13 Neem de tijd om te oefenen

<< Terug

HOOFDSTUK 13

Neem de tijd om te oefenen

Om de vele levensfuncties te leren, moeten de kinderen zich daar beslist in oefenen. Natuurlijk doen ze al veel kennis op door hun waarnemingen. Maar we kunnen er niet op rekenen dat het kind op die manier alles leert. Hij moet leren hoe hij zich moet aankleden. Hoe hij de veters van zijn schoenen moet vastmaken, hoe hij moet eten, hoe hij zich moet wassen en verzorgen, hoe hij de straat moet oversteken en, als hij wat ouder wordt, hoe hij in huis moet meehelpen. Dat kunnen kinderen niet leren door losse opmerkingen en wanneer er gedreigd wordt met straf terwijl ze bezig zijn die taken te verrichten. De tijd om te oefenen moet deel uitmaken van de dagelijkse gang van zaken.

Elke morgen bleef de vierjarige Wanda hulpeloos zitten wachten totdat haar moeder haar had aangekleed. Van het knopen dichtmaken en het moeten uitmaken wat bij haar kleren voor of achter was, raakte ze de kluts kwijt en van het strikken van schoenveters had ze geen enkel benul. Moeder zat elke morgen op haar te foeteren, kleedde haar ten slotte aan en stuurde haar dan weg om te spelen.

Wanda heeft ontdekt dat het handig is hulpeloos te zijn. Moeder is haar dienares. Maar moeder moet de tijd nemen om het kind te Ieren zichzelf aan te kleden.

Als we verzuimen tijd te besteden aan oefening, verliezen we veel meer tijd als we het ongetrainde kind later moeten corrigeren. Door een kind voortdurend te corrigeren zullen we het niets ‘aanleren’, omdat we steeds kritiek leveren en op die manier het kind ontmoedigen en tarten. Het gevolg van zo’n conflict is dat het kind zich voorneemt niet meer te leren. Bovendien schieten die zogenaamde ‘correcties’ dikwijls hun doel voorbij, omdat kinderen ze als een middel beschouwen om bijzondere aandacht te krijgen en ze lokken graag herhalingen uit.

Het kind dat niet ontmoedigd is, vindt het aantrekkelijk iets te ondernemen. Opmerkzame ouders onderkennen die pogingen en moedigen het kind aan. Maar voor zulke ondernemingen moet men vaste tijden uittrekken. ‘s Morgens vroeg, wanneer iedereen haast heeft, is niet bepaald de geschiktste tijd om een kind te leren hoe hij zijn veters moet vastmaken. Op zo’n druk moment heeft moeder er geen geduld voor en komt het kind in opstand. Het speeluurtje ‘s middags biedt gewoonlijk de beste gelegenheid het kind iets nieuws te leren, en dat kan tijdens het spel worden gedaan. In speelgoedwinkels kan men allerlei artikelen kopen waarmee het kind kan oefenen. Of moeder bedenkt ze zelf. Voor Wanda zou ze bijvoorbeeld een lange rij knopen en knoopsgaten uit een oude jurk op een plank kunnen vastmaken, waarmee ze kan oefenen. Als men op een stuk karton een schoen tekent en daar een aantal grote gaten in prikt, kan dat dienen om het kind te leren hoe hij zijn veters moet strikken. De kinderen zijn des te meer geïnteresseerd als ze mogen meehelpen zulke dingen te maken. Het is altijd leuk om toe te zien als moeder iets aan het maken is waarmee je straks kunt spelen, maar het is nog leuker om zelf mee te doen. Moeder kan ook een beroep doen op de eigen vindingrijkheid van het kind en daarmee zijn creativiteit stimuleren.

Tafelmanieren kunnen worden aangeleerd tijdens eetpartijtjes met poppen. Tegelijkertijd kan het kind dan leren hoe men gasten ontvangt en aan elkaar voorstelt. Hoe het kind zich in trein, bus of tram moet gedragen kan men hem leren door net te doen of men een reis maakt. Toneelspelen is een prachtig middel om te oefenen, want kinderen zijn geboren acteurs.

Wat het kind moet leren, moet net zolang herhaald worden tot hij zich de desbetreffende bekwaamheid heeft eigen gemaakt. Alles moet afzonderlijk geleerd worden. Geduld, vertrouwen in het vermogen van het kind om iets te leren, aanmoedigingen zoals: ‘Probeer het nog eens, dan lukt het wel,’ een opgewekte, prettige sfeer en waardering voor een prestatie maken dat het leerproces zowel voor kind als ouders een pretje wordt.

Het is ook verstandig om kinderen onplezierige voorvallen te leren begrijpen.

Bij Miep en Bobbie moesten de amandelen worden weggenomen. Moeder dacht dat het nuttig zou zijn als ze iets wisten van wat hun te wachten stond. Enige dagen voordat de operatie zou plaatsvinden, verzon ze een spelletje. ‘Stel je eens voor dat de poppen naar het ziekenhuis moeten om hun amandelen te laten weghalen,’ zei ze, ‘wat hebben we dan het eerste nodig?’ ‘Een koffer,’ zei Bobbie, en hij kwam met een speelgoedkoffertje aan. ‘Wat moet erin?’ De kinderen kozen voorwerpen uit en deden die erin. Toen werden de poppen aangekleed. Bobbie speelde voor vader en nam achter het stuur van de auto plaats. Het inschrijven bij de receptie van het ziekenhuis en het hele gedoe hoe de zusters je in bed stoppen werden uitgebeeld met de daarbij passende gesprekken. Daarna ging moeder de rol van de dokter spelen en praatte met de poppen. Ze nam een dientafeltje en zei dat dat de brancard was. Ze pakte een theezeefje, wond er een witte sok omheen, deed alsof ze de pop een narcose toediende en sprak haar onder de bedrijven door toe. ‘Dit ruikt een beetje vreemd, Betsy [de naam van de pop], maar haal maar eens een paar keer diep adem en tel tot twintig. Zo meteen ga je dan heerlijk slapen.’ Hierna vermeed moeder op een handige manier het doen van de eigenlijke operatie, want de kinderen zouden toch niet weten wat er met hen zou gebeuren. ‘Nu is Betsy vast in slaap. Ik haal haar amandelen eruit en leg haar weer op de brancard.’ Terwijl ze dat zei, verwijderde moeder het ‘kapje’ van het poppengezicht, rolde haar weer in de deken en legde haar op het dientafeltje. ‘Nu gaat ze weer terug naar haar kamer. Als ze wakker wordt mag ze wat ijs hebben.’ ‘Doet het pijn als je amandelen eruit worden gehaald?’ vroeg Miep. ‘Ze voelt helemaal niets, mevrouw Gerritsen,’ antwoordde moeder, in haar rol blijvend, ‘zoals u ziet is ze in een diepe slaap.’ ‘Maar doet het dan pijn als ze wakker wordt?’ ‘Ze zal wat pijn in haar keel hebben, mevrouw Gerritsen, maar daar kan ze wel tegen. Dat duurt ook niet lang.’ Daarna vroeg moeder wie bij de volgende pop voor dokter wilde spelen. Bobbie zei dat hij dat wou doen en speelde dezelfde rol.

De volgende dag speelden de kinderen ‘amandelen weghalen’ en gebruikten elkaar als patiënt. Moeder zorgde ervoor dat er een grotere zeef was.

Toen Miep en Bobbie naar het ziekenhuis moesten, waren ze vol vertrouwen en werkten goed mee. Toen moeder had gezegd dat de pop de pijn in haar keel best kon verdragen, had ze eerlijk toegegeven dat er sprake zou zijn van pijn, maar ze liet de kinderen merken dat ze vertrouwde dat ze ertegen opgewassen waren. Ze zei terloops ook iets heel belangrijks over de pijn, en wel dat die niet lang zou duren (ook al lijkt dat wel zo als je pijn hebt).

In hoofdstuk 3 werd oefenen in zelfstandigheid besproken. Barbara moest leren zichzelf bezig te houden en alleen te spelen. Daar was sprake van een omgekeerde leersituatie. In dat geval moest moeder haar dochtertje iets bijbrengen door zich van de situatie los te maken. Talloze malen is het voor de ouders noodzakelijk terug te treden en de kinderen zelf te laten oefenen en ze in hun eentje iets moeilijks te laten volbrengen.

Jeanne van tweeëneenhalf begon woedend te schreeuwen omdat haar poppenwagentje met één wiel vastzat achter een stoelpoot. ‘Wat is er, Jeanne?’ vroeg moeder en ze keek wat er aan de hand was. Jeanne stampte met haar voet op de grond en bleef schreeuwen. Moeder ging zitten en wachtte af. Het meisje begon te trekken, maar de wagen bleef vastzitten. ‘Als je nu eens aan de achterkant trok?’ Jeanne probeerde het en het wagentje schoot los. Ze holde weg, het wagentje achter zich aantrekkend. ‘Zo, nu heb je hem zelf weer los gekregen, hè?’

Moeder nam de tijd voor het trainingsprogramma, iets wat ze vele jaren zal volhouden - waarbij ze haar dochter laat zien dat je op meer dan één manier een probleem kunt aanpakken. Moeder ging niet zelf het karretje lostrekken, maar ze maakte gebruik van de situatie om Jeanne te leren hoe ze zichzelf kon helpen.

Moeder zette Bertje, tien maanden oud, in de zandbak en ging er zelf bij in de buurt zitten om een oogje in het zeil te houden. Bertje groef met zijn handen in het zand, Liet het door zijn vingers lopen, keek naar zijn moeder, glimlachte en propte toen een handvol zand in zijn mond. ‘Bertje toch! Niet doen!’ Moeder sprong op en holde naar haar zoon toe. Deze ging er op handen en voeten vandoor en kraaide het uit van plezier. Ze pakte hem beet, haalde het zand uit zijn mond en zette hem weer in de zandbak. Dit tafereeltje herhaalde zich vele malen.

Bertje heeft een heerlijk spelletje ontdekt, waardoor moeder zich met hem bezig blijft houden. Moeder durft niet te lezen als Bertje buiten speelt; ze moet hem voortdurend in de gaten houden.

Moeder moet er de tijd voor nemen om Bertje te leren niet alles in zijn mond te steken. De meeste baby’s doen dat; het is een van hun methoden om de wereld om zich heen te verkennen. Hoe voelt het aan? Hoe smaakt het? Dat dit tot hun natuurlijke gedrag behoort, is nog geen reden om hun geen zelfbeheersing te leren. Moeder kan Bertje uit de zandbak halen en hem in zijn kinderwagen of zijn wandelwagentje zetten wanneer hij weer zand in zijn mond stopt. Omdat Bertje niet van harte in het zand speelt, moet hij er gewoon uitgehaald worden. Hij zal uit protest wel gaan huilen en brullen, maar moeder blijft lezen en laat hem brullen. Zij respecteert zijn recht op vertoon van verdriet. Als Bertje bedaard is - en niet eerder - kan moeder het nog eens proberen. Zodra hij weer zand in zijn mond stopt tilt ze hem rustig op en zet hem weer in het wandelwagentje. Hij krijgt dat gauw genoeg door. Zand in zijn mond betekent: naar het wandelwagentje. Daar zijn geen woorden voor nodig. Bertje zou ze niet eens begrijpen. Maar moeders optreden begrijpt hij wel.

Als het gezin groeit, kan het voorkomen dat zulke lesjes aan de kleinere kinderen wat in het gedrang komen. Dan kan het gebeuren dat de oudere kinderen voor de kleintjes dingen doen die ze eigenlijk zelf moesten doen. Hierop moet men wel letten, want het oudere kind kan dan van de gelegenheid gebruik maken om daarmee zijn eigen superioriteit over de baby te bewerkstelligen. Elk kind heeft recht op een oefenperiode. Die geeft hem het gevoel dat hij zelf iets kan proberen.

Het leren en trainen mag niet plaatsvinden als er gasten zijn of als het gezin buitenshuis is. In zulke omstandigheden moet het kind doen wat hij anders ook doet. Als de ouders willen dat hun kind zich in het openbaar behoorlijk gedraagt, moeten ze hem dat thuis leren. Als zijn gedrag niet strookt met wat men in die situatie verwacht, kan men dat het beste oplossen door hem rustig weg te brengen.

Lees verder >>