21 Geef niet toe aan de eerste impuls: doe iets onverwachts

20 Wees voorzichtig met toegeven: heb de moed 'nee' te zeggen<< Terug

HOOFDSTUK 21

Geef niet toe aan de eerste impuls: doe iets onverwachts

Iedere keer als Donna, drie weken oud, huilde, vloog moeder overeind om te zien wat er aan de hand was. Dan pakte ze haar uit de wieg, onderzocht haar van top tot teen, hield haar in haar armen en wachtte tot ze weer in slaap viel. Dan legde ze haar weer zachtjes in de wieg.

Donna huilt - moeder pakt haar op. Dit ritueel herhaalt zich iedere keer als ze huilt. Het gevolg hiervan is dat de baby gaat huilen als ze opgenomen wil worden. Die methode heeft succes! Zelfs een zuigeling voelt zijn omgeving aan en weet wat hij ermee kan doen. Door Donna iedere keer als ze huilt uit haar wieg te halen moedigen we haar aan ongemotiveerde eisen te stellen als middel om zich te laten gelden. Die kleine baby’tjes zijn zo heerlijk om te knuffelen en het is zo verrukkelijk ze in je armen te hebben, dat het erg gemakkelijk is aan die impuls toe te geven. Maar wanneer we beseffen dat we hiermee onze baby het recht op rust ontzeggen en haar een verkeerd beeld geven van de wijze waarop ze haar plaats in de wereld moet vinden, moet onze ouderliefde ons dan niet ingeven om ánders te handelen in het belang van het kind? Een geregelde gang van zaken, waarbij bepaalde tijden worden vastgesteld voor rusten en voor knuffelen, helpt het kind de regelmaat in haar leven en de behaaglijke zekerheid van ordelijkheid te ontdekken. Het is daarom van belang om niet aan die eerste ingeving gevolg te geven. Houd u in en denk na: wat vraagt de situatie?

Vader, Berend, van acht, Mary, van zes en Marijke, van drie jaar, waren een sneeuwpop aan het maken. Berend had er geen zin meer in en ging alleen baantje glijden op de harde laag sneeuw. Net toen vader omhoog reikte om het hoofd van de sneeuwpop op zijn plaats te zetten, gleed de jongen tegen hem aan, waardoor de bal sneeuw uit zijn handen viel. ‘O, vader, het spijt me, dat was niet de bedoeling!’ ‘Kijk dan ook uit!’ zei vader boos. Even later botste Berend tegen Mary aan, die daardoor op de grond viel. Haar voet kwam tegen de onderkant van de sneeuwpop aan en die stortte in elkaar. Mary barstte in tranen uit. ‘Berend, ga naar binnen! We kunnen je hier missen als kiespijn!’

Vader gaf toe aan zijn eerste impuls en deed precies wat Berend wilde. Berend, die zich twee keer onttroond voelt, en nog wel door meisjes, gaat ervan uit dat hij in het gezin geen plaats inneemt. Dat is de reden waarom hij voor het gezamenlijke werk geen belangstelling heeft. Hij gedraagt zich zo, dat hij de juistheid van die overtuiging kan bewijzen, hoewel hij zich niet van de reden van zijn gedrag bewust is. Hij krijgt het voor elkaar weggestuurd te worden. Hij is ook werkelijk niet aardig. Geen wonder dat vader en de zusjes hem niet om zich heen willen hebben.

Berend heeft iemand nodig die hem kan begrijpen en helpen. Als vader had begrepen dat Berend eraan twijfelde of hij wel een plaats in het leven innam, en wist waarom hij zo dwars was, had hij niet aan zijn eerste impuls toegegeven om Berend weg te sturen. (Natuurlijk is het dikwijls erg moeilijk de uitdaging van een kind te weerstaan!)

De hele situatie zou een andere wending hebben genomen als vader iets onverwachts had gedaan. Toen Berend baantje wilde glijden, had vader kunnen voorstellen dat ze de sneeuwpop even zouden laten voor wat hij was om samen met Berend te gaan glijden. Vader had Mary’s gejammer dan moeten negeren en geestdriftig moeten zeggen: ‘Berend, jij bent de leider en wij gaan met ons allen over de hele breedte de sneeuw plattrappen, zodat we allemaal kunnen glijden.’ Daar Berend in een goed humeur was, zou hij waarschijnlijk hebben meegedaan. Op die manier zou zijn poging om weggestuurd te worden, zijn verijdeld en zouden de rollen zijn omgekeerd: hij was de leider geworden en het gezin zou meer plezier hebben gehad. Op die manier kan hinderlijk gedrag worden omgezet in opbouwende, nuttige activiteit.

‘Hoelang heb je al last van je keel, Rob?’ vroeg de verpleegster aan de vierjarige jongen. Moeder antwoordde voor hem: ‘Hij had er gisterochtend al last van.’ ‘Hij heeft erg vaak keelpijn,’ kwam achtjarige Betsy ertussendoor. De verpleegster richtte zich weer tot Rob. ‘Voel je je warm en klam?’ Weer antwoordde moeder! ‘Vanochtend leek hij geen verhoging te hebben.’ ‘Heb je iets gegeten?’ ‘Hij heeft wat melk gedronken.’ ‘Geeft je moeder altijd antwoord als jou iets gevraagd wordt?’ Moeder lachte. ‘Dat nou ook weer niet. Tenminste, dat probeer ik. Zijn zusje doet het altijd en daar maak ik me wild over.’

Rob weet het handig klaar te spelen dat anderen voor hem praten. Hij is de baby die geen kans krijgt zelf iets te zeggen. Na in het begin ontmoedigd te zijn, heeft hij ontdekt dat hij zich stil kan terugtrekken zonder te reageren - zelfs op zijn gezicht is niets te lezen en hij laat alles over aan de praatzieke, handige vrouwen. Hij mag dat niet zo leuk vinden, maar als je goed op hem let kun je zien dat hij hen steeds weer aan zijn wensen laat voldoen. Zij lijken de meesters te zijn, maar ze zijn eigenlijk zijn slaven!

‘Welke pap vind je lekker, Rob?’ Hij zou best kunnen antwoorden maar hij wacht af. Iemand zal wel voor hem antwoorden. Zo zeker als wat zal Betsy het woord wel voor hem doen. ‘Hij wil cornflakes.’ ‘Rob kan zelf wel antwoord geven. Waarom wachten we niet tot hij zegt wat hij wil?’ Er zou geen pap opgeschept moeten worden voordat de jongen heeft gezegd wat hij wil hebben.

Iedere keer als we in een impuls reageren op wat een kind doet, kunnen we er vrijwel zeker van zijn dat we precies doen wat hij wil, hoewel het kind zich daar zelf niet bewust van hoeft te zijn. Als hij zeurt en jengelt als we aan het telefoneren zijn, reageren we op zijn wens om de volle aandacht te krijgen. Als we ons ertoe laten verleiden hem een standje te geven omdat hij met zijn modderschoenen de vloer vuilmaakt, is hij er waarschijnlijk in geslaagd ons in een machtsstrijd te wikkelen. Als we zijn jasje dichtknopen omdat hij daar moeite mee heeft, bevestigen we zijn overtuiging dat hij een hulpeloos kind is en stellen we ons in zijn dienst. Dat is de kracht van het ‘zwakke’ kind.

De zesjarige Charles kwam uit school en zag dat er pudding op de vensterbank stond af te koelen. Hij stak zijn vingers in de schaal en likte ze verscheidene keren af. Moeder betrapte hem daarop. ‘Charles! Je krijgt straks geen pudding.’ Aan tafel gaf moeder eerst pudding aan vader en vervolgens ook aan de anderen, maar sloeg Charles over. Vader vroeg waarom. Moeder legde de situatie uit, terwijl Charles met gebogen hoofd en een bedroefd gezicht bleef zitten. Toen zei vader: ‘Krijgt hij helemaal geen pudding?’ ‘Nee , ik heb gezegd dat hij voor straf geen pudding mocht hebben.’ ‘ ‘Wees niet zo streng; hij heeft er alleen maar van geproefd.’ Moeder bezweek omdat vader zo aandrong en gaf Charles zijn toetje.

Vader had medelijden met Charles. Hij zag er zo zielig uit dat hij samen met de jongen tegen die gemene moeder, die zo onredelijk was, ten strijde trok. Slimme Charles! Hij kreeg vader zo gek dat ze samen moeder in een hoek drukten, en dat zij zich ellendig voelde omdat ze hem gestraft had. Wat een prachtige, subtiele wraakoefening! Vader gaf toe aan zijn eerste impuls en steunde daarmee Charles’ wraakplannen waarop zijn indroevige gelaatsuitdrukking duidde. Vader had niet aan die impuls moeten toegeven en zich in dit geval er niet mee moeten bemoeien. Het conflict is een zaak tussen moeder en Charles. Hij heeft er part noch deel aan. (Zie Hoofdstuk 16).

‘Jaap, kom terug en ruim je kleren op. Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat je kamer opgeruimd moet zijn voor je naar school gaat? Doe je vuile kleren in de wasmand. Zet je schoenen in de kast. Hang je jasje op een haakje. Wel allemensen! Een jongen van negen zou moeten weten hoe hij zijn kamer in orde moet houden. Ik begrijp niet waarom je zo ontzettend slordig moet zijn! Wat is dat in ‘s hemelsnaam voor rommel op je schrijftafel?’ Enzovoort, enzovoort.

Moeders poging om hem met woorden tot de orde te roepen heeft absoluut geen zin. Jaap is slordig omdat hij daarmee zijn moeder, die wil dat hij netjes is, in zijn macht heeft. Hij heeft moeder gewikkeld in een machtsstrijd waarin hij honderdmaal zoveel overwinningen behaalt als zij. Ze doet wat Jaap wil. Zij houdt namelijk het conflict gaande, zodat hij haar steeds kan verslaan. Hij mag dan nu, met grote tegenzin, zijn kleren opruimen (een tegenzin die moeder razend maakt), maar morgen zal het van hetzelfde laken een pak zijn.

Moeder zou een paar dingen kunnen doen die hij niet verwacht. Hij verwacht beslist niet dat zij zich uit de strijd terugtrekt. Als er op een bepaald ogenblik een goede verstandhouding tussen hen bestaat, kan moeder zeggen: ‘Jaap, ik zal er niet meer op letten hoe je kamer er uitziet. Doe maar zoals je zelf wilt. Per slot is het jouw kamer en heb ik er in wezen niets mee te maken.’ Het zou verkeerd zijn zoiets te zeggen op het moment dat Jaap naar school moet. Dan is ze kwaad om de rommel en zou hij het doorzien als een nieuwe tactiek; het zou dan maar averechts werken. Moeder moet er zich echt niet druk om maken. Het is zijn probleem. Laat hem het maar oplossen. Zij wast alleen de kleren die in de wasmand zitten en laat dan de logische consequentie volgen. Er hoeft niet gepraat te worden. Op de dag die voor het schoonmaken van het huis is vastgesteld, kan ze Jaap vragen of hij haar even wil helpen zijn kamer schoon te maken en zich dan aan zijn beslissing houden. Geen enkele keer mag ze opmerkingen maken over de rommel in zijn kamer, of er commentaar op leveren, of erdoor geïrriteerd raken. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar het is van groot belang als moeder zich werkelijk uit de machtsstrijd wil terugtrekken en haar zoon tot goed gedrag wil aanzetten. Als moeder op de een of andere manier het gevoel heeft dat ze Jaap moet dwingen zijn kamer schoon te houden, zet ze de machtsstrijd voort, toont haar onmacht en slaagt ze er niet in zijn samenwerking te verwerven.

Vanaf hun prilste jeugd zijn kinderen bezig manieren en methoden te vinden om hun plaats te veroveren, iets te betekenen en belangrijk te zijn. Als zij een methode ontdekken waarmee ze dit doel bereiken, houden ze zich daaraan vast, hoeveel standjes of straf ze ook krijgen. Als de ouders laten merken dat ze met hun gedrag niet ingenomen zijn, doet dat niets af aan de voldoening die het gevoel belangrijk te zijn hun schenkt. Zolang de gekozen methode resultaten afwerpt, houden ze eraan vast en zetten ze hun pogingen om aandacht en macht te krijgen voort.

Het kind is zich zelden bewust van het doel van zijn wangedrag of hinderlijk optreden. Dikwijls beseft hij niet - en beseffen zijn ouders evenmin - dat zijn gedrag onderdeel is van zijn poging om een plaats te vinden en tot de groep te behoren. Als zijn gedrag de orde verstoort en samenwerking onmogelijk maakt, gebruikt hij verkeerde methoden om zijn eigenlijke doel te bereiken, en wij, met onze impulsieve reacties, steunen hem dikwijls daarin. Hij raakt niet alleen nog meer ontmoedigd, maar komt meer en meer tot de overtuiging dat hij zich niet anders kan gedragen...

Als wij op onze reacties letten, kunnen we ontdekken wat het kind eraan heeft. Als wij niet meer reageren zoals vroeger, kunnen zijn inspanningen hem zinloos gaan toeschijnen en kan hij een betere en bruikbaardere methode gaan zoeken, vooral als wij daaraan van harte aandacht geven en hem een middel verschaffen waarmee hij zich op een opbouwender manier een plaats in het gezin kan veroveren.

Lees verder >>