttienjarige flierefluiter aan begin: werken overdag en vervolgens van vijf uur 's middags tot negen uur 's avonds kursus volgen, vijf dagen per week, vijf jaar lang. De vakanties zijn blokperiodes, de weekeinds gaan integraal op aan het boeken bladeren, over schriften gekromd zitten. Er bestaat niet zoiets als kredieturen, op de bank wordt geen rekening gehouden met je bizarre hobby. Het is rennen geblazen, van de bankkruk naar de schoolbank. Moeder maakte 's morgens twee lunchpaketten klaar, een voor 's middags en een stapel brood voor 's avonds. Die stapel wordt "soldaatjes" gesneden, een boterham gevierendeelddoor moeder, dan kan ik tussen het opletten door nu en dan een bete broods naar binnen werken.

We schrijven 1960, de onafhankelijkheid van Kongo woedt en op een dag sta ik op het Brusselse Rogierplein, in mijn schamelheid, op een tram te wachten. Ik sta in de wind, slecht beschut door te dunne kleren en ik zie limousines voorglijden, met achterin een welgedane neger die door een blanke chauffeurvan coctail naar coctail wordt gereden… Ik ben geen rassenhater maar ik zie dat en voel die wind dubbel venijnig door mijn schrale textiel bijten en ik ben ten prooi aan een opstandige razernij, niet tegen die negers, tegen het land dat buitenlandse hielen likt en zijn waardevolle jonge landgenoten in de kou laat staan. Toen heb ik gekozen voor de overheidsdienst. Het is een publiek geheim dat je je in overheidsdienst minder moe maakt, dat je er de kantjes kunt aflopen en ik wist dat ik het helse werkritme niet kon volhouden. Ik slaagde voor een examen van opsteller bij de RTT, en inderdaad, zonder er direct een luizeleven, viel het in vele opzichten mee. Ik leerde er tikken (ik kan fantastisch snel tikken, met tien vingers), ik leerde telexen, telegrammen ontvangen, ik leerde er een boel praktisch werk, de werkuren waren soepeler, de RTT steunde jonge bollebozen zoals ik, sprong financieel bij in de aanschaf van leervoer. En als ik weer eens nodig naar een bibliotheek moest kon ik de klassieke truuk toepassen die erin bestaat dat je je 's morgens op tijd meldt, je overjas aan de kapstok hangt en er uren van tussenuit muist."

6

Na het eerste jaar kandidatuur moest Fred Dielens zijn avondstudie twaalf maanden opschorten om Het Vaderland een handje toe te steken. Ook hier geen sprake van uitstel, laat staan van afstel, Fred dient bij de luchtmacht in Turnhout ("Hier temt men leeuwen" staat er boven de kazernepoort), Koksijde en Kleine Brogel, Limburg. De legerdienst grijpt hij aan om weer allerlei bij te leren, hij steekt een boel technische slimmigheden op bij het detecteren van vliegtuigen in de lucht.

Fred grijpt ook het leven bij de lenden,

op een PVV-bal heeft hij Lea Kieckens leren kennen, ze worden lovers op een Vlaams-proletarische manier. Zij is de derde dochter uit een boerengezin en werkt als inpakster in het Pasteur instituut. Lea wil kapster worden maar tegen die roeping verzet het huiselijk gezag zich. Het wordt grote liefde tussen Lea en Brusselse Fred en omdat hij elke dag op de schoolbanken zit besluiten ze dat zij haar wil doorzetten zal, zo kan ze ook avondschool (voor coiffure) volgen en zien ze elkaar voor de kursus (de tijd van een halve kus) en na schoolbrengt hij haar met de laatste trein Brussel-Denderleeuw naar Ternat en wipt hij op de laatste trein in omgekeerde richting. Lea en Fred worden een berucht treinstel, ze ontsporen emotioneel tussen de rails, ze krijgen bekeuring op bekeuring omwille van haar niet tijdig uitstappen, "knoeien" met tickets, harten dokkeren op het ritme van de treinmelopee, hun lippen bibberenop mekaar, hun harten kloppen in hun vingertoppen. De zondagen brengen ze door ten huize van Fred die vijf lange jaren zijn zondagnamiddagen aan de studie besteedt. Met naast hem Mieke die de minnewacht optrekt, met tikkende breipennen. Ze zijn zo pover en zo te benijden.

Aan het slot van het akademiejaar 1965-1966 heeft Fred zijn universitair doel bereikt. Met de eindverhandeling "Economische aspecten van de Mobiliteit der Werknemers naar het Brusselse" wordt hij licentiaat in de Handels- en Financiële Wetenschappen. Dan steekt de socialistische refleks weer op, maakt hij de balans van het welslagen dat hij in eerste instantie aan de opofferingsgeest van zijn ouders te danken heeft, in tweede instantie aan zijn doorbijtingsvermogen. Hij overweegt bij zichzelf dat hij aanspraak kan maken op een gemakkelijke privé carrière maar dit een egoïstische kroon op zoveel werk zou zijn. Hij weet dat velen die zich in zijn schoenen bevinden op dit glorieus moment hun origine de rug toe draaien en proberen in hogere kringen geaccepteerd te geraken. Fred redeneert anders, hij wil de arbeidersklasse laten meeprofiteren van wat hij bereikt heeft, hij wil trouwen en dan een politieke carrière opbouwen binnen de partij die geacht wordt voor de minder verwenden op te komen. Omdat hij die plotse zee van vrijgekomen avonden niet alleen met omhelzen kan doorbrengen pikt hij nog een avondcursus spreekvaardigheid mee. Hij leert hoe je in het openbaar je mond moet roeren, hoe je je op meetings en in debatten verbaal verdedigen moet, het spreken van man tot man, op straat, op een vergadering. Fred staat er verstomd van hoe goed hij spreekt. "Je hele houding verandert" constateert hij nu, "de manier waarop je de straat oversteekt is zelfbewuster. Je gelooft in je figuur, je treedt zelfverzekerd naar buiten". Zijn gevatte tong is in Ternat en omstreken al zo befaamd dat zijn politieke tegenstrevers openlijke twistgesprekken met Dielens schuwen als de pest.

7

Zoetjes aan komen we tot de politiek.

In 1967 trouwen Mieke en Fred en meteen opent zij haar coiffure-winkel, hij houdt zich gedeisd, hij werkt al jaren bij de scheikundige wereldreus ICI, waar hij zijn ogen de kost geeft. Hier doet hij een gedegen kennis van het Engels op plus een heleboel ervaring inzake goederenkennis. Hij schopt het tot bureauchef maar een jaar na die benoeming, in 1970, treedt hij in dienst als administratief directeur bij een confectiebedrijf van een vriendschappelijke relatie. Momenteel is hij gesalarieerd zaakvoerder van een aftakking van het kleine bedrijf, zwaait hij de administratieve plak over een mini-zaakje in Sint-Ulriks-Kapelle dat zich specialiseert in het vervaardigen van metalen kleerhangers. Nu zijn poltieke gestalte groeit en groot wordt en om de tegenstanders geen demagogische argumenten toe te spelen overweegt hij een gedeeltelijke of totale terugtrekking uit de affaire.

In Jette had Dielens al geijverd binnen de BSP, nu maakt hij een buiklanding in een socialistisch terra incognita. In '64 heeft de partij het voor het eerst gewaagd aan de gemeenteraadsverkiezingen mee te doen en heeft daar 60 stemmen op 2.500 kiesgerechtigden gescoord, een resultaat als een misplaatste karnavalsgrap. Fred leert van Mieke en van zijn dagelijkse omgang met de mensen dat in Ternat landelijke partijen geen vat hebben op het volkje, alles draait om de "Witten" en de "Zwarten", die elkaar hevig bekampen. Komen de witten uit het verzet, de weerstand, en zijn de zwarten incivieken en sympathisanten. Het heeft er weinig tot niets mee te maken, het ligt simpeler en gecompliceerder maar iedere Ternatse familie bekent kleur, zwart of wit. hEt is zoiets als de capuleti en de montechi van Shakespeares "Romeo en Julia"

De zwarte kleur stamt van het wapenschild van de kasteelheren van Kruikenburg die het als familiekleur voerden. De pachters, de vazallen, zij die uit de hand van de heren aten werden tot de Zwarten gerekend, de enigen die in het verleden financieel zelfstandig stonden en het durfden op te nemen tegen ie lokale regenten waren de rijke brouwers. Zij voerden de Witten aan, de clan die zich niet bij de feodale heerschappij neerlegde. Mettertijd is alles ideologisch zo verward. verwaterd en verstrikt geraakt dat weinig Ternattenaren weten waarom ze wit of zwart zijn. Maar ze zijg het, op een fanatieke manier. Toen Fred het _waarom- weer eens stelde aan de haas van .,De Witte Roos" een wit café. ging deze stampvoetend te-keer en tempeestte: ,.Omdat wit wit is. dve7dornme... Hij kon bezwaarlijk toegeven dat hij er persoonlijk zijn wit brood aan overhield. Na in 1967 Ternat politiek verkend en afgetast te hebben kan Fred na veel „ja. mars" op te ruimen stellen dat de katolieken zich bij voorkeur binnen de Zwarte partij ophouden en de Witten een ver-zamelgeroep is van andersgezinden, al dient er weer aan toegevoegd dat de scheiding der overtuigingen absoluut niet helder is en men in sommige familie al generatie zwart of wit leeft. zonder dat daar een politiek aksent aan zit. Hoe dan ook. Fred wordt gepraamd kleur te kiezen. hij is met een ..witte- getrouwd. in de familie Kieckens is men honderd procent wit. Vader Kieckens. ooit een zelfstandige boer, is verschraald tot arbeider bij de Sarma. Bij de Kieckens port men Lea aan en informeert ongeduldig wanneer hij" zich tot de witte eredienst zal bekeren, men weet dat hij socialistisch dacht maar dat heeft er geen uitstaans mee. Ook in de cafees en in de vereni-gingen wil men de Brusselaar bij zwart of wit te zien zweren. maar hij preekt zijn socialistische gedachte en zegt zowel met Wit als met Zwart te sympatizeren, wat hem niet zal beletten een rode afdeling te installeren. Men aanhoort hem meewarig en legt die Dielens nog eens uit dat dat ,.hier niet pakt, dat Wit en Zwart historische feiten zijn. dat hij de geschiedenis niet kan uit zijn baan sleutelen, dat hij zich een buil zal vallens hij het aandurft aan de traditie te tornen. Dat zelfs de CVP. (en de Here weet hoe katoliek Ternat is). het niet vermag onder eigen vaandel op te komen. Dielens. denk om je vrouw haar nego-ha27 handel draait goed en jullie genieten van de volkse sympatie, breng dat niet in het gedrang. Ook de familie bekijkt die handige en toch koppige schoonzoon vanuit het schuin van de ooghoeken. Wie een zaak drijft smeert daar geen politiek bovenop. de haardroger moet niet als guillotine funktioneren. Dielens. je morst met wijwater. je speelt met heilig vuur.

8

Maar het verkeerde. Bij de gemeente-: raadsverkiezingen van 1970 verdwenen Wit en Zwart van de lijsten. Ik moet [ eraan toevoegen dat Wit en Zwart roepnamen waren in de volksmond. officieel werd zwart als .. Verbroede-ring- aangeduid. de naam van de har-monie. zoals de Witten naar ..Euterpe-luisteren, naam van de muziekmaat-schappij. Sinds 1970 zijn die fanfares meer een muzikaal bestaan gaan leiden en moeten ze minder de politieke trom roeren. Kortom. zeven jaar geleden duiken de grote namen op. CVP en BSP leggen de vermomming af. Het objektief van de socialisten is om 350 stemmen te halen, dan zit er één zetel in. Men blijft steken hij 204. waarvan 149 voorkeurstemmen voor kandidaat Dielens. Verslagenheid hij de partijkameraden maar geen ontmoediging bij Fred. hij heeft hardere noten gekraakt, hij laat niet zo gauw de moed zakken. op zijn borst klopt de gouden regeringsmedaille voor wilskracht. Hij dringt meer en meer binnen in alle mogelijke en andere verenigingen. wordt voorzitter of minstens vice-voorzitter van biljartklubs. wipschietersverenigingen. speelt één rol in de amateur -opvoering van "Blootsvoets in het Park". geeft rondjes voor het vaderland weg, snelt naar een sompig terrein om daar de aftrap van een voetbalwedstrijd te geven. wakkert de solidariteit met gehandicapten aan, stampt mee een vereniging van handelaars uit de grond. geeft de stoot aan de opbloei van weer een biljartgenootschap. laat zich met beslijkte kermiskoereurs fotograferen. Fred is alomtegenwoordig. hij vreet pensen, hij slikt kippen. hij zit aan op biefstukkermissen, hij zwelgt bier, hij is permanent onder het volk, niet zoals de konkurrenten als het elektorale klokje tikt, maar week aan week, dag in dag uit, jaar aan jaar. zijn heupen treden uit hun beddingen, hij moet een [ ijzeren maagwand hebben, een onomstootbare fysieke konditie.

De gevolgen blijven niet uit, in 1971 zijn er twee soorten verkiezingen, in oktober de federatieraadverkiezingen, 395 voorkeurstemmen (de partij haalt om en nabij de 500 stemmen, meer dan twee keer zoveel als twaalf maanden eerder) in november de provincieraadsverkiezingen, 704 voorkeurstemmen in Ternat. Bij de parlementsverkiezingen van 1974 staat Dielens nummer tien op de lijst van de Vlaamse BSP, de Rode Leeuwen. Een onmogelijke plaats maar toch 884 voorkeurstemmen, meer dan veel voorgangers op de lijst behalen. Het blijft crescendo gaan, bij de provincieraadsverkiezingen van datzelfde jaar 1974 overschrijdt Fred het duizendtal. 1066 mensen stellen zich op achter zijn naam. Het beeld van Karl Marx getooid met een ketting van witzwarte pensen die het bier uit zijn baard plukt blijkt lonend te zijn. Hoe verging het onze kandidaat vorig jaar oktober?

9

Het weekendprogramma van een politiek kandidaat in een landelijke streek. Zaterdag 19 maart ontvangt Fred Dielens journalisten van Knack, dan woont hij de eindfase bij van vrouwenvoetbalwedstrijd de Florida Girls tegen de Wiels Ladies (uitslag 8-0 of omgekeerd), dan naar een biefstukkermis van de biljartklub van Ternat, op naar een pensenkermis georganiseerd door een voetbalklub van Sint-Katherina-Lombeek, vervolgens opduiken bijeen bakschieting van een kaartersklub van Wambeek, naar een bal van het bedrijfspersoneel van Preflex in Ternat, bal heeft plaats in een zaal in Hofstade bij Aalst. Om twee uur 's nachts, laatste rendez-vous, het bal van een wielerklub in Ternat, doorgezakt tot 5 uur.

Zondag slapen tot tegen de middag. gekeken naar een politieke konfronta-tie op het Waalse scherm, om halfvier met Mieke naar een Open Deur Dag van een Middenstands Opleidings Centrum in Asse, naar Opwijk voor een Pensenkermis van de BSP-afdeling Opwijk. in Wambeek wachten ze met de Biefstukkermis van de gemeenteschool. tot slot naar Galmaarden voor een forellenkermis. fout gereden. verdwaald. de forel is slecht bevallen. maar hij beeft in dit afgelegen gebied waar zijn naam onbekend is een tros aanhangers bijgewonnen. Is dit te harden. ja zegt Fred_ elektorale periodes lust ik rauw. ik ben al drie kilo afgevallen vanwege die activiteiten. ik »eeg nu 89 kilo. Op 17 april moet ik tot 84 afgeslankt zijn. Ook een resultaat!

Het tweede deel verschijnt in Knack van 6 april 1977 onder de titel

Het Jaagpad van de Rode Leeuw

10

Wat vooraf ging. We schrijven 1967, het huwelijksjaar van Fred Dielens. Vlaamse Brusselaar, en Lea Kieckens. zijn witte boeredochter uit Ternat. Het paar installeert zich in haar gemeente, hij werkt als bureauchef bij de schei-kundige mastodont ICI, zij opent een kapsalon halfweg een brede dreef van symbolische betekenis. De dreef werd aangelegd als een streng tussen de Sint Gertrudiskerk en kasteel Kruikenburg. Tussen die bolwerken van moreel en materieel gezag kiemt op de etage bo-ven het kapsalon, een socialistische cel. Dielens is een honderd procent arbei-derskind dat geleerd is van deze kapita-listische ingestelde maatschappij geen cadeautjes te verwachten. Het heeft zijn ouders bloed, zweet en tranen gekost om het hun Fred mogelijk te maken tot zijn achttiende jaar te stude-ren. En daar stond hij dan, ondanks het feit dat hij van het eerste klasje tot en met de retorika altijd primus inter pares was, deed de jonges Dielens te-vergeefs een beroep op een studiebeurs om universitair door te stoten. Toen hij via de zware omweg van de avond-studie alsnog probeerde aan 'n gelijk-waardig diploma te geraken, poging waarin hij schitterend slaagde, diende Dielens het studeren een jaar op te schorten wegens dienstplicht . Geen uitstel, laat staan afstel voor de scha-mele doorbijter die geen sportvedette of kleinkunstenaar was, evenmin be-hoorde tot de stand van mensen met konnekties in de Wetstraat. Geen pro-tektie voor Fred, geen hand boven zijn hoofd, het scherpte zijn weerbaarheid aan. De familie van zijn moeder was aktief in de socialistische beweging, vader was een passieve adept die voor de partij stemde maar niet militeerde. Aan het eind van het akademiejaar 1966 behaalt Fred Dielens de bul van licentiaat in de Handels- Financiële Wetenschappen, hij beslist zijn aanleg in dienst te stellen van de minder begaafde onderliggers in de Belgische pyramide. Vandaar zijn neerstrijken in het wingewest Ternat waar rood" tot dan een fiktie was, bij de gemeenteraadsverkiezingen van laatst, had de BSP, of wat daarvoor doorgaan 60 stemmen geoogst op een paar duizend kiesgerechtigden. Dielens de zendeling, kon met een blanke llei beginnen. De Ternattenaren geen boodschap aan belangrijke geloofspunten, ze splitsten zich bij de verkiezingen simpelweg op in Witten en Zwarten. De Witte partij zijnde een amalgaam van liberaal en progressief getinten en van politiek daklozen, de Zwarte partij als een katholiek geïnspireerde vennootschap. Maar dat blijft een vertaling voor de buitenwereld, romantische en rancuneuze overwegingen speelden even belangrijke rol. Fred is met een „witte- getrouwd en …

Vrijdag 25 maart 1977, gemeenteraadszitting in Ternat, eerste serieuze konfrontatie tussen het nieuwe gemeentebewind :Centrum/ BSP/VU) en de CVP, tot ie-lers verrassing in de oppositie gemaneu-vreerd. Derde van links dokter Karel Rodts, nog niet vertrouwd met de .vaarheld dat hij niet langer de macht nkarneert, naast hem (met de bril) lokter Hubert Vandenhende, dan kale ;chepen Jean De Geyndt, vervolgens onze nan Fred Dielens en tussen Fred en ;emeentesekretaris (met wit vel gestikule-ende) Victor Roesens in, nieuwe burger-'ader Gerard Platteau. Rechts van de ekretaris nog maar een dokter, Roger ;-3t1

icen is, onderneemt een jaren-ange kroegenkruistocht om de ingeze-enen te leren kennen, om over het ocialisme te praten. Bij een glas pils, ij een stuk pens, na een bakschieting, p het voetbalveld, bij de finish van en kermiskoers. De Brusselaar geraakt eadopteerd, hij wint aan sympatie en eeft wind in de zeilen. Bij de gemeen-:raadsverkiezingen van 1970 wordt en politieke streep getrokken onder de couleur locale-, de Witten en Zwarten ebben als partijformatie uitgediend. )e BSP profiteert daar zeer matig van, aalt een tweehonderdtal stemmen, te 'einig voor één zetel, maar driekwart in die weinige stemmen gaat naar de ieuwbakken Ternattenaar Alfred Die-ns. Een jaar later, bij federatieverkie-ngen, heeft ,hij de persoonlijke score ijna verdriedubbeld en het blijft •escendo gaan, tot en met de gemeen-raadsverkiezingen van vorige okto-n.. een hoofdstuk apart.

11

Ternat, van waar komt de naam? Van waar u denkt. Ternat is een vochtige vlek op de kaart, ligt amper 24 meter boven de zeespiegel, een Atlantis ver-geleken met de buurgemeente Asse die op 85 meter ligt; men zegt dat de torenspits van de Sint Gertrudiskerk waterpas ligt met de drempel van de kerk van Asse. De Ternattenaren werden door de naburigen tot . Waterheren omgedoopt en staan in de smalle omtrek niet in een reuk van sympathie. Het kasteel Kruikenburg, een van de beroemde Brabantse burchten was eeuwenlang het adres van heersers over Ternat en omliggendede graven de Lichtervelde en andere de Fourneaus. Sinds 1939 huizen er broeders van de Kristelijke Scholen die daar hun Sint-Jozefsinstituut vestigden, burcht van het bétere onderwijs. Beroemd kasteelheer van Kruikenburg was zeshonderd jaar geleden de Brusselse wethouder Everhard Tserclaes die vandaag nog zijn koperen arm op de wereldberoemde grote markt aan streelzieke toeristen voorlegt. Patriciër Tserclaes beschikte naar goeddunken over de zielen die de grond rond Kruikenburg bewerkten, hij liet een kapel aanbouwen en men neemt aan dat zijn geschonden overschot in de kapel rust na de geslaagde aanslag op zijn leven gepleegd te Kwadewegen, in de buurt van het diep gezonken Ternat. Dat Ternat draagt nog de sporen van een feodaal verleden, in de pastorie, een manoir van daadwerkelijke afmetin-gen, daterend van dik honderd jaar geleden en gesiuteerd in een riant park, huizen ruimschoots meneer pastoor en meneer de onderpastoor, de lokale kerkvorsten. Fred Dielens zal die oprisping met tegenzin lezen. hij is wars van ieder anti-klerikalisme. In Ternat kan men overigens gemakkelijk de zon in andermans wijwater zien schijnen, met als onverzettelijke uit-zondering het Sint Angela-Instituut van de Zusters Ursulinen (750 leerlin-gen) waar intens tegen andersdenken: den gekomplotteerd wordt.

12

Dat hun voorzitter van het slag van de _winners- is ondervond de kleine BSP-afdeling van Ternat voor het eerst toen hij begin 1974 van de Assese partijge-noot Jef Van Droogenbroeck het man-daat van federaadslid erfde. Bij de provincieraadsverkiezingen van dat jaar haalde de BSP in het distrikt twee zetels, wat weinig is, Van Droogen-broeck was de tweede gekozene maar verkoos die plaats aan zijn eerste plaatsvervanger op de lijst. de jonge leeuw uit Ternat, over te dragen. Die-: lens: „Een verovering maakt indruk bij de supporters, de achterban. Ze willen de rijen sluiten rond iemand die het resultaat speelt en zo'n promotie steekt hen een riem onder het hart. Het mandaat heb ik uitgeoefend tot 31 ,-,:.cernber van jan-

-net 'dan vanuit de oppositie. De krantenknipsels kunnen getuigen dat ik mij niet onbetuigd heb gelaten". Dielens wint aan gewicht. fysiek en politiek. Tijd voor de gemeenteraads-verkiezingen van oktober 1976. De ge-meenten Sint Katherina-Lomheek en Wambeek gaan op in de gemeente Ternat dat zijn inwonersaantal van 4.742 zielen ziet aanzwellen tot 11.500 inwonenden. De kleinste broer was Wambeek met ongeveer 2.000 Wambe-kenaren, St. Katerina-Lombeek telde iets minder mensen dan Ternat. De CVP heeft van 1970 tot oktober alleen en met sterke hand geregeerd in Ternat, en twijfelt er niet aan dat het regeerbestand verlengd zal worden. De oppositie werd niet veel inspraak ge-gund door burgemeester-dokter Karel Rodts, een zelfverzekerd heerschap, om km vriendelijk te omschrijven. Heet hangijzer in de Ternatse dorpspolitiek was de bouw van een ..Sport- en Kultuurcentrum-. een pralerig monu-

13

Voor de 21 ter beschikking gestelde gemeenteraadszetels kampen vier "belangrijke" formaties: de CVP, de CTL (Centrum Ternat Lijst, van liberale strekking), de BSP en de Volksunie.

...