Leeruitkomst werkplekleren:
Je beschikt over pedagogisch-didactische vaardigheden om jonge/oudere kinderen te ondersteunen thuistalen in het onderwijs te gebruiken en kinderen te stimuleren regionale talen, Nederlands en Duits en/of Engels in het onderwijs te gebruiken voor het leren en communiceren, zodat leren en talenontwikkeling optimaal wordt gestimuleerd.
Ik heb deze leeruitkomst mede gehaald doordat ik op stage Engelse lessen heb gegeven. Hierbij heb ik de kinderen proberen te stimuleren meer Engels te spreken en te gebruiken.
"Engels horen en zien we overal. Ook jonge kinderen komen er al voortdurend mee in aanraking. Via tv, iPad en smartphone bijvoorbeeld. Engels maakt dus al onderdeel uit van hun wereld, en is minder vreemd voor ze dan we geneigd zijn te denken. Een bijkomend voordeel is dat de meeste kinderen vaak als vanzelf gemotiveerd zijn om deze taal te leren." (Malmberg, 2000)
Engels is dus erg belangrijk en wordt ook steeds belangrijker. Daarom wordt het nu op veel scholen ook al bij de kleuters aangeboden. Ik merkte aan veel kinderen dat ze de Engelse lessen leuk vinden omdat het anders is dan anders. Ik hoor af en toe sommige kinderen ook woorden in het Engels spreken, of Engelse liedjes zingen tijdens het vrij werken, buitenspelen of andere lessen.
Zingen in een andere taal is een erg goede manier om een nieuwe taal aan te leren aan jonge kinderen. Op deze manier kunnen ze de taal makkelijker oppikken.
· Je kunt op basis van relevante ontwikkelings- en leertheorieën en gedragwetenschapstheorieën didactische principes voor taalgeïntegreerd leren in zowel de onderbouw als de bovenbouw van de basisschool toepassen;
Ik heb verschillende onderwijs theorieën geleerd en onderzocht. De eerste is het Behaviorisme. Deze stroming is in het begin van de twintigste eeuw ontstaan onder leiding van onder andere Watson en Skinner, twee belangrijke psychologen uit die tijd, is deze theorie zo goed mogelijk uitgewerkt. Deze stroming zegt eigenlijk ‘oefening baart kunst’. Door te oefenen en trainen leer je een bepaalde handeling zonder na te denken uit te voeren. “Daarnaast is de externe prikkel belangrijk: al het gedrag komt volgens Watson en Skinner voort op basis van externe prikkels.” (Lucassen, 2020)
Een voorbeeld van behaviorisme; straffen en belonen. Bijvoorbeeld een sticker geven als kinderen het goed hebben gedaan. Of juist een streepje geven als er iets niet goed is gedaan.
De tweede theorie is het cognitivisme. Deze stroming komt uit de jaren 30 en het gaat erom wat er zich in de hersens afspeelt, hierbij gaat het vooral om de manier van denken achter een handeling. Het brein van een leerling kan worden gezien als een ‘black box’, die gevuld kan worden met kennis. Zoals het stellen van vragen zodat het denken wordt bevorderd. (Lucassen, 2020)
Bij het constructivisme wordt leren gezien als een actief proces van kennisverwerving. Waarbij wordt voortgebouwd op de aanwezige kennis. (“Constructivisme - uitleg”, z.d.) Tegenwoordig ligt het constructivisme aan de basis van veel ‘vernieuwend’ onderwijs. “Door te werken in groepen en in projecten wordt er geprobeerd om de leerling in staat te stellen zo goed mogelijk te leren. Leren wordt daarbij gezien als een actief proces, waarbij de lerende echt mee moet doen.” (Lucassen, 2020)
Het constructionisme is een stroming met meerdere aanhangers waarvan Piaget gezien wordt als pionier. Leren gaat om kennis construeren vond hij. Maar, vond Seymour Papert, daar moet dan ook iets bij gemaakt worden. “Leren door te maken en leren om te maken is volgens Papert de manier waarop er echt geleerd wordt.” (Lucassen, 2020) Bijvoorbeeld het werken in een groepje, het samenwerken en het gebruik van computers maakt dat leerlingen op veel verschillende manieren kunnen maken en leren.
De aanhanger van het connectivisme George Siemens, vond dat leren juist niet over kennis gaat maar over netwerken. “Het connectivisme is vooral terug te zien in de manier waarop leerlingen buiten school leren. Door verschillende netwerken te gebruiken als YouTube, Wikipedia, en sociale netwerken te gebruiken leren leerlingen ontzettend veel. De taak van de docent is dan vooral om dit leren te begeleiden, en de leerling kritisch te leren kijken naar de informatie de gedeeld wordt.” (Lucassen, 2020)
Deze 5 belangrijke theorieën over leren komen allemaal voor in het onderwijs, onder- en bovenbouw en zijn op dit moment het belangrijkst. Leerkrachten zullen allemaal passen bij deze verschillende visies over leren.
· Je kunt het schriftelijk taalgebruik van kinderen in zowel de onderbouw als de bovenbouw van de basisschool stimuleren en ondersteunen;
Bij de onderbouw begin je al met het uitbreiden van de woordenschat van een kind. Ook het fonemisch bewust zijn en het aanleren van bijvoorbeeld het alfabet is het begin voor het schriftelijke taalgebruik. Je stimuleert de kinderen op deze manier om deze taalvaardigheden te gebruiken.
“Mondelinge taalvaardigheid vormt de basis voor schriftelijke taalvaardigheid en is bepalend voor het succes van leerlingen op school en in de maatschappij. Een grote woordenschat komt goed van pas bij het lezen van teksten. Leerlingen uit de bovenbouw die bij bijvoorbeeld een presentatie in staat zijn om hun verhaal goed op te bouwen en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden, hebben daarvan profijt bij het schrijven van een tekst. Zo zijn er verschillende verbindingen te leggen tussen mondelinge taalvaardigheid en schriftelijke taalvaardigheid. Een interventie gericht op mondelinge taalvaardigheden kan in sommige gevallen zelfs het lezen of schrijven verbeteren.” (FIZZ Marketing & Communicatie, z.d.)
· Je kunt de mondelinge communicatie tussen kinderen in zowel de onderbouw als de bovenbouw van de basisschool stimuleren en ondersteunen;
“Gesprekken met elkaar voeren in plaats van enkel te luisteren naar de leraar bevordert de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid van kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar. Een goede mondelinge taalvaardigheid is belangrijk voor succes in de verdere schoolloopbaan, sociale acceptatie en in het leren en denken van kinderen. Daarom is het noodzakelijk dat leerkrachten deze vaardigheid al van jongs af aan stimuleren.” (“Meer kringgesprekken in kleuterklas bevordert mondelinge taalvaardigheid - [okt-dec] - Vrije Universiteit Amsterdam”, z.d.)
Ook geld dit natuurlijk voor de bovenbouw. Door veel gesprekken en dialogen met de kinderen te voeren wordt de taalvaardigheid gestimuleerd en verbeterd. De onderlinge communicatie tussen kinderen is erg belangrijk voor hun eigen ontwikkeling. Daarom zijn groepsopdrachten of samenwerkingsopdrachten ook zo belangrijk.
Bij mijn stage bij de kleuters voerde ik ook graag zoveel mogelijk kringgesprekken. Elke les deden we in een kringvorm. Voor jonge kinderen werkt dit het best.
· Je kunt verschillen in thuistalen tussen kinderen waarderen en erop anticiperen;
In mijn stageklas was er eigenlijk niemand die thuis een andere taal sprak. Er was één meisje die een Chinese moeder heeft maar zij sprak zelf geen Chinees. Op mijn vorige stageschool in het dorp vlakbij mijn eigen dorp merkte ik wel dat er meer kinderen waren waarvan de ouders thuis een Gronings dialect spraken. Soms is dit iets waar je op moet letten wanneer je een gesprek voert met de kinderen.
· Je kunt verschillen in communicatiestijlen tussen kinderen waarderen en erop anticiperen;
Er zijn 4 communicatiestijlen. De expressieve stijl, de beschouwende stijl, de directieve stijl en de vriendelijke stijl. In elke klas heb je verschillende kinderen dus ook verschillende communicatiestijlen. Kinderen met een expressieve stijl zijn vaak spontaan, druk en aanwezig. Ze zitten vol met ideeën en zijn hierdoor soms flapuiten. Kinderen met een beschouwende stijl zijn vaak wat rustiger. Ze denken goed na over wat ze gaan zeggen en blijven vaak een beetje op de achtergrond. Kinderen met een directieve stijl kunnen soms wat dwingend overkomen, dat heeft te maken met de stellende manier van communiceren. Deze kinderen kunnen soms wat ongeduldig zijn en willen snel ter zake komen. Dan ten slotte de vriendelijke stijl. Kinderen met deze stijl zijn net als kinderen met een beschouwende stijl rustiger en meer op de achtergrond. Ze worden vaak als warm en vriendelijk gezien. Ook zijn deze kinderen vaak conflict vermijdend en kunnen soms onder druk geen ‘nee’ zeggen.
Al met al zijn alle kinderen bijzonder en daarom waardeer ik ze ook voor wie ze zijn en welke communicatiestijl ze hebben. De kinderen uit mijn stageklas zou ik zo kunnen indelen bij de verschillende stijlen. Je hebt kinderen die graag op de achtergrond of juist op de voorgrond te vinden zijn in een groep.
· Je kunt verschillen in communicatiestijlen tussen ouders waarderen en erop anticiperen;
Ik heb nog niet veel ouders gesproken i.v.m. de wat kortere stageperiode vorig jaar en dit jaar. Maar tijdens een oudergesprek waar ik bij mijn huidige stage bij mocht zijn merkte ik gelijk verschil in communicatiestijl tussen de vader en de moeder. Verschil in communicatie met de juf en met hun kind. Als juf moet je natuurlijk leren om hierop te anticiperen. Alle ouders zijn verschillend en hebben andere communicatiestijlen. De een laat meer en sneller van zich horen dan een ander.
· Je kunt het taalgebruik van kinderen observeren, interpreteren en uitkomsten rapporteren;
Tijdens de stageperiode heb ik ook veel geprobeerd te observeren. Vooral bij kleuters vond ik dit erg leuk om te doen. Ik hield ook bij wat ze soms voor dingen zeiden en op wat voor manier. Jonge kinderen hebben nog niet door wanneer ze bijvoorbeeld ‘ik loopt’ zeggen, dat dit fout taalgebruik is.
· De taalontwikkeling van kinderen evalueren en erop anticiperen;
Na een dagje observeren besprak ik soms een aantal genoemde opmerkingen van de kinderen met mijn stagementor. Zij vertelde me dan meer over het kind en zijn of haar taalontwikkeling.
· Je hebt kennis van het taalbeleid van je werkplek en levert waar mogelijk een bijdrage in taalbeleidsontwikkeling;
“Taalbeleid is de structurele en strategische poging van een schoolteam om de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen, met het oog op het bevorderen van hun algemene ontwikkeling en het verbeteren van hun onderwijsresultaten. Taalbeleid ontstond in de jaren '90 van de vorige eeuw als beleid voor taalzwakke of allochtone leerlingen, maar het is inmiddels algemeen aanvaard dat taalbeleid zich niet beperkt tot specifieke doelgroepen.” (“Taalbeleid”, z.d.)
Op mijn stageschool is een gediplomeerde taalspecialist aanwezig 1 dagdeel in de week. Deze taalspecialist houdt zich bezig met alles wat met taal te maken heeft. “De taalspecialist weet welke materialen wel en niet geschikt zijn voor zwakke en sterke lezers en spellers en hoe je kinderen met een lage woordenschat, TOS of begrijpend leesproblemen kunt begeleiden. Ook het sociaal-emotionele aspect komt aan bod. En je ondersteunt je collega’s in het geven van effectieve instructies, differentiëren en het inventariseren van de onderwijsbehoeften van sterke en zwakke lezers en spellers. Kortom als (Lees- en) taalspecialist ben je een allrounder en zowel coördinerend als uitvoerend aan het werk.” (Onderwijsdesk, 2021)
· Je hebt zicht op leerlijnen van taalontwikkeling in de basisschool;
In mijn stageklas gebruikten ze voor taalontwikkeling de werkmap Fonemisch bewustzijn. Deze vormt een vrijwel complete leerlijn voor het taalonderwijs in de groepen 1 en 2 van de basisschool. In staat het schema Taalontwikkeling van het jonge kind: de doelen. In dat schema staat in de laatste kolom beschreven welke onderdelen uit de werkmap betrekking hebben op de betreffende (sub)domeinen. Niet voor elk (sub)domein is informatie en materiaal in de werkmap opgenomen, maar met aanvullende activiteiten - die in de praktijk elke kleuterleerkracht aanbiedt – voldoe je geheel aan alle beheersingsdoelen die zijn uitgewerkt door SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling.
· Je kunt reflecteren op eigen competentieontwikkeling.
Na het geven van alle lessen op stage reflecteerde ik daarop samen met mijn stagementor ook reflecteerde ik daarna nog op mijn eigen competenties. Ik stel voor elke les die ik geef een persoonlijk leerdoel op. Ik had aan het begin van mijn stageperiode ook een PersoonlijkOntwikkelPlan (POP) gemaakt voor stage deze vind je hieronder.
Hieronder zie je een paar voorbeelden van mijn gegeven Engels lessen bij groep 1/2.
Korte omschrijving les: De kleuren van de regenboog in het Engels leren met behulp van een luisteropgave en boomwackers.
Lesdoel: Tule kerndoel 13: De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken Engelse teksten.
Korte omschrijving les: Een Engels liedje zingen over getallen.
Lesdoel: De kinderen leren tot 5 tellen in het Engels.
Korte omschrijving les: Lichaamsdelen leren aan de hand van een liedje
Lesdoel: De kinderen leren lichaamsdelen in het Engels.