01 Onze radeloosheid

<< Terug

HOOFDSTUK 1

Onze radeloosheid

Mevrouw Prins schonk koffie in voor mevrouw Aberson, haar buurvrouw, en zij gingen ervoor zitten om wat te praten. Mark, zeven jaar oud, rende naar de keuken, gevolgd door Tom van vijf. Mark klom behendig op het aanrecht en deed het bovenste deurtje van de keukenkast open. Tom klom ook op het aanrecht, al even behendig als zijn broertje.

Moeder riep: 'Kom daar eens af. Ik meen wat ik zeg! Kom eraf.'

'We willen wat toffees,' schreeuwde Mark terug.

'Je mag nu geen toffees. We gaan zo eten. Kom er onmiddellijk af.'

Mark pakte vlug de zak met toffees en sprong van het aanrecht af, gevolgd door Tom. Tom griste de zak uit Marks handen en samen renden ze de keuken uit ;mevrouw Prins riep: 'Kom terug. Ik heb je gezegd dat je ze niet mag hebben.'

De keukendeur was al dicht toen ze haar laatste woorden uitsprak.

Mevrouw Prins zuchtte en zei tegen haar gast: 'O, die kinderen! Ik weet gewoon niet wat ik met ze aan moet. Het zijn net wilde Indianen. Ze hebben altijd wat anders.'

We weten inderdaad vaak niet wat we met onze kinderen aan moeten. Altijd en overal, in elk gezelschap, zijn ze lastig en vervelend. Als een gezin eens naar een kermis gaat om plezier te maken, blijkt dat maar een enkeling zich echt amuseert. Opgewonden en oververmoeide kinderen zeuren om steeds meer ritjes en radeloze ouders zeggen eerst 'nee, het is mooi geweest' en geven dan toch toe. Gekwelde vaders tasten dieper in de zak en geven veel meer uit dan ze van plan waren; kinderen krijgen ten aanschouwen van iedereen een pak slaag; tenslotte sleuren de moeders hun weerspannige spruiten ongeduldig met zich mee, en thuis vraagt iedereen zich af waarom ze eigenlijk naar die kermis zijn gegaan.

In restaurants gedragen kinderen zich dikwijls heel vervelend. Ze hinderen andere bezoekers met hun ergerlijk gedrag, hun luidruchtige aandachttrekkerij en hun ongedurige heen-en-weer gehol. In zelfbedieningszaken zitten kinderen vaak aan de boodschappenwagentjes en -mandjes: ze rennen door de paden, eisen allerlei traktaties en huilen of worden driftig als ze hun zin niet krijgen.

In al zulke openbare gelegenheden horen we boze, drenzende en schreeuwende kinderen die door vermoeide, getergde en wanhopige ouders worden terechtgewezen.

Thuis tonen onze, kinderen absoluut geen saamhorigheidsgevoel. Velen weigeren iedere medewerking als het om het opknappen van huishoudelijke werkjes gaat en ze zijn rumoerig, nonchalant, onbesuisd en ongemanierd. Soms tonen ze een ontstellend gebrek aan respect voor hun ouders of voor andere volwassenen, en hoewel ze ons voortdurend beledigen slikken we het toch maar allemaal.

Onze kinderen tarten ons en wij staan daar machteloos tegenover. We bidden en smeken, vleien en straffen en kopen ze om in een poging de kinderen nog enigermate aan een normale gang van zaken te wennen. Een grootmoeder zei eens wanhopig: 'De kinderen doen maar wat ze willen.' Dit ergerlijke, uitdagende gedrag is zo algemeen geworden dat het al als normaal wordt beschouwd. 'Zo zijn kinderen nu eenmaal.'

Op school weigeren veel kinderen in te zien dat ze iets moeten leren. Onderwijzers vragen de ouders er op toe te zien dat de leerlingen hun huiswerk maken, maar ze zijn niet in staat te zeggen hoe zoiets zonder ruzie en strubbelingen kan verlopen.

Maar al te vaak lezen we in de krant over kinderen die in moeilijkheden verkeren. Potentieel misdadig gedrag komt op steeds jeugdiger leeftijd voor. Rechters eisen van de ouders dat ze hun kinderen 's avonds van de straat houden, maar verzuimen erbij te zeggen hoe dat moet gebeuren. Het nationale onderzoek betreffende de jeugdcriminaliteit levert stapels papier op, maar weinig aanwijzingen voor een bruikbare oplossing.

Veel ouders maken zich steeds meer zorgen en weten niet meer waar ze aan toe zijn, Ze hadden gehoopt hun kinderen tot gelukkige, tevreden mensen op te voeden die wisten wat ze wel en wat ze niet mochten doen. In plaats daarvan merken zij dat hun kinderen ontevreden, ongelukkig, ongehoorzaam en opstandig zijn en dat ze zich vervelen. In Amerika, maken kinderartsen en -psychiaters melding van een ontstellende toeneming van het aantal ernstig gestoorde kinderen.

In een poging iets aan deze situatie te veranderen laten ouders zich inschrijven voor cursussen over kinderopvoeding. Ze doen mee aan groepsdiscussies, luisteren naar lezingen over pedagogie en lezen ontelbare boeken en krantenartikelen. De werkelijke betekenis van dit veelomvattende programma tot opvoeding van de ouders wordt echter door weinig mensen onderkend. Het vermogen van ouders om hun kinderen op te voeden schijnt tot het verleden te behoren. Vroegere generaties hadden geen behoefte aan richtlijnen voor de opvoeding van hun kroost. Wat is er gebeurd? Vroeger waren er vaststaande tradities met betrekking tot de opvoeding die in de gehele samenleving werden gevolgd. Ieder gezin hield zich aan een bepaald opvoedingsschema. Pas in onze tijd is het noodzakelijk geworden een uitgebreid programma tot de opvoeding van de ouders te ontwikkelen. Waarom?

Er wordt herhaaldelijk beweerd dat de huidige kritieke toestand waarin we ons bevinden, het gevolg is van onzekerheid bij de volwassenen en van hun emotionele instabiliteit of onrijpheid en ook van het slechte voorbeeld dat ze geven, van het gebrek aan morele en sociale maatstaven en religieuze overtuiging. Wij zien heel duidelijk dat onze morele maatstaven veranderen: toch kan ons morele peil hoger liggen dan vroeger, zoals wordt bevestigd door onze steeds toenemende bezorgdheid aangaande sociale misstanden. En wat die onzekerheid betreft: iedere generatie heeft een zekere mate van onzekerheid te verwerken gehad, of die nu werd veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog, de crisistijd, de Tweede Wereldoorlog., of op dit moment het gevaar van de atoom- en waterstofbommen.

Er wordt veel gesproken over het gebrek aan rijpheid bij zowel de jonge ouders als bij hun kinderen. 'Rijpheid' is een onduidelijke term die in de meeste gevallen een 'onkinderlijke' toestand aanduidt. Als we het woord op die manier gebruiken, houdt dat in dat de kinderlijke staat als minderwaardig wordt beschouwd. Onder het mom van 'goede manieren' en 'sociale aangepastheid' willen we blijkbaar liever onze ware gevoelens een onnatuurlijk waas geven.

In feite betekent rijpheid: volle groei en ontwikkeling - de volledige verwezenlijking van je mogelijkheden. Tot deze volmaakte toestand geraken maar enkele mensen. De vervolmaking van de groei en de ontwikkeling neemt een heel leven in beslag. Waarom willen we die dan al bereiken als we nog niet volwassen zijn?

Het is nog nooit gebeurd dat volwassenen de kinderen tot voorbeeld hebben gediend. In vroeger tijden was het een kind eenvoudig niet toegestaan te doen wat de volwassenen deden. 'Doe wat ik je zeg, maar doe me niet na.' En wat de religie aangaat hebben predikanten en diep religieuze ouders dezelfde moeilijkheden met hun kinderen als de minder gelovige buren. Zondagsscholen lijken vaak op een soort gekkenhuizen met onhandelbare kinderen. Iedereen die een zondagsschool houdt, kan getuigen van de gedragsproblemen onder de kinderen in het algemeen en van lastige gevallen in het bijzonder. Wat er mis is zit veel dieper. Aan dit alles ligt het feit ten grondslag dat 'we gewoon niet weten wat we met onze kinderen aan moeten', omdat de aloude opvoedingsmethoden het niet meer doen en we de nieuwe nog niet geleerd hebben.

Iedere cultuur en beschaving ontwikkelt een bepaald patroon voor de opvoeding van kinderen. Vergelijkende studies over de methoden van primitieve samenlevingen geven ons een prachtige kans om de betekenis van traditie te leren kennen. Iedere stam had zijn eigen tradities en voedde de kinderen volgens de eigen inzichten op. Daaruit volgt, dat iedere stam zijn kenmerkende gedragspatroon, karakters en persoonlijkheden ontwikkelde. Iedere cultuur had haar eigen richtlijnen ten aanzien van de levensproblemen en -situaties. Maar iedere man, iedere vrouw en ieder kind wist precies wat de bedoeling was. Het hele gedrag was bepaald door de traditie.

Onze westerse cultuur is ingewikkelder dan van die primitieve samenlevingen, maar toch had ook zij haar traditionele opvoedingspatroon. Er bestonden regels zoals 'kinderen mag men zien, maar niet horen' en daaraan hield men zich 'n ieder gezin. De gedragslijn voor kinderen was overal dezelfde. Ons groeiend inzicht in de betekenis van het begrip democratie en het effect daarvan op de onderlinge verhoudingen heeft die westerse cultuur echter grondig veranderd. Nadat we het tijdperk van de koningen en lijfeigenen hadden gehad, kwamen we toe aan de ondertekening van de Magna Charta, de Franse en Amerikaanse revoluties en de Amerikaanse Burgeroorlog, en in deze tijd is de mensheid tot het besef gekomen dat we als gelijkwaardigen zijn geschapen, niet alleen voor de wet, maar ook ten opzichte van de medemens. De gevolgtrekking van deze groei is dat democratie niet alleen maar een politiek ideaal is, maar een levenswijze. Er vinden snelle veranderingen plaats, maar slechts weinigen zijn zich bewust van de aard van deze veranderingen. Het is voornamelijk de invloed van de democratie die onze sociale sfeer heeft omgevormd en die heeft gemaakt, dat de traditionele opvoedingsmethoden verouderd raakten. We hebben geen regeerders meer zoals we die kenden in de autocratische samenleving waaruit we voortkomen. In een gemeenschap van gelijkwaardigen kan de een niet over de ander heersen. Gelijkwaardig betekent dat ieder voor zich de beslissing neemt. In een autocratische samenleving had de regeerder de overmacht over zijn onderdanen. Welke zijn rang in de maatschappij ook was, de vader regeerde op gelijke wijze over zijn gezinsleden, ook over zijn vrouw. Dit is niet langer zo. De vrouwen verkondigden dat zij gelijkwaardig waren aan de man; en op het moment dat de man de macht over zijn vrouw verloor, verloren beide ouders de macht over hun kinderen. Dat was het begin van een algemene sociale beroering die we overal waarnamen, maar nog niet geheel begrepen. Andere gebieden van onze samenleving zijn op dezelfde manier aangetast. Werkgevers en werknemers zijn bezig zich naar een nauwere onderlinge relatie te bewegen. De erkenning van de neger als mens is een brandend sociaal vraagstuk dat actueel is geworden door een steeds groeiend begrip van de betekenis van het woord democratie. Deze grote veranderingen in ons sociale bestel worden sneller opgemerkt dan de subtiele verandering die wordt veroorzaakt door het feit dat vrouwen en kinderen hun aandeel in de erkende gelijkwaardigheid opeisen.

Volwassenen raken meestal geheel van hun stuk bij het idee dat kinderen in sociaal opzicht gelijkwaardig zouden zijn. Zij wijzen een dergelijke veronderstelling verontwaardigd van de hand. 'Doe niet zo belachelijk. Ik weet meer dan mijn kind, Hij kan niet aan mij gelijkwaardig, zijn.' Nee, natuurlijk niet. Niet in kennis, of ervaring, of bekwaamheid. Maar die dingen zijn niet de aanduiding van gelijkwaardigheid - zelfs niet bij volwassenen. Gelijkwaardigheid betekent niet dat we allemaal gelijk aan elkaar zijn, betekent geen uniformiteit! Gelijkwaardigheid betekent dat de mensen ondanks al hun persoonlijke verschillen en kundigheden dezelfde aanspraken kunnen maken op waardigheid en respect. De overtuiging dat wij superieur zijn aan onze kinderen stamt uit onze culturele erfenis, volgens welke de mensen ondergeschikt dan wel superieur zouden zijn vanwege hun afkomst, geld, geslacht, huidskleur, leeftijd of wijsheid. Geen enkele persoonlijke gave of karaktertrek mag ons het recht geven ons superieur te voelen of te domineren.

Er speelt nog een andere factor mee in ons idee dat wij boven onze kinderen verheven zijn. We hebben allemaal wel, diep verborgen, een gevoel van twijfel ten aanzien van onze eigen waarde, een verdrongen gevoel dat we niet helemaal beantwoorden aan onze idealen. En dan is een kind met al zijn hulpeloosheid een verrukkelijk vergelijkingsobject, waardoor wij' in eigen ogen aan waarde winnen. Maar dat is een valse illusie. In feite zijn onze kinderen vaak veel kundiger, en zullen zij ons bij vele gelegenheden de loef afsteken. Het begrip gelijkwaardigheid is binnen onze cultuur gegroeid. ook al hebben we dat niet in de gaten gehad en zijn we ook nog niet zo ver dat we het kunnen begrijpen.

Kinderen voelen een sociaal klimaat uitzonderlijk goed aan. Ze hebben heel gauw door dat zij net zo goed dezelfde rechten hebben als anderen. Ze zijn zich van hun gelijkwaardig-zijn aan de volwassenen bewust geworden en verdragen de autocratische verhouding van dominantie tegenover onderwerping niet meer. Ook bij de ouders daagt het besef dat de kinderen gelijkwaardig zijn geworden en ze hebben de druk van de 'doe-wat-ik-je-zeg'-formule al wat verzwakt. Tegelijkertijd echter hebben ze nog niet de nieuwe methoden gevonden die gebaseerd zijn op democratische beginselen, waarmee ze hun kinderen kunnen leiden en opvoeden voor een democratisch sociaal leven.

Deze verandering in onze sociale sfeer van de autocratische verhouding van superioriteit tegenover ondergeschiktheid, van dominantie tegenover onderwerping naar de democratische verhouding van gelijkwaardigheid is door onze opvoeders onderkend. Zij willen bijzonder graag democratisch zijn. Er bestaat echter een wijdverbreide verwarring over de toepassing van die democratische beginselen. Als gevolg daarvan hebben we herhaaldelijk losbandigheid aangezien voor vrijheid en anarchie voor democratie. Voor velen betekent democratie de vrijheid om te doen wat men wil. Onze kinderen zijn op het punt aangeland waarop ze iedere beperking verwerpen, omdat ze menen dat zij het recht hebben te doen wat ze willen. Dat is losbandigheid, geen vrijheid. Als ieder lid van de familie ervan uitgaat dat hij kan doen wat hij wil, hebben we een huis vol tirannen en het gevolg is anarchie. Wanneer iedereen doet wat hij wil, heeft dat een voortdurende wrijving tot gevolg. Wrijving verstoort de onderlinge verhoudingen, wat op zijn beurt het conflict alleen maar nog erger maakt. In zo'n voortdurende conflictsfeer veroorzaakt een overdaad aan spanningen alleen maar onbehagen, nervositeit en geprikkeldheid; en alle negatieve aspecten van een sociaal bestaan varen daar wel bij. Vrijheid is wel een onderdeel van democratie, maar we geven zelden toe op dat subtiele punt dat we geen vrijheid kunnen hebben tenzij we de vrijheid van de ander respecteren. Niemand kan zich verheugen over zijn eigen vrijheid, als zijn buurman die niet ook heeft. Als iedereen van de vrijheid wil genieten, moeten

we orde hebben. En orde betekent dat we ons aan bepaalde beperkingen en verplichtingen dienen te houden.

Vrijheid houdt ook verantwoordelijkheid in. Ik ben vrij om een auto te besturen. Maar als ik me ook vrij voel om bij eenrichtingsverkeer tegen de draad in te rijden, zal er aan mijn vrijheid spoedig een eind komen. De vrijheid om een auto te besturen houdt in dat ik de beperkingen aanvaard die in overeenstemming zijn met de regels in het belang van de veiligheid van iedereen. We kunnen alleen vrij zijn als we orde betrachten. Deze orde wordt niet door een autocratische autoriteit opgelegd voor zijn welzijn, maar door iedereen betracht voor het welzijn van allen.

De veel verbreide gewoonte om aan kinderen een ongebonden vrijheid te verlenen heeft van die kinderen tirannen gemaakt en van de ouders slaven. Deze kinderen genieten de volledige vrijheid, terwijl de ouders alle verantwoordelijkheid op zich nemen! Dat kan men nauwelijks democratie noemen. Ouders hebben de desastreuze consequenties aanvaard van de buitensporige vrijheid die de kinderen zich aanmatigen zij hebben hen gedekt, hebben de ergste straf voor hen opgevangen, hun beledigingen geslikt, hun ontelbare eisen ingewilligd en hebben daarmee hun gezag over de kinderen verspeeld. Zonder te weten wat hen hindert, voelen de kinderen toch dit gemis aan orde aan, omdat er geen beperkingen zijn die hun leiding geven. Ze vinden het belangrijker hun zin te krijgen dan de beginselen en beperkingen aan te leren die nodig zijn om in groepsverband te leven. Als gevolg daarvan blijft het toch altijd aanwezige vermogen tot sociale belangstelling, of belangstelling voor de medemens, onderontwikkeld. Dat heeft weer een gevoel van verwarring tot gevolg en doet de onaangepastheid van de kinderen weer toenemen. Goed omschreven beperkingen geven een gevoel van veiligheid en een zekerheidsfactor binnen de sociale structuur. Zonder dat voelt het kind zich volkomen verloren. Zijn steeds hernieuwde pogingen 'zichzelf te vinden' doen hun vernietigende werk, dat we in al die opstandige kinderen gemanifesteerd zien. Vrijheid betekent orde. Zonder orde kan er geen vrijheid zijn.

Om onze kinderen te helpen, moeten we ons afwenden van de verouderde autocratische methode die onderwerping afdwingt en ons richten naar een nieuwe orde die stoelt op de beginselen van vrijheid en verantwoordelijkheid. Onze kinderen kunnen niet langer tot inschikkelijkheid gedwongen worden; zij moeten gestimuleerd worden en aangemoedigd om vrijwillig deel te hebben aan de handhaving van die orde. We hebben nieuwe beginselen nodig voor de opvoeding van de kinderen in de plaats van de verouderde tradities.

In de nu volgende hoofdstukken zullen we die beginselen bespreken die wij door de jaren heen in ons werk met ouders en kinderen hebben ontwikkeld. Onze Centra voor Begeleiding van Kinderen zijn laboratoria van menselijke verhoudingen waar we de doeltreffendheid van onze eerste pogingen kunnen onderzoeken. Het zal in de eerste plaats nodig zijn de grondbeginselen uit de doeken te doen die het mogelijk maken om als gelijkwaardigen binnen een gezin te leven. Het zal tijd én voortdurende inspanning vergen om de basisprincipes tot traditie te doen worden.*) Maar zonder deze principes zullen de huidige verwarring en ondoeltreffendheid van de volwassenen in de omgang met de jeugd geen kans krijgen te worden gecorrigeerd,

Lees verder>>

*) Het is interessant hierbij het volgende aan te tekenen.

Zodra de democratische ontwikkeling vat krijgt op een land, waar ook ter wereld, waar mensen hebben geleefd onder autonome culturele omstandigheden en waar de kinderen zich hebben gedragen overeenkomstig het culturele patroon van hun eigen omgeving, beginnen die kinderen zich op gelijke wijze te misdragen en hun ouders en onderwijzers dezelfde ellende aan te doen als we in de Verenigde Staten hebben aangetroffen.