De "Wegloopdag"

De zwarte ekster zat op de langste tak van haar lievelingsboom en keek in het rond.

'Kra,kra' zei de ekster in zichzelf? 'Wat een saaie dag. Niets of niemand te zien!'

Precies op dat moment zag ze iemand over de straat aan komen lopen.

'Dat is een heel klein iemand', dacht de ekster, 'Wie zou dat zijn?'

De kleine kwam dichterbij.

'Kra, kra! Kijk nou!', zei de ekster: 'Als dat niet de kleine das is. Wat doet hij nu nog hier buiten zo laat? En zo ver weg van huis?'

Het was inderdaad de kleine das. En hij was al heel ver weg van zijn huis. Op zijn schouder droeg hij een stok. Zijn zakdoek had hij als een zak samengebonden en aan de stok gehangen.

'Hallo kleine das', riep de ekster: 'Is het niet wat laat om nog onderweg te zijn?'

'Ja, dat is het zeker', zei de das. En hij klonk erg boos.

Wie de zwarte ekster kent, weet dat ze heel nieuwsgierig is en nu wilde ze wel weten wat er nu precies aan de hand was.

'Wat is er aan de hand, kleine das?', vroeg ze: 'Is er iets niet in orde?'

'Ik ben van huis weggelopen', zei de kleine das: 'Dat is er aan de hand!'

'Echt waar?', zei de ekster helemaal verrast: 'En mag ik misschien vragen waar je nu naar toe gaat?'

'Ik ga op zoek naar een ander gezin', zei de kleine das geërgerd: 'Ik ben het zat om altijd maar de jongste te zijn. Ik ga een gezin zoeken waar ik de oudste ben!'

'Ja, ja, ik begrijp het', zei de ekster, hoewel ze geen idee had waar de kleine das het over had.

De ekster hield nog meer van iets dan haar snavel in andermans zaken te steken, namelijk goede raad geven. En dus zei ze: 'Even verderop is een goede plek om te slapen. Het wordt al laat en je wilt morgenvroeg vast verder zoeken, of niet?'

De das bedankte de ekster en zocht een goed plaatsje uit om te gaan slapen.

De ekster zat op de langste tak van haar lievelingsboom en keek in het rond. Het duurde niet lang of daar zag ze alweer iemand aan komen lopen.

'Wie zou dat zijn?', dacht de ekster, 'Diegene is ook al niet zo groot.'

Het was de kleine haas.

'Hallo, kleine haas', riep de ekster vanuit haar lievelingsboom naar beneden. 'Wat doe jij in hemelsnaam nog zo laat op straat? en zo ver van huis?'

'Ik loop van huis weg', zei de haas: 'Dat doe ik!'

De ekster was zo verbaasd dat ze bijna van haar tak viel. 'Alweer iemand', dacht ze.

'Kijk eens aan`, zei ze luid: `Kan het zijn dat je op zoek bent naar een nieuw gezin?'

'Precies', zei de kleine haas en hij was behoorlijk opgewonden. 'Dat is nu precies wat ik ga doen'.

'Ik weet het', zei de ekster en vond zichzelf ongelofelijk slim. 'Je zoekt een nieuw gezin waar je de oudste kunt zijn, niet waar?'

'De oudste?' riep de kleine haas woedend, 'dat nooit! Dat weet ik zeker. Oh nee! Ik zoek een gezin waar ik de jongste kan zijn en waar ik het eens een keer gemakkelijk heb. Mijn moeder heeft nooit tijd voor mij.'

Arme ekster. Ze was een beetje in de war geraakt. Ze wees de haas een goede plek om te overnachten, ging weer in haar lievelingsboom zitten en dacht nog eens goed over alles na.

De ekster kwam echter niet ver met denken, want daar zag ze alweer iemand aan komen lopen. Ditmaal was het de kleine wasbeer.

'Hallo kleine wasbeer', riep de ekster: 'Waar ga jij naar toe op dit uur van de dag?'

'Ik weet niet waar ik heen ga', zei ze.

'Zeg, ben jij op zoek naar een gezin waar je de oudste of de jongste kunt zijn?'

'De oudste of de jongste, dat kan me niet schelen', zei de kleine wasbeer verdrietig: 'Ik wil in ieder geval niet de middelste zijn.'

Arme ekster. Ze was ondertussen zo in de war geraakt, dat ze niet meer wist wat ze moest denken. Misschien zou het haar helpen als ze de weglopers eens bij elkaar zou zien.

'Kom maar met me mee, kleine wasbeer' zei de ekster. 'Ik zal je een goede plek wijzen om te overnachten.'

De wasbeer volgde de ekster naar een open plek bij een beekje. Daar vonden ze de kleine das en de kleine haas.

'Ik heb een vriendje voor jullie meegebracht', zei de ekster: 'Zij is ook weggelopen.'

De ekster ging in een boom zitten in de buurt van de das.

'Zeg kleine das', zei ze: 'Vertelde je me niet dat je van huis bent weggelopen omdat je de jongste bent?'

'Ja, dat klopt', zei de das.

De kleine haas keek de das helemaal verbaasd aan.

'Dat is dom!', zei hij: 'Wat is dat voor iets onzinnigs om van huis weg te lopen omdat je de jongste bent? Waarom toch, dat is toch het beste wat je kan gebeuren?'

'Helemaal niet', meende de kleine das: 'Mijn grote broer heeft het veel beter. Ik mag niet met hem meespelen, omdat hij me nog te klein vindt. Nee hoor, de oudste zijn, dat is het beste.'

'Nou, ik ben anders de oudste', riep de kleine haas geërgerd uit: 'En ik weet zeker dat de jongste het het beste heeft. Ik moet alle klusjes in en om het huis doen. De jongste zit alleen maar bij moeder op schoot.'

'Kom, kom' riep de kleine das, 'jij bent toch degene, die met papa en mama mee mag gaan jagen, omdat jij de oudste bent, of niet soms?'

'Nou en?' zei de kleine haas, 'Mama doet toch het meeste moeite voor jou, omdat jij de kleinste bent?'

Toen nam de kleine wasbeer het woord. 'Wat zeuren jullie alle twee toch?', zei ze verdrietig: 'Het is toch geweldig om de oudste of de jongste te zijn? Als je de middelste bent, dan kun je helemaal niets doen! Je bent te groot om bij moeder op schoot te zitten en te klein om met papa mee op jacht te gaan.'

'Dat is niet waar', riep de haas uit: "Mijn middelste broer heeft het veel beter dan ik. Hij hoeft nooit eens mee te helpen. Maar ik moet altijd iets doen, omdat ik de oudste ben.'

'En mijn middelste zus heeft het ook veel beter dan ik', zei de das: 'Zij hoeft niet altijd maar thuis te blijven, zoals ik, omdat zij toevallig niet de jongste is. Dat is niet eerlijk.'

De ekster sprong voortdurend op haar tak heen en weer, zodat ze niets zou missen van wat er gezegd werd. Tenslotte bleef ze stil zitten en keek naar de dieren beneden haar. Toen zei ze langzaam: 'Blijkbaar heeft iedereen zijn eigen plaats in het gezin.'

De dieren lieten hun hoofd hangen. 'En', ging de ekster verder: `blijkbaar doet het er niet toe welke plaatsje hebt, als je er maar tevreden mee bent.'

De drie keken elkaar aan, maar niemand zei iets.

'Oké, slaap lekker allemaal!' zei de ekster en sprong naar de langste tak van haar lievelingsboom en verstopte haar verwarde kop onder haar vleugels, maar ze ging nog niet slapen. Eén oog, nog halfgeopend, hield ze op de straat gericht.

Al snel zag ze iemand op zijn tenen van de open plek bij de beek vandaan lopen. Het was de kleine das met zijn stok en zijn zak over zijn schouder. Maar waar ging hij naar toe?

Nee toch? `Volgens mij, zei de ekster tegen zichzelf, 'gaat die kleine das weer naar huis. Regelrecht naar huis om weer de jongste te zijn!'

Ondertussen werd het steeds donkerder. Desondanks zag de ekster een minuutje later weer iemand weglopen van de open plek. Het was de kleine haas. Hij keek om zich heen om er zeker van te zijn dat niemand hem zag. Hij rende meteen terug naar de straat, die naar huis leidde.

'Terug naar huis om weer de oudste te zijn!', grinnikte de ekster in zichzelf.

En toen, net voordat het helemaal donker was, ontdekte de ekster de kleine wasbeer, die eraan kwam geslopen. Hij keek zorgvuldig om zich heen en sloeg toen dezelfde weg in als vanwaar hij was gekomen. Terug naar huis om weer de middelste te zijn.

'Zo, zo', zei de ekster: 'Wat als een wegloopdag begonnen is, lijkt nu te eindigen in een terugkeerdag.

Wat is dat voor een wegloopdag?', vroeg de ekster aan de wereld, 'waarop de weglopers tenslotte besluiten om toch niet weg te lopen?'

De wegloopdag: download als pdf

Uit Lillian Moore, Humpty Dumpty's Magazine