23 Stimuleer zelfstandigheid

<< Terug

HOOFDSTUK 23

Stimuleer zelfstandigheid

Doe nooit dingen voor een kind die hij zelf kan doen

Doe nooit dingen voor een kind die hij zelf kan doen

Doe nooit dingen voor een kind die hij zelf kan doen

Deze regel is zo belangrijk dat hij vele keren herhaald moet worden.

Mary, vijf jaar oud, was moeders ziel en zaligheid. Ze was een buitengewoon mooi meisje en haar moeder kleedde en verzorgde haar altijd in de puntjes. Ze deed haar elke dag in bad, kleedde haar aan, maakte haar veters vast en kamde en borstelde haar haren. Mary was eigenlijk een pop: lief, aantrekkelijk en bekoorlijk. Ze kon geen knopen dichtmaken, haar sokken niet aantrekken, ze wist niet wat voor en achter van haar kleren was en evenmin wat nu haar linker - en wat haar rechterschoen was.

Op een avond, toen er een bijeenkomst was van moeders studiegroep, kwam het punt ter sprake dat we nooit dingen voor een kind moeten doen die het best zelf kan doen. Mary’s moeder was verontwaardigd. ‘Maar ik wil alles voor Mary doen. Ik vind het gewoon heerlijk om voor haar te zorgen. Ze is alles wat ik heb!’

Als moeder zou beseffen wat ze haar kind aandoet, zou ze schrikken. In feite is de liefde voor haar dochtertje eigenliefde. Ze beschouwt zichzelf als een uitermate liefhebbende moeder die haar hele leven in dienst van het kind heeft gesteld. Daarentegen krijgt Mary het gevoel dat ze minderwaardig, hulpeloos, afhankelijk, ongeschikt en onnut is. Mary denkt waarschijnlijk dat ze alleen maar iets betekent zolang alles voor haar wordt gedaan en moeder met alles achter haar aanloopt. Ze hoeft maar erg weinig te doen; alles wat zij kan bieden is háár lieftalligheid, die ze op een passieve manier ten toon spreidt.

Volgend jaar moet Mary naar school. Dan is moeder er niet om alles voor haar te doen en mag Mary het zelf uitzoeken. Haar moed is dan waarschijnlijk al ondermijnd en haar hulpeloosheid zal nog wel groter zijn. Ze zou dan wel eens in een impasse kunnen raken waarop ze in het geheel niet is voorbereid.

Iedere keer als we voor een kind iets doen wat hij zelf ook kan doen, laten we hem zien dat wij groter, beter, handiger, ervarener en belangrijker zijn. Wij stellen voortdurend onze vermeende superioriteit en zijn veronderstelde minderwaardigheid, in het licht. Daarna verbazen we ons erover dat hij zich onbekwaam voelt en te kort schiet.

Als we iets doen voor een kind wat hij zelf ook kan doen, is dat buitengewoon ontmoedigend omdat hem de kans ontnomen wordt zijn eigen krachten te ervaren. Er blijkt uit dat we absoluut geen vertrouwen hebben in zijn talenten, zijn moed en bekwaamheden. Het berooft hem van zijn gevoel van zekerheid dat gebaseerd is op het besef dat hij zelf aan allerlei problemen het hoofd kan bieden, en ze kan oplossen. Het ontzegt hem het recht zelfstandig te worden en dat alles doen we hem aan om ons eigen idee van onmisbaarheid in stand te houden. Op die manier tonen we een geweldig gebrek aan respect voor het kind als persoon.

Moeder, Janny van vier en Wanda van bijna drie jaar gingen hun warme spullen aantrekken om buiten in de sneeuw te gaan spelen. De meisjes waren opgetogen, want moeder genoot ook van zo’n stoeipartij en maakte graag sneeuwpoppen met hen. Janny trok zelf haar sneeuwkleren aan en ook haar laarzen. Wanda treuzelde en trok een lip. Ze stond alleen maar naar haar sneeuwpak te kijken en maakte geen aanstalten het aan te trekken. ‘Schiet op, Wanda, trek je sneeuwpak aan,’ spoorde moeder haar aan, terwijl ze haar eigen laarzen vastmaakte. Wanda stak haar duim in haar mond en bleef hulpeloos staan. ‘Wat is er in ‘s hemelsnaam met jou aan de hand, Wanda? Ga zitten en doe wat ik je geleerd heb.’ ‘Ik kan het niet,’ snikte het kind, ‘jij moet het doen.’ ‘Nou, goed dan; kom maar hier.’ Moeder kleedde Wanda ongeduldig aan. Janny stond er tevreden bij te kijken.

Wanda is de baby die geleerd heeft dat moeder aandacht aan haar besteedt als ze maar doet alsof ze niets kan, en haar met alles naloopt. De handigheid van haar oudere zusje ontmoedigt haar nog meer. Janny vindt het best dat Wanda hulpeloos blijft, want daardoor is haar superieure positie verzekerd. In haar ongeduld speelt moeder beide meisjes in de kaart. Ze komt aan Wanda’s hulpeloosheid tegemoet en doet voor haar wat het kind ook zelf had kunnen doen. Wanda krijgt niet de kans.op eigen benen te staan zolang moeder ongeduldig blijft en haastig de gemakkelijkste oplossing kiest.

Wanda heeft een heleboel aanmoediging nodig; en moet bovendien een ander beeld van zichzelf krijgen en ze heeft nieuwe middelen nodig om haar plaats te vinden. Hulp is nu juist wat ze niet nodig heeft. Het zal tijd en geduld vergen om haar te bemoedigen. Aangezien moeder Wanda heeft laten zien hoe ze haar sneeuwpak moet aantrekken, kan ze rustig aannemen dat die weet hoe het moet. Dan moet ze terugtreden en Wanda de gelegenheid geven haar gang te gaan. Het zou verstandig zijn Wanda meer tijd te geven en haar dus eerder te laten beginnen. Dan moet ze rustig worden bemoedigd, niet gehaast. ‘Het lukt wel, Wanda. Je bent een grote meid.’ Als Wanda beweert dat ze het niet kan, moet moeder weigeren dat te aanvaarden en zich van haar afwenden met de woorden: ‘Natuurlijk kun je het. Probeer het nog maar eens. Als je klaar bent, kom je ook maar naar buiten.’ Het is mogelijk dat Wanda dan de zaak op de spits gaat drijven. Ze kan zielig gaan huilen en geen verdere pogingen meer doen. In dat geval mag ze beslist niet met moeder en Janny mee. Moeder mag niet toegeven aan haar eerste impuls door bijvoorbeeld te zwichten voor haar hulpeloosheid en terug te komen om haar toch aan te kleden en daarna mee naar buiten te nemen. Als Wanda in de gaten krijgt dat ze een pleziertje misloopt en dat men niet onder de indruk is van haar zielige vertoning, kan ze van gedachten veranderen en besluiten zelf te proberen het probleem op te lossen.

De driejarige Annelies speelde op de grond terwijl moeder stond te strijken. ‘Moeder, ik wil dat je ophoudt met strijken.’ ‘Ik moet nog twee overhemden doen, schat, dan ben ik klaar.’ ‘Maar ik moet naar de wc,’ zei Annelies zeurderig. ‘O, maar dat kun je zelf,’ zei moeder vriendelijk. ‘Nee, dat kan ik niet, mam. Ik wil dat je meegaat.’ ‘Het spijt me, maar ik ben nu aan het strijken.’ ‘Maar ik kan het niet alleen.’ Moeder glimlachte naar haar dochtertje en zei niets meer. Het kind liet zich op de grond vallen met de bedoeling haar toevlucht te nemen tot een driftbui, scheen zich toen te bedenken, stond op en ging alleen naar de wc.

Moeder had raad gekregen van het Consultatiebureau. Annelies was enig kind en ze kon haar moeder volledig naar haar pijpen laten dansen. Nu heeft moeder zich onttrokken aan de overmatige eisen van haar dochter en laat haar zelfstandig worden. Annelies had al eens een paar keer gemerkt dat ze niet altijd haar zin meer kreeg door scènes te maken. Zo kwam het dat ze ermee begon, maar zich toen bedacht. Toen moeder weigerde op haar bevel met strijken op te houden, probeerde Annelies of ze door middel van hulpeloosheid moeder weer in haar dienst kon stellen. Maar die weigerde kalm en vriendelijk iets voor Annelies te doen wat ze ook zelf kon doen. Ze weigerde eveneens om in een woordenstrijd gewikkeld te worden. Annelies reageert daar nu op door een groeiende zelfstandigheid en een gevoel van onafhankelijkheid.

Moeder en Kitty, van drieëneenhalf, gingen de lift van het flatgebouw binnen. Kitty reikte zo hoog als ze kon en drukte knop nummer vijf in. Een medepassagier lachte droogjes. ‘Dat wordt stoppen op alle verdiepingen!’ ‘Nee hoor, ze heeft de goede knop ingedrukt,’ zei moeder. ‘Echt?’ vroeg de man verbaasd. ‘Ja, ze weet het al best.’ Kitty straalde.

Hoewel Kitty nog zo klein is dat moeder met haar mee moet gaan als ze op de speelplaats van het flatgebouw wil spelen, leert moeder haar al zelfstandig te zijn door haar zoveel mogelijk zelf te laten doen. Kitty is er erg trots op dat ze groot genoeg is om de goede knop in te drukken. Ze weet dat ze zelf tot iets in staat is. En wat is het opwindend dat ze zelf de lift kan bedienen!

Vanaf hun prilste jeugd laten kinderen al merken dat ze de dingen zelf willen doen. De baby grijpt naar de lepel omdat hij wil proberen zelf te eten. Maar al te vaak weerhouden we hem van deze eerste pogingen omdat we geen rommel willen hebben, maar tegelijkertijd ontmoedigen we hem daarmee en geven we hem een verkeerd beeld van zichzelf. Wat jammer! Het is veel gemakkelijker de baby te verschonen dan hem weer moed in te spreken. Zodra een kind laat merken dat hij zelf iets wil doen, moeten we daarvan profiteren en hem zoveel mogelijk zijn gang laten gaan. En zo zijn er veel meer gelegenheden waarbij een kind zichzelf en anderen kan helpen dan we gewoonlijk aannemen. Hij heeft soms hulp, toezicht, bemoediging en training nodig. Daar moeten we ook voor zorgen. Maar we hebben niet het recht alles voor hem te doen en we mogen hem niet afremmen als hij graag een nuttige bijdrage wil leveren.

Kleine kinderen hebben een grote aantrekkingskracht voor ons. Onze eerste impuls is altijd om toe te schieten en ze te helpen als we zien dat ze moeite hebben iets voor elkaar te krijgen. Maar we moeten oppassen voor die eerste impuls. Zonder ons te realiseren wat er aan de hand is, komen we zo vaak in de verleiding onze kinderen maar te blijven bijspringen, ook als het al lang niet meer nodig is, en alleen omdat we daar nu eenmaal aan gewend zijn. Kinderen vinden het fijn als er iets voor hen wordt gedaan. Het geeft hun een soort machtsgevoel als ze in staat blijken hulp in te roepen. Maar kinderen vinden het ook prettig zelf iets te doen als ze de gelegenheid krijgen van dienst te zijn. Naarmate het kind groter wordt is hij geneigd meer voor zichzelf en anderen te doen. Deze neiging kan echter worden onderdrukt doordat de ouders hem te veel willen beschermen of zelf alles voor hem willen doen. In zo’n geval wordt het kind ontmoedigd en ontdekt hij al gauw de positieve waarde van zijn zwakheid. Hij veronderstelt dan dat hij niet in staat is de dingen zelf te doen en dat wat hij doet ontoereikend is, en hij heeft weinig vertrouwen in zijn eigen kunnen. Dan troost hij zich ermee van anderen hulp te krijgen en wordt zijn toch al zwakke zelfvertrouwen ondermijnd. Oplettende ouders kunnen een dergelijke ontwikkeling voorkomen door zich aan de regel te houden waarmee dit hoofdstuk begint. Die regel klinkt nogal eenvoudig, maar in de praktijk wordt hij moeilijk als we graag snel de dingen willen afhandelen of gewend zijn alles zelf te doen. Soms merken we zelfs niet eens dat het kind iets al kan, of onderschatten we de vermogens van een kind. We hebben de neiging de vermogens van een kind te laag aan te slaan en zijn hulpeloosheid te vergroten. We moeten het subtiele verschil gaan voelen tussen te veel van het kind verwachten - iets waarmee we het kind onze wil opleggen - en op zijn bekwaamheid vertrouwen - wat een vorm van respect is.

Als onderdeel van een opdracht van de padvinderij moest Jopie een onderhoud hebben met een veearts. ‘Moeder, wilt u hem alstublieft voor me opbellen?’ ‘Waarom moet ik dat doen, liefje?’ ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen,’ antwoordde Jopie. ‘Wat wil je dan van hem weten?’ ‘Ik wil iets vragen over de gezondheidszorg bij paarden. Het is voor mijn opdracht.’ ‘Goed, zeg hem dat dan.’ ‘Maar ik weet niet hoe,’ riep Jopie wanhopig. ‘Ik geloof dat je dat wel zelf kunt bedenken.’ ‘Ach, moeder, belt u hem alstublieft voor me op,’ smeekte het meisje. ‘Maar ik hoef niets over de gezondheid bij paarden te weten, Joop. Het is niet mijn opdracht. Je moet het zelf doen. Probeer het maar.’ Jopie wendde zich teleurgesteld af en wilde niet opbellen. Moeder deed verder niets. Op de volgende bijeenkomst van de padvindstergroep vroeg Jopie’s leidster hoe het gesprek was verlopen. Ze gaf beschaamd toe dat ze niet had opgebeld. ‘Doe je het dan de volgende week, Jopie? Het is het enige dat je nog voor je opdracht moet doen.’ Die avond vroeg Jopie nogmaals aan moeder of ze voor haar wilde opbellen. Moeder weigerde weer. ‘Maar ik weet zijn telefoonnummer niet.’ Moeder gaf haar dochter met een vriendelijke glimlach de telefoongids aan. ‘Ga je gang maar, schat. Je kunt het best zelf.’ Jopie deed heel lang over het opzoeken van het nummer en nog langer bleef zij naar de telefoon staren. Toen ze al haar moed had vergaard en het nummer ging draaien, ging moeder de kamer uit. Even later kwam Jopie haar moeder met een stralend gezicht achterna. ‘Jeempie, hij was aardig, moeder! Hij heeft erg veel verteld. Nu kan ik mijn opdracht afmaken.’ Moeder toonde zich voldaan. ‘Ik ben echt blij dat je het zelf gedaan hebt.’ En ze drukte Jopie even tegen zich aan.

Moeder begreep heel goed dat Jopie het vervelend vond tegen een vreemde te moeten spreken, hem iets te moeten vragen en een volkomen nieuwe situatie onder ogen te moeten zien. Haar eerste impuls was om de weg voor Jopie te effenen. Maar ze besefte snel dat haar dochter volwassen moest worden en nam deze gelegenheid waar om Jopie zelf haar probleem te laten oplossen. Ze wist dat de stimulans die uitging van het idee de opdracht af te maken en daarna beëdigd te worden, Jopie ertoe zou brengen door te zetten. Ze vertrouwde er ook op dat Jopie het kon en ze vermeed druk op haar uit te oefenen. Door terug te treden gaf ze Jopie de gelegenheid haar woord te doen. Ze weigerde iets te doen wat haar dochter ook zelf kon doen. Het winstpunt was dat Jopie wat zelfstandiger was geworden en dat moeder voldaan was over het succes van haar aansporingen.

Dit was een netelige situatie waarin moeder erg verstandig moest optreden. Aan de ene kant moeten we erop letten dat we niet te veel verlangen, en aan de andere kant moeten we in staat zijn de bekwaamheid van het kind te onderkennen. Moeder ondersteunde Jopie’s moed door haar vaste overtuiging dat Jopie het kon. Toen het meisje ten slotte het nummer draaide, ging moeder de kamer uit, zodat ze zich niet geremd hoefde te voelen door de wetenschap dat moeder alles hoorde en ze vrij zou zijn op haar eigen houtje het gesprek te voeren.

Maar zeer weinig ouders zullen bewust de zelfstandigheid van hun kinderen tegenhouden. Daarom moeten we op de hoogte zijn van de gevaren die ontstaan als we de kinderen te veel in bescherming nemen. We moeten letten op alle gelegenheden die zich voordoen om het kind zelfstandigheid te leren.

Iedere moeder herinnert zich wel hoe geweldig het was toen haar kind zijn eerste stappen deed. Heel wat familiefoto’s of -films hebben die opwindende gebeurtenis vastgelegd. Er doen zich tijdens het leven van het kind talloze gelegenheden voor waarbij de ouders diezelfde warme trots kunnen voelen, als ze bewust de verschillende fasen in de ontwikkeling van het kind meebeleven. De verrichtingen die gepaard gaan met de eerste stappen die het kind alleen doet, moeten in alle fasen van de groei van het kind worden herhaald. Moeder treedt een paar stappen terug en steekt haar handen naar de baby uit - maar net zover van hem af dat zij buiten zijn bereik is. Daarmee moedigt ze het kind aan. Ze geeft hem de kans zonder haar hulp een stap te doen. Hij probeert het. Als hij erin slaagt moeder te bereiken, krijgt hij een kleur van triomf en is zij opgetogen over zijn prestaties. Zo is het op alle andere gebieden ook we moeten een stap achteruit doen, het kind de gelegenheid geven, hem niet helpen, maar hem bemoedigen.

Lees verder >>