Minderwaardigheidsgevoelens

Kleine Philip. zes maanden oud, ligt in zijn wieg en kijkt met stralende ogen, tevreden de wereld in.

Iemand zegt: 'Die heeft ook geen minderwaardigheidsgevoelens!'

Waarop een ander ad rem reageert: 'Nee, die moeten we hem eerst nog aanleren. '

Minderwaardigheidsgevoelens

Wij mensen zijn sociale wezens. Wij horen allemaal bij de mensengemeenschap en willen ook het gevoel hebben dat we erbij horen. Als we het gevoel hebben dat we bij een groep horen, bijvoorbeeld op het werk of in het gezin, dan voeren we onze taken met succes uit. We praten en overleggen met anderen, werken samen aan het welzijn van het geheel, zonder ons af te vragen of we goed of slecht zijn. We voelen ons eenvoudigweg goed. We hebben immers onze plaats.

Wie als kind het geluk heeft gehad, dat hij zich thuis voelde in het gezin waarin hij opgroeide, die neemt dit gevoel van zekerheid en de bereidheid om aan het welzijn van de gemeenschap bij te dragen, ook met zich mee in zijn leven als volwassene en voelt zich een gelijkwaardig deel van de gehele mensheid.

Helaas zijn velen van ons opgegroeid met het idee dat ze in het gezin alleen maar geduld werden, sommigen hebben zelfs de vaste overtuiging dat ze alleen maar lastig waren, anderen leerden te geloven dat het beter zou zijn als ze helemaal niet hadden bestaan. Het gevoel 'erbij te horen' is gekoppeld aan de zekerheid dat men iets betekent voor het gezin, voor de groep. Bij de meesten van ons is dat niet het geval. We hebben in veel situaties niet het gevoel dat we erbij horen, we voelen ons niet gelijkwaardig en kunnen niet vrij beschikken over onze energie en creativiteit voor zinvolle prestaties en samenwerking omdat we ons zorgen maken over onze plaats, onze betekenis, ons succes, en of we wel door de anderen worden geaccepteerd en erkend. Als kind zijn velen van ons tot de conclusie gekomen dat we niet waardevol zijn. dat we niet mogen zijn zoals we zijn en dat er voor ons geen plaats is. En zo vinden we het dan ook moeilijk om, als volwassene, te geloven dat we een plaats hebben en erbij horen, alleen al omdat we er zijn, alleen al omdat we geboren zijn, en dat we niet door bijzondere inspanningen of bovengemiddelde prestaties deze plaats eerst moeten veroveren. We kunnen dat maar moeilijk geloven, omdat we ons minderwaardig voelen.

Minderwaardigheidsgevoelens zijn het resultaat van een reeks ontmoedigende ervaringen die ons hebben geleid tot de verkeerde conclusie: 'Zoals ik ben, ben ik niet goed genoeg.'

Kinderen komen niet op de wereld met het gevoel, niet goed genoeg te zijn. Het sociale minderwaardigheidsgevoel, dat door Rudolf Dreikurs(*) werd gezien als het moeilijkste probleem dat de moderne mens moet oplossen, wordt pas ontwikkeld door een 'goede' samenwerking tussen kind en opvoeders.

Misschien werd jij als kind te veel verwend, zodat je je eigen krachten niet kon uitproberen en ervaren, en je gelooft daarom ook nu nog: 'Dat kán ik niet' of 'Dat moeten anderen voor mij doen.' Misschien voelde je je afgewezen of verwaarloosd en geloof je nu nog steeds dat je er niet zijn mag en dat je in een vijandige wereld leeft. Misschien denk je dat je altijd op je tenen moet lopen, omdat je als kind hebt ervaren alleen goed genoeg te zijn als je béter was. Misschien heb je het vertrouwen in andere mensen verloren door het vroegtijdig verlies van een persoon die alles voor je betekende, of door de geboorte van een broertje of zusje, dat ‑ zo beleefde je dat ‑ je alle liefde van je moeder ontnam.

De kansen op ontmoediging en de wegen die tot de ontwikkeling van minderwaardigheidsgevoelens kunnen leiden zijn talrijk, maar altijd heeft het minderwaardigheidsgevoel iets te maken met onze neiging onszelf met anderen te vergelijken en de kwaliteiten, vaardigheden en levenssituaties van de ander te overschatten. Omdat de behoefte er bij te horen een menselijk basisverlangen is, is het minderwaardigheidsgevoel een uitdrukking van diepe teleurstelling en lijden.

God zij dank hebben de meesten alleen op bepaalde gebieden slechte ervaringen opgedaan en voelen zich zodoende alleen minderwaardig of ontoereikend in sommige levensomstandigheden of levenstaken. Anderen zijn over de gehele breedte ontmoedigd en vinden geen enkele manier om zich gelukkig te voelen, omdat ze op grond van hun pessimistische verwachtingen onbewust hun kansen zelf verwoesten. Zo zijn de redenen voor onze mislukkingen en de fouten die we maken hoofdzakelijk het gevolg van ontmoediging: het resultaat van een verkeerd zelfbeeld.

Het zelfbeeld is de mening die we over onszelf hebben opgebouwd onder invloed van onze aanleg en opvoeding in de eerste kinderjaren. Bemoediging is noodzakelijk, maar we zullen zien dat het niet makkelijk is het eigen, of het verkeerde zelfbeeld van een ander mens te corrigeren. Wie bijvoorbeeld op grond van zijn zelfbeeld gelooft tot niets in staat te zijn, die heeft in zijn kinderjaren zeker meerdere ervaringen opgedaan die tot deze conclusie hebben geleid. Hij heeft dus ook argumenten voor deze aanname. Proberen op dit gebied moediger te worden, is dus tegenstrijdig met de eigen levenservaringen. Ook als we proberen een ander mens te helpen om door middel van bemoediging meer moed en zelfvertrouwen te ontwikkelen, raken we daardoor zelf vaak ontmoedigd omdat zijn overtuiging 'niet goed genoeg te zijn en er niet bij te horen' sterker is dan ons uithoudingsvermogen of onze vaardigheid tot bemoedigen.

Wie zich minderwaardig, klein en de mindere voelt, heeft, zoals ieder van ons wel weet, ook de neiging om anderen te kleineren. We bekritiseren anderen als wij ons minderwaardig voelen. We wijzen anderen af als wij onszelf hebben afgewezen en zo wordt de ketting van ontmoediging verder gesmeed tot en met vijandigheid tussen hele groepen en gemeenschappen, die noodgedwongen moeten samenleven of samenwerken. Ook de vijandigheid tussen naties, rassen en religies zien we in dit licht.

Bron:

Theo Schoenaker Moed doet goed Uitgeverij Anode Assen

(*) Lees ook “Omgaan met jezelf” van Rudolf Dreikurs