16 Ga de machtsstrijd uit de weg

<< Terug

HOOFDSTUK 16

Ga de machtsstrijd uit de weg

‘Maak de hondenbak schoon,’ zei moeder streng tegen Vera. ‘Ach verdorie. Waarom moet ik dat nou doen?’ ‘Ik zeg je dat je die bak schoon moet maken, jongedame. Doe het nou.’ ‘Ik zie niet in waarom ik dat moet doen.’ ‘Omdat ik het je zeg.’ Het meisje haalde haar schouders op en liet op geraffineerde wijze na te doen wat moeder gevraagd had. Een paar uur later ontdekte moeder dat de bak nog steeds niet schoon was, en dat er overal mieren in rondkropen. Ze riep Vera. ‘Ik dacht dat ik je al een paar uur geleden gevraagd had die bak schoon te maken. Waarom doe je dat niet. Kijk nu eens: overal mieren. En doe het nu meteen!’ ‘Ja, ja.’ Toen moeder door Vera’s woorden was gesust en weer was weggegaan, liet haar dochter de bak weer staan zonder er iets aan te doen. Toen moeder na een tijdje terugkwam en zag dat er niets was gebeurd, gaf ze Vera een klap, die dat met een stalen gezicht onderging. Ze wilde niet huilen. ‘Als je dit nu niet direct in orde maakt, moet je vanavond vroeg naar bed en wordt er niet meer naar de televisie gekeken. Bovendien kun je dan een flink pak slaag krijgen. Vooruit, schiet op!’ ‘Al goed, ik zal het doen.’ Vera bukte zich naar de bak toen moeder wegliep, maar ze maakte hem niet schoon. Later die avond ontdekte moeder dat de bak er nog steeds stond, vuil en vol etensresten.

Vera is in een machtsstrijd met haar moeder gewikkeld. Moeder probeert Vera te dwingen haar te gehoorzamen. Maar Vera zal wel eens laten zien wie de baas is.

Het is duidelijk dat een dergelijke machtsstrijd meer en meer voorkomt. Wanhopige ouders brengen in steeds grotere getale hun van macht bezeten kinderen naar opvangcentra en consultatiebureaus. Waarom? Wat is er aan de hand? Heden ten dage durven kinderen dingen te doen die wij tegen onze ouders nooit hadden durven uithalen. Hoe komt dat?

Het probleem wordt steeds groter door de algemene culturele veranderingen die thans plaatsvinden. Kinderen voelen de democratische sfeer waarin wij leven aan en verweren zich tegen het gezag dat wij over hen proberen uit te oefenen. Dit uiten zij door middel van wraaknemingen. Zij bieden weerstand aan onze pogingen hen te overvleugelen en laten op hun beurt zien welke macht zijzelf bezitten. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel, waarin de ouders zich proberen te laten gelden en de kinderen hun de oorlog verklaren. Zij willen beslist niet overheerst of tot iets gedwongen worden. Alle pogingen hen te onderwerpen zijn zinloos. Kinderen zijn in een machtsstrijd veel slimmer. Zij worden niet geremd door sociale consequenties, zelfs niet door gevaarlijke gevolgen van hun daden. Het ouderlijk huis wordt een slagveld. Er is geen sprake meer van samenwerking of eensgezindheid. In plaats daarvan heerst er haat en nijd.

Moeder had Toos, van twaalf, zo ver kunnen krijgen dat ze haar lunchtrommeltje schoonmaakte en haar thermosfles omspoelde zodra ze uit school thuiskwam. Een paar dagen ging alles goed. Maar op een dag had Toos er niet naar omgekeken. Moeder werd kwaad toen ze het op het aanrecht vond. In het trommeltje zaten nog etensresten en de melk in de thermoskan was zuur geworden. Ze foeterde en gaf een preek weg. Toos beloofde er de volgende keer aan te denken. Een paar dagen later had ze het weer niet gedaan. Ditmaal bedacht moeder dat ze gebruik kon maken van logische gevolgen. Ze bracht de situatie niet ter sprake, hoewel ze inwendig woedend was. Ze dacht bij zichzelf: ‘Ze zal eens wat zien!’ De volgende dag verpakte ze de lunch in papieren zakjes en legde er melkgeld naast. Toos begreep wat er aan de hand was. Moeder liet het lunchtrommeltje achter op het aanrecht staan. ‘Ik ga het beslist niet schoonmaken,’ dacht ze opstandig. De beschimmelde etensresten en de zure melk bleven staan waar ze stonden. Toos nam nu steeds haar lunch in papieren zakjes mee naar school. Iedere dag werd moeder bozer en bozer. Ten slotte ging ze vreselijk tegen haar dochter tekeer. Toos keek haar dreigend aan en maakte geen aanstalten de trommel schoon te maken. Vertwijfeld duwde moeder haar ten slotte de keuken in, bleef naast haar staan en gaf haar net zo lang klappen totdat ze het trommeltje had schoongemaakt. ‘Wil je dat nu voortaan goed onthouden?’ krijste moeder. ‘Ja, moeder,’ beloofde Toos. Maar de volgende dag waste ze het trommeltje weer niet af. Volkomen radeloos besloot moeder de hele zaak te laten voor wat ze was. ‘Dan neem je je brood maar in een papieren zakje mee.’ ‘Ik vind het best, hoor. Bijna niemand neemt trouwens zijn boterhammen in een trommeltje mee.’

Op de dag dat Toos niet omkeek naar haar lunchtrommeltje en moeder daar kwaad over werd, bereikte de machtsstrijd zijn hoogtepunt. Tegen wil en dank probeerde moeder nog steeds Toos haar trommeltje te ‘laten’ schoonmaken. In feite gebruikte ze logische gevolgen als een straf. ‘Ze zal eens wat zien!’ is een wraakgedachte en staat gelijk met straf. Toos merkte dat moeder boos was, hoewel ze dat trachtte te verbergen. Moeder had zich niet echt met de betekenis van logische gevolgen beziggehouden. Toen ze het brood in een zakje deed en melkgeld klaarlegde, ontliep ze de werkelijke consequentie: ze bleef gedienstig ondanks het feit dat het kind niet bereid was mee te werken. Als ze werkelijk consequent was geweest, zou ze gewoon de boterhammen hebben klaargemaakt, maar deze op het aanrecht hebben laten staan, omdat er geen trommeltje was. Daarna had Toos maar moeten zien wat ze deed.

Toos wilde moeder laten zien dat deze haar niet kon dwingen haar trommeltje schoon te maken. Ze wou zich alles laten aanleunen, maar zich niet aan deze eis onderwerpen. Hoe had moeder deze situatie nu moeten aanpakken zonder machtsvertoon?

Moeder moet zich werkelijk niet bekommeren om dat trommeltje. Dat is van Toos. Als ze het niet schoon wil maken zal ze het zonder dat trommeltje moeten stellen. Moeder kan alleen maar beslissen wat zijzelf zal doen. Allereerst is de keuken niet de plaats voor beschimmeld voedsel en zure melk. Wanneer moeder die daar laat staan, is er sprake van verzet en wraak. Als ze naast Toos blijft staan totdat ze haar trommeltje heeft schoongemaakt, gebruikt ze geweld en zet ze de machtsstrijd voort, zoals ook duidelijk bleek toen Toos de volgende dag, ondanks haar belofte, weer naliet het trommeltje af te wassen. Moeder werd boos omdat Toos haar had uitgedaagd. Ze voelde zich in haar gezag bedreigd en wilde Toos laten zien dat ze niet van plan was voor haar uitdaging te zwichten. Hoeveel beter was het geweest als moeder had geprobeerd erachter te komen wat Toos zo onbuigzaam had gemaakt, en haar tactiek had gewijzigd, zodat er geen aanleiding meer zou zijn voor getreiter. In dit geval had het kind er zelfs een hekel aan een trommeltje mee te nemen, omdat maar erg weinig kinderen in haar klas hun brood in een trommeltje meenamen. Waarom zei ze dat niet meteen? Omdat ze van deze situatie gebruik maakte om moeder in een machtsstrijd te betrekken. En ze won. Moeder gaf het op. Als moeder welwillend met Toos had gepraat, zou ze gemerkt hebben hoe haar dochter tegenover dat broodtrommeltje stond. Dan zou ze deze langdurige en pijnlijke machtsstrijd hebben voorkomen. ‘Ik zie dat je vandaag vergeten hebt je trommeltje schoon te maken. Wil je je brood soms liever niet in een trommeltje meenemen? Zal ik je lunch voortaan in een papieren zakje doen en je melkgeld meegeven?’ Hiermee zou meteen de machtsstrijd zijn afgelopen.

Iedere keer als we een kind ‘bevelen’ iets te doen of hem iets willen ‘laten’ doen, lokken we een machtsstrijd uit. Dat wil niet zeggen dat het niet mogelijk is onze kinderen te leiden of te beïnvloeden, zodat ze zich behoorlijk gedragen. Het betekent alleen maar dat we tot een andere en doeltreffender benadering moeten zien te komen. We moeten de verouderde en doelloze opvattingen en methoden opgeven en effectiever te werk gaan.

De vijfjarige Wim maakte moeder stapelgek. Dat zei ze tegen hem en tegen anderen waar hij bij was. Steeds lag ze over allerlei dingen met hem overhoop. Wat er ook gebeurde, Wim trok zich er niets van aan. En als moeder dan ten slotte alleen nog maar klappen kon uitdelen, hielp dat maar even. Zoals bijvoorbeeld vandaag. Wim kon niet geregeld naar de wc en moeder was toch al jaren bezig hem daarin te trainen. Deze ochtend stuurde ze hem na het ontbijt naar de wc, maar hij kwam terug en zei dat het nu niet lukte. Ze liet hem daarna buiten spelen en ging verder met haar werk. Toen ze tegen twaalf uur een paar handdoeken in de kast wou opbergen, rook ze de lucht van ontlasting. Ze ging op zoek en ontdekte dat Wim het in vaders hoed had gedaan! Ze holde naar buiten, vond hem daar, sleepte hem naar binnen, liet hem de hoed zien en gaf hem een flink pak slaag. Hij deed het acuut in zijn broek, maar ze dacht dat dat door het pak slaag kwam. Maar de rest van de dag deed Wim het steeds in zijn broek en die nacht plaste hij ook in zijn bed.

Moeder had zich al vanaf Wim’s prille jeugd zorgen gemaakt over zijn ontlasting. Ze decreteert: ‘Jij gaat naar de wc als ik vind dat dat moet.’ Wim’s gedrag zegt: ‘Ik doe het waar en wanneer ik dat wil.’ Al heel jong maakte de jongen van deze methode gebruik om zijn dominerende moeder te verslaan. Het dagelijkse leven van Wim en zijn moeder was een voortdurende machtsstrijd. Het zal voor moeder niet gemakkelijk zijn die verhouding te veranderen, tenzij ze inziet waar het probleem ligt en wat zij eraan kan doen.

Veel ouders scheppen voor zichzelf soortgelijke moeilijkheden als ze zich te bezorgd maken over het aanleren van geregelde stoelgang. Het verschil tussen normale en te grote bezorgdheid komt tot uiting door onze houding. Als we ‘erop staan’ dat het kind geregeld naar de wc gaat, vragen we om verzet. Als we het geregeld naar de wc gaan in banen leiden en aanmoedigen, lokken we medewerking uit. Als het kind, na een redelijke tijd getraind te zijn, het naar de wc gaan schijnt te gaan gebruiken om onrechtmatige aandacht van ons te krijgen of tegen de dwang van de ouders in opstand te komen, wordt het tijd dat we ons terugtrekken en er geen aandacht meer aan besteden; dan kan de natuur haar gang gaan. In al deze gevallen is er over het algemeen sprake van een machtsstrijd. We kunnen dit probleem eerst oplossen op andere gebieden waar de situatie gunstiger is voor het bewaren van de orde zonder dat er strijd geleverd hoeft te worden. Wat het plassen en de ontlasting betreft kan moeder haar kind in een nat bed laten liggen, of hem zelf zijn ondergoed laten verschonen als hij het in zijn broek heeft gedaan. Als hij de zogenaamde luierperiode te boven is, kan ze hem een trainingsbroek aandoen en hem nat laten. Natuurlijk mag hij niet het huiskamerkleed of de meubels nat maken. Dus moet hij, totdat hij zover is dat hij droog blijft, op een plaats blijven waar een plas geen kwaad kan. Dat alles kan terloops geregeld worden, zo in de trant van: ‘Dit is jouw probleem. Als je wilt, kun je het zelf oplossen. Maar er zijn bepaalde grenzen.’ Wanneer de voldoening van extra aandacht, of van het winnen van een machtsstrijd, er niet meer is, zal het kind misschien verkiezen dit ongemak prijs te geven.

Op dit punt zullen veel lezers geen raad meer weten. Het komt voor dat we geweld moeten gebruiken, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van direct levensgevaar. Als we standvastig zijn, oefenen we in feite ook dwang uit en als de situatie daarom vraagt, moeten we soms fysiek geweld gebruiken om de orde te handhaven.

Peter van vijfeneenhalf was niet naar zijn kleuterklasje gegaan, omdat hij flink verkouden was. Op een middag klaarde het weer op, begon de sneeuw te smelten en wilde Peter naar buiten. ‘Nee, jongen, je hoest nog te veel.’ Hij begon te dreinen. Even later hoorde moeder de voordeur dichtslaan. Peter was in zijn sneeuwpak en met laarzen aan naar buiten gegaan. Moeder liep hem na, nam hem bij de hand en zei dat hij binnen moest komen. Hij verzette zich daartegen. Moeder pakte hem op en bracht hem naar binnen. ‘Het is jammer, Peter, maar je mag vandaag nog niet naar buiten.’ De jongen werd razend en begon te huilen. Moeder trok hem met geweld zijn sneeuwpak uit; ze wist dat het niet goed was als hij te warm werd. In zijn woede rende Peter op de deur af. Moeder bleef kalm en hield de deur dicht. Ze zei niets en deed geen pogingen Peter te kalmeren. Hij begon hevig te hoesten als gevolg van zijn geschreeuw en de opwinding. Moeder zei niets, maar bleef bij de deur staan. Ten slotte riep Peter uit: ‘je bent gemeen! Je bent gemeen! je bent gemeen!’ Hij holde naar zijn kamer en Het zich op zijn bed vallen. Moeder ging verder met haar werk en liet Peter zijn driftbui uitvieren.

Voor de ongeoefende waarnemer lijkt dit op een machtsstrijd. Peter wilde naar buiten en moeder gebruikte geweld om hem dat te verhinderen. Maar moeder was niet gewikkeld in een strijd om de macht. Ze wilde alleen de orde bewaren die de situatie vereiste. Waarin ligt verschil? In moeders houding. Moeder voelde het als haar plicht standvastig te zijn en de orde te bewaren. Ze deed beide, zonder boosheid, gefrustreerdheid of de behoefte haar gezag te laten gelden. In dit geval betekende orde: de gezondheidsregels in acht nemen. De strijd tussen moeder en Peter was geen machtsstrijd, omdat moeder er geen belang bij had. Dat is een belangrijke factor. Telkens wanneer we ons afvragen of er in een bepaalde situatie sprake is van een machtsstrijd of niet, kunnen we ons afvragen: ‘Wat zet ik persoonlijk op het spel?’

Veel ouders verbeelden zich dat ze alles doen in het belang van het kind. Kom, kom! Zijn we daar wel zo zeker van? Is ons prestige er niet mee gemoeid? Hebben wij er iets bij te winnen? Is er sprake van persoonlijke voldoening als het kind zich naar onze wensen schikt? Willen we dat de mensen zien hoe gehoorzaam ons kind is? Willen we misschien te boek staan als ‘goede’ ouders? Willen we de overhand’ hebben?

Een andere manier . om erachter te komen of we wel of niet gewikkeld zijn in een machtsstrijd is te letten op de gevolgen. Blijft het kind hetzelfde doen ondanks onze pogingen hem te ‘trainen’? Toont hij zich opstandig? Zijn wijzelf soms boos? Haatdragend?

De derde toets is de intonatie van onze stem. Daaruit is alles af te leiden. Klinkt onze stem gebiedend, boos, nadrukkelijk? Als we vastbesloten zijn, drukken we ons meestal kalm uit, terwijl een machtsstrijd over het algemeen gekenmerkt wordt door twistgesprekken en boze woorden.

Peter kreeg een driftbui omdat hij zijn zin niet kreeg. Moeder negeerde zijn kreet ‘je bent gemeen!’ Ze wist dat hij dat maar even vond en dat het een deel van zijn reactie was. Nu de orde gehandhaafd bleef, had ze er geen belang meer bij. Peter moest de rest van het probleem zelf oplossen. Als moeder in een strijd om de macht gewikkeld was geweest, zou ze zich gekwetst hebben gevoeld door Peter’s reacties.

Moeder parkeerde de auto voor het huis van de dokter. Coen, van twee jaar, wilde niet uitstappen. Moeder vroeg het nog eens. Coen weigerde. ‘Coen, ik heb nu een afspraak. Kom nou, Coen, wees een lieve jongen.’ Coen liet zich nog verder onderuit zakken en weigerde uit te stappen. Moeder wendde zich tot haar vriendin. ‘Wat moet ik nu doen?’

Moeder kan hem er gewoon uithalen! Vastberaden en rustig, en in feite om de orde te bewaren en te doen wat in de gegeven situatie nodig is. Moeder hoeft niet boos te worden. Er zal geen sprake zijn van een machtsstrijd als moeder kalm blijft.

Om de machtsstrijd volledig te begrijpen en nieuwe methoden te ontwikkelen om daarmee af te rekenen, moeten wij onze positie als ouders herzien. Wij moeten ons zeer goed bewust zijn van onze nieuwe rol als leiders en wij moeten onze ideeën over gezag volkomen opgeven. Wij hebben eenvoudig geen gezag over onze kinderen. Dat weten ze, ook al weten wij dat niet. Wij kunnen geen bevelen meer geven, of onze wil opleggen. Wij moeten leren hoe we hen kunnen leiden en stimuleren. Onderstaande lijst geeft de nieuwe benaderingswijzen aan die nodig zijn om eensgezindheid en samenwerking in het gezin te bevorderen. Links staat de autocratische benadering en rechts de benadering die deze moet vervangen.

Als de benadering in de rechterkolom min of meer onze tweede natuur is geworden, is er minder kans dat we in een machtsstrijd gewikkeld raken. Als onze aandacht meer gericht is op wat de situatie eist dan op het ‘hem naar mijn pijpen te laten dansen’, kunnen we middelen vinden het kind ertoe te brengen mee te werken. Telkens wanneer we een kind benaderen met de vaste bedoeling hem iets te ‘laten’ doen, voelt hij dat aan en gaat onmiddellijk over tot verzet. Het kind kan het dan over de passieve boeg gooien, zoals in het geval van Vera die de hondenbak niet schoonmaakte, of over de actieve door wraak te nemen, zoals in het geval van Wim die zijn behoefte deed in de hoed van zijn vader.

Ons prestige krijgt het het hardst te verduren als onze kinderen tegen ons in opstand komen. Hierin kunnen we de grootste verandering beleven. We maken een kans als we ons verdiepen in wat de situatie vraagt en ons van de aanval op onze waardigheid niets aantrekken.

Veel van de regels die we reeds hebben besproken, gelden ook voor de machtsstrijd. Het voornaamste is om zeker van onszelf te zijn, zeker van wat ik zal doen en niet van ‘wat ik het kind eens zal laten doen’. Daarna beslist één van de ouders, als de leider, wat de situatie verlangt en probeert aan die eisen te voldoen en niet aan zijn eigen wensen. Begrip, bemoediging, logische gevolgen, wederzijds respect, respect voor orde en regelmaat en het verwerven van medewerking, dit speelt allemaal een rol bij het voorkomen van een machtsstrijd. Wanneer er al een machtsstrijd aan de gang is, is het gebruik van logische gevolgen vrijwel altijd zinloos. De best bedoelde consequenties ontaarden dan in straffen - omdat de ander ze gebruikt als wapens aan zijn kant van het slagveld.

Een van de belangrijkste stappen die de ouder kan doen, is te onderkennen welk aandeel hij zelf in de machtsstrijd heeft. Dat is niet zo gemakkelijk. Hij moet dan voortdurend op zijn hoede zijn, anders raakt hij erin gewikkeld zonder het te beseffen. Het vereist een voortdurend zelfonderzoek. ‘Ik mag echt mijn kinderen niet iets laten doen. Ik mag ze nergens toe dwingen. Ik mag allerlei trucjes proberen, maar ik mag mijn kind niet dwingen mee te werken. Dat kan niet worden geforceerd; ik moet hem zover krijgen dat hij het uit zichzelf doet. Tot goed gedrag moet worden aangespoord, het mag niet worden geëist. Maar ik kan gebruik maken van mijn vindingrijkheid, tact en gevoel voor humor om zijn bereidheid aan te kweken.’ Door deze houding gaan de ouders over veel meer middelen beschikken dan wanneer zij alleen maar geweld gebruiken. Wanneer zij zich in deze methoden bekwamen, activeert dat creatieve vermogens die ons allen eigen zijn. Als we eenmaal de regels kennen, doen zich allerlei variaties aan ons voor. Het is van belang dat wij ons bewust worden van het feit dat wij, in plaats van onze toevlucht te nemen tot het zinloze gebruik van geweld, ook andere dingen kunnen doen.

Lees verder >>